Reddingsboeien voor de Nederlandse kunstensector

Door Jesse van Winden, op Fri Apr 17 2020 02:00:00 GMT+0000

De Nederlandse overheid stelt onbeperkt middelen beschikbaar om de impact van de covid 19-maatregelen te counteren. Maar wel met uitgangspunten en voorwaarden die de kunsten in zwaar weer brengen, en waarvan vooral zelfstandigen en freelancers de dupe zijn. Waarom weigert de regering de kunstensector hulp als er toch ‘tientallen miljarden’ beschikbaar zijn?

Op 13 maart kwam Nederland tot stilstand. In tegenstelling tot België mochten veel winkels openblijven maar mensen moesten wel thuis werken en alle culturele instellingen gingen op slot. Meteen werden er verschillende financiële en fiscale tegemoetkomingen ter beschikking gesteld (zie hier). Onbeperkt: alleen al de eerste maanden worden uitgaven van 10 tot 20 miljard verwacht. Maar de mate waarin de lockdown-light de kunsten zou schaden werd daarin niet erkend. Toch werd daags voordien al de motie-Jetten voor een steunpakket voor culturele sector met 127-150 stemmen aangenomen in de Tweede Kamer.

Deze motie – een opdracht aan de regering ‘om te werken aan een steunpakket voor de culturele sector om de gevolgen van deze crisis te kunnen dragen’ – benadrukte dat 60% van de werkenden in de culturele en creatieve sectoren zelfstandigen zijn.

Op 17 maart publiceerde de belangrijkste belangenorganisatie in de cultuursector, Kunsten 92, een brandbrief aan minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid van Engelshoven (D66). Hierin werd een analyse van de precieze situatie en consequenties in de kunstensector aangevuld met een overzicht van benodigde regelingen.

Kunstgerelateerde beroepsgroepen die in aanmerking komen voor Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS). Onder meer ‘Schrijvers en overige scheppende kunstenaars’ stralen in afwezigheid.

De tegemoetkomingen die het ministerie sindsdien heeft aangekondigd, sluiten geenszins aan bij die inzichten: Van Engelshoven kwam op 27 maart met een serie maatregelen waarbij vooral grotere organisaties en musea gebaat zijn. Indien er van de overheid vastgoed wordt gehuurd bijvoorbeeld, wordt deze opgeschort. Erg problematisch in een sector waar het huidige gebrek aan inkomsten nooit ingehaald kan worden. De individuele artiest krijgt nul op rekest.

Fair practice

Van Engelshoven probeert steeds met een menselijke, solidaire toon te spreken en schrijven, maar handelt er niet naar. De minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelde zelf vast dat de arbeidsmarkt in de culturele sector bijzonder ongezond is.

In haar visienota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021-2024 (2019) schreef ze: ‘Eerlijke beloning is voor mij een onbetwistbaar uitgangspunt.’ En dat na het advies van de Raad voor Cultuur, uitgebracht in opdracht van de minister, dat er al op aandrong ‘dat het beleid zich veel guller openstelt voor de brede waaier aan kunstenaars en creatieven die Nederland rijk is. Ook moet de overheid een actievere rol spelen in het bevorderen van de gezondheid van de culturele arbeidsmarkt.’

Van Engelshoven is sinds het begin van haar regeerperiode goed geïnformeerd over de economische mechanismen in de culturele sector: kunstenaars kennen een grote werklust, ongeacht de markt. Een overaanbod en een gebrek aan middelen leidt automatisch tot grote concurrentie en zwakke onderhandelingsposities, en zonder passende regelgeving en financiering vormen kunstenaars de sluitpost op de begroting van een instelling.

Fair Practice Code

Dankzij de minister werd vanaf 4 maart de Fair Practice Code verplicht. Dat is een geheel van richtlijnen waarmee werkrelaties in de kunsten eerlijker moeten worden, en bovenal: eerlijker vergoed. Maar dat kost de instellingen die door het rijk worden gesubsidieerd samen €20,1 miljoen per jaar extra.

Van Engelshoven weigerde om naar eigen bevindingen te handelen: in een driedubbel commissiedebat bevestigde ze de vrees dat ze voorlopig geen extra geld wil uittrekken. Met alle mogelijke gevolgen van dien. Als de sector zich aan de regels wil houden moet er ofwel onmogelijk veel geld uit private regionen komen, ofwel neemt de activiteit sterk af.

Als de sector zich aan de verplichte Fair Practice Code wil houden moet er ofwel onmogelijk veel geld uit private regionen komen, ofwel neemt de activiteit sterk af.

Bittere timing, daags voor de Covid-implosie van het culturele seizoen. Mirjam Moll, directeur van de Museumvereniging, verzocht de minister reeds om uitstel van invoering van de Fair Practice Code. Kunstenbond, de vakbond voor Nederlandse kunstenaars, signaleerde vervelend genoeg dat ‘werkenden op een unfaire manier aan de kant worden geschoven en het grootste deel van de crisisrekening betalen.’ Samen met de Creatieve Coalitie, een nieuw opgerichte gezamenlijke vuist van 36 beroepsverenigingen, hebben zij daarom het Meldpunt Unfair Practice heropend.

In respons op de motie-Jetten richtte de belangenvereniging Kunsten ’92 medio maart een ‘taskforce’ op, samen met de Creatieve Coalitie, Federatie Creatieve Industrie en Federatie Cultuur. Deze inventariseert middels adviesorganisatie Berenschot de specifieke maatregelen die de culturele en creatieve sectoren nu nodig hebben. Van Engelshoven erkent de taskforce als woordvoerder van de sector. De taskforce becijferde dat de kunstensector tot 1 juni bijna 1 miljard euro inkomsten misloopt.

De Nederlandse kunstensector loopt tot 1 juni bijna 1 miljard euro inkomsten mis.

Belangenbehartiger en kenniscentrum Platform Beeldende Kunst hield een enquête onder werkenden in de kunsten. Het publiceerde belangrijke overwegingen voor werkenden in de sector, waarvan de politiek zich nog te weinig bewust is: onvoorspelbare inkomsten, een gebrek aan fair practice, een zwakke rechtspositie van ZZP’ers zijn helaas heel gebruikelijk. Huur van woonruimte én studioruimte ook.

De negatieve effecten op de lange termijn zijn niet te onderschatten: ‘Houd in het steunpakket rekening met het feit dat de kunstsector een lange tijd stil komt te liggen en dat deze moeilijk weer op gang zal komen. Hierdoor zullen veel verborgen verliezen optreden op middellange en lange termijn. Zorg daarom voor tenminste zes maanden inkomenszekerheid voor kunstenaars, ontwerpers, critici en curatoren.’ Zo stipuleert Platform BK niet alleen verschillende cruciale pijnpunten, maar formuleert het ook aanbevelingen voor noodzakelijke hulp.

Op 14 april ging Van Engelshoven in gesprek met moderator Kim Coppes en Erik Akkermans, voorzitter van Platform ACCT van sociale partners in de culturele sector. De minister kwam niet veel verder dan beleefdheidsfrasen waarmee ze haar inleving onderstreept, en benadrukte dat ze bezig is met het uitdenken van een noodpakket. Verschillende onderdelen daarin zullen de (mede)bevoegdheid zijn van andere ministeries (Economische Zaken, Sociale Zaken & Werkgelegenheid, Financiën).

De minister doet vooralsnog geen aanpassingen aan de bestaande steun op maat van de kunsten, wat de hoop op een groot en rigoureus pakket versterkt. Het doel daarvan, stelt ze, zal het vitaal houden van de sector zijn, zodat die te zijner tijd zo snel mogelijk weer op gang kan komen. Wat dat concreet betekent, horen we hopelijk zeer binnenkort.

Krom neoliberalisme

Wat reële waarde en potentieel heeft en niet klakkeloos in cijfers te vatten is, mag van de Nederlandse regering liever geen geld kosten, en dat geldt niet alleen voor de huidige. Het dieptepunt was tot voor kort Halbe Zijlstra (VVD), die trots leek om zijn functie (van 2010 tot 2012) te interpreteren als staatssecretaris voor sanering van onderwijs, cultuur en wetenschap. Zijn slip of the tongue ‘Niemand is veilig’, waarmee hij in 2010 op de NOS zijn gedachten over de bezuinigingen in cultuur prijsgaf, echoot in deze crisistijd opnieuw door de sector. Juist na een periode waarin de culturele sector zich voorbeeldig heeft aangepast aan het imperatief van ondernemerschap, zien we daarvan de kwetsbaarheid. Minister van Engelshoven erkende dit uit eigen beweging zelf tegenover Coppes.

Juist na een periode waarin de culturele sector zich voorbeeldig heeft aangepast aan het imperatief van ondernemerschap, zien we daarvan de kwetsbaarheid.

VVD, de grootste regeringspartij, stemde samen met de rechts-populistische PVV en FvD op 1 april tegen de motie-Belhaj (D66) voor collectieve afspraken van ZZP’ers in culturele sector – afspraken waarmee zij, al dan niet middels sociale partners, voor hun positie kunnen opkomen en ook specifieke cao’s kunnen krijgen. Belangrijk, nu de Fair Practice Code in werking is getreden om hen economisch weerbaarder te maken.

De liberale VVD, die het toch graag voor ondernemerschap opneemt, gaat dus niet enkel gierig met de schatkist om, maar poogt ook de zelfstandige zwak te houden. Nochtans zijn freelance kunstenaars en hybride zelfstandigen die goed hun boontjes kunnen doppen juist een mooi voorbeeld van de ondernemende creatieve klassen die overheden nu moeten opnemen in hun reddingsoperatie. De motie-Belhaj werd desalniettemin met een meerderheid van de stemmen aangenomen, en zo is de baan vrij naar een arbeidsmarkt waarin ZZP’ers een gelijkwaardige onderhandelingspartner kunnen zijn.

Markt van bestaans(on)zekerheid

Maar ook buiten de culturele sector speelt er een krom neoliberalisme in de politiek. Voordat de tegemoetkomingen werden gepubliceerd, maakte de minister van Economische Zaken Eric Wiebes (VVD) zich op 15 maart op vreemde wijze hoogst impopulair. Hij ontzegde doodleuk enige steun aan zelfstandigen die negatieve gevolgen van de maatregelen ondervinden: ‘Het zal voor heel veel zzp’ers een teruggang in inkomsten betekenen. Daar hebben zij ook een beetje zelf voor gekozen. De zzp’ers hebben zelf gezegd dat ze geen vast dienstverband willen. Deze mensen hebben zelf bewust dat risico genomen.’

Het is nota bene de bewindvoerder van economie die dergelijke onjuiste informatie verspreidt: hoeveel mensen zijn er niet die graag werknemer zouden willen zijn, maar de baan alleen krijgen als interim of schijnzelfstandige? Wiebes werd snel teruggefloten, maar werkgevers blijven hun sociale bijdragen ontduiken omdat het wettelijk kader dat mogelijk maakt.

De regering ontkent liever dat kunstenaars niet kunnen bestaan als hun werk afhankelijk is van de markt.

De regering ontkent liever dat kunstenaars niet kunnen bestaan als hun werk afhankelijk is van de markt. Die moet op zijn minst gereguleerd worden, en in een veel interessanter scenario wordt de markt puur het speelveld van de professionele praktijk van de maker, en niet van diens bestaanszekerheid. Uit verschillende hoeken klinkt daarom de roep om een (tijdelijk) basisinkomen: Academie van Kunsten pleit voor een tijdelijk basisinkomen voor alle ZZP’ers, nieuwsplatform De Correspondent voor een universeel basisinkomen voor iedereen.

Dat is allicht een ambitieus streven. Nu de coronacrisis een uniek momentum schept voor voor verbeelding en maatschappelijke reflectie, lijken laagdrempelige ontwikkelingsbeurzen specifiek voor kunstenaars een slimme investering. Een andere belangrijke maatregel, die velen voor een economische marteling zou kunnen behoeden, is een flexibele toeslag voor huurders in bestaansonzekerheid, wanneer hun ateliereigenaars kunnen aantonen dat zij zonder de huur acuut in de problemen komen.

Met de uitbraak van Covid-19 is het nog duidelijker geworden dat de culturele sectoren in Europese landen te sterk afhankelijk zijn van onzekere werknemers. Levensonzekerheid ontstond niet als gevolg van de pandemie, maar was altijd aanwezig. Leven van interimcontract tot onderbegrote projectsubsidie, met een kleine onderwijsaanstelling als zekere bron van inkomsten: het zijn arbeidsbetrekkingen die gezamenlijk een veilige mate van sociale zekerheid zouden moeten garanderen. Juist in tijden van crisis. En laten crises nu net ideale gelegenheden zijn voor constructieve ontwikkelingen voor de toekomst.


Update

Minister Van Engelshoven kondigt steunpakket van €300 miljoen aan.

Het pakket is gericht op de gesubsieerde instellingen, van Basisinfrastructuur (Rijksmusea en andere grote instellingen) tot de cultuurfondsen. Zij moeten de middelen verdelen binnen het veld. Pas in derde instantie zullen individuele makers hiervan steun ondervinden: 'De regeling is gericht op instellingen/organisaties, die de opdrachtenstroom richting zzp’ers en andere instellingen weer op gang kunnen brengen', zo stelt Van Engelshoven in haar begeleidend schrijven. Opnieuw zijn het de 160.000 zelfstandigen in de sector die aan het kortste eind trekken. Hoe zij in de tegemoetkoming kunnen delen zien we de komende tijd. Hopelijk ook middels andere, directe wegen: de regering kan de regelingen TOZO en TOGS voor veel meer makers beschikbaar maken.