Recaptioning Congo: kritische blik op koloniale propagandafoto’s

Door Anouk Torbeyns, Baudouin Mena Sebu, op Wed Dec 07 2022 23:00:00 GMT+0000

De tentoonstelling Recaptioning Congo in het Fotomuseum in Antwerpen kijkt met een kritische blik naar fotografie tijdens de koloniale periode van Belgisch-Congo. ‘Gruwelbeelden uit koloniale tijd tonen blijft een moeilijke evenwichtsoefening’, zegt kunsthistorica en curator van de expo Sandrine Colard.

Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. Maar wát het precies zegt, hangt af van de blik waarmee je het aanschouwt. Dat toont de tentoonstelling Recaptioning Congo die nog tot 15 januari in het Antwerpse Fotomuseum (FOMU) loopt. De Belgisch-Congolese kunsthistorica en curator Sandrine Colard voerde in het kader van haar doctoraat aan Columbia University meer dan tien jaar onderzoek naar de geschiedenis van fotografie in Congo.

Nadat ze in 2021 de tentoonstelling Congoville in het Middelheimmuseum in Antwerpen cureerde, strijkt Colard, die Afrikaanse kunstgeschiedenis doceert aan de Rutgers University in Newark, New Jersey, met Recaptioning Congo opnieuw neer in de havenstad. In 2019 organiseerde ze al een eerste versie van de tentoonstelling voor de Biënnale in Lubumbashi. Colard liet de stadsbewoners koloniale propagandafoto’s bekijken en becommentariëren. Hun reflecties gebruikte ze als letterlijke kanttekening bij de originele propaganda-onderschriften van de foto’s. Op die manier bekritiseert Recaptioning Congo een postkoloniaal discours dat quasi uitsluitend vanuit het Westen wordt gedomineerd. Drie jaar na de Biënnale in Lubumbashi toont Colard de tentoonstelling nu in het FOMU. Zo illustreert ze hoe de fotografie tijdens het koloniale bewind tussen 1885 en 1960 dienst deed als propagandistisch instrument en dus bijdraagt aan de Belgisch-Congolese geschiedenis.

Het tijdschrift L’Ilustration Congolaise projecteerde een Belgische levensstijl op de kolonie in de hoop nieuwe kolonisten naar Congo te lokken.

In het FOMU krijg je uiteenlopende foto’s te zien: gaande van kolonialen die pronken met gigantische ivorenslagtanden op een tijdschrift tot het rebelse nachtelijke leven in Kinshasa. De beelden komen voornamelijk uit koloniale tijdschriften en persoonlijke fotoalbums. Goed vertegenwoordigd is het tijdschrift L’Ilustration Congolaise, dat voor het eerst werd gepubliceerd in 1924 en een wit doelpubliek voor ogen had; vaak projecteerde het een Belgische levensstijl op de kolonie in de hoop nieuwe kolonisten naar Congo te lokken. Zo zie je in de expo zondagse kerkvieringen of een schooluitstapje van witte kinderen naar Kalemie, het toenmalige Albertville. Andere beelden tonen Europeanen die met auto’s rijden of de Sint verwelkomen. Colard plaatst deze propagandafoto’s naast een reeks portretten genomen door (zwarte) autonome fotografen.

Het publiek leert het werk kennen van Jean Depara (1928-1997), een Angolese fotograaf die in 1951 een fotostudio oprichtte en de jongerencultuur van Kinshasa in beeld bracht. Je ziet Congolese bodybuilders ongegeneerd hun spieren opspannen of muzikanten die speels voor de camera poseren. Ze staan in schril contrast met de beelden van Joseph Makula (1929-2006), een Congolese fotograaf die werkte voor het koloniaal bestuur. Hij maakte propagandafoto’s voor het blad Nos Images. In zijn werken worden Congolezen afgebeeld als nette en gedisciplineerde dragers van christelijke waarden, kortweg: de ‘geciviliseerde’ zwarte. Makula legt daarmee de focus op de Congolese middenklasse zoals het koloniaal bestuur zich die graag inbeeldde. Depara daarentegen, een tijdgenoot van Makula, creëerde een totaal andere beeldvorming. Hij wilde Congolezen tonen die feestvieren en zelfbewust hun lichamen tonen aan de buitenwereld.

Jean Depara, Een knappe inwoonster van Kinshasa met een riem rond haar tulpenjurk, voor de Afro Negro Club, orkest City-Five, 1960 © Estate DEPARA, courtesy of Magnin-A Gallery

Ambigue positie

Naast Makula en Depara vallen nog andere Afrikaanse fotografen op in de expositie: Herzekiah Andrew Shanu (1858-1905) en Gerardo Samuel (1858-1913). In de beginjaren van de kolonisatie speelden de twee Nigerianen een belangrijke rol in de verspreiding van koloniale propagandafoto’s. Zowel Shanu als Samuel begonnen hun carrière als leerkracht voor koloniale scholen en werden al redelijk snel gepromoveerd tot administratief medewerker. Later zouden ze een carrièreswitch maken en zich lanceren in de fotografie, onder meer als fotografen van de eerste koloniale nederzetting in Boma. Hun werk viel in goede smaak bij het koloniaal bestuur, dat het nadien gebruikte als propagandamateriaal.

De modellen van Gerardo Samuel kijken met fierheid in de camera en illustreren de diversiteit onder de Congolezen.

Recaptioning Congo bespreekt die ambigue positie waarin Shanu en Samuel zich bevonden. Ze hielpen wel mee aan de verspreiding van de koloniale ideologie, maar gebruikten hun privileges evenzeer om Congolezen op een humane manier te fotograferen. Zeker de fotoreeks van Samuel beklijft. Zijn modellen kijken met een zekere fierheid in de camera en illustreren de diversiteit onder de Congolezen. Aan de hand van hun haar, klederdracht en vele sieraden kun je zien dat ze zich hebben opgemaakt voor deze foto’s. Die zijn echter geen representatie van de Congolese meerderheid. Wegens gebrek aan beeldmateriaal uit die tijd, toont Colard voornamelijk Congolezen die nauwe banden hadden met het koloniaal bestuur. De meeste geportretteerden waren soldaten van de Force Public of Congolezen die in dienst waren van de kolonisten, die alleen of samen met hun familieleden poseerden.

S. Samuel, Zonder titel, s.a. Collection RMCA Tervuren

Hedendaagse bijschriften

De foto’s staan ook in schril contrast met die in tijdschriften zoals L’Illustration Congolaise. Daar werden Congolezen vaak etnografisch afgebeeld met bijhorende kanttekeningen als: de zwarte houdt ervan om gefotografeerd te worden. Sandrine Colard staat stil bij deze kanttekeningen en geeft het woord (terug) aan de Congolezen. Die geven niet alleen hun visie op deze racistische beeldvorming, maar reflecteren ook over nieuwe, creatieve, hedendaagse of literaire captions.

‘Beelden van black suffering geraakten genormaliseerd. Er is minder schroom om ze kwistig te verspreiden.’

‘In de eerste plaats wilde ik de gekende bijschriften van foto’s uit de koloniale tijd deconstrueren’, legt Colard uit. ‘Die zijn niet neutraal, maar onderdeel van de propaganda die destijds werd gevoerd. Die bijschriften blijven tot op vandaag circuleren, waardoor er een vertekend beeld van die koloniale tijd blijft bestaan. Vervolgens wilde ik de Congolezen via die onderschriften hun eigen geschiedenis laten (her)schrijven. Door hen te laten reflecteren over de foto’s, krijg je dus ook de blik van Congolezen te zien.’

Eén van de reflecties die ons bijbleef, is die van John Isingi, een docent aan de Universiteit van Lubumbashi. Hij reflecteerde over een koloniale foto genomen tijdens Expo 58. Je ziet er hoe Congolezen hulde brengen aan het standbeeld van Leopold II. Isingi voegde een bijschrift toe: De kolonisatie was niet alleen fysiek, maar ook en vooral mentaal.

L'Illustration congolaise: journal bi-mensuel de propagande colonial, n°149, 1934 Collection Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, alle rechten voorbehouden

Geweld wordt dan ook uitvoerig besproken in de expo, maar beperkt zich voornamelijk tot het tijdperk onder Leopolds schrikbewind (1985-1908). Het onderwerp krijgt zelfs een apart zaaltje toegewezen, met aan de ingang een geel waarschuwingsbord: Foto’s van de ‘Congolese gruweldaden’. Daarop lees je hoe een internationale NGO, Congo Reform Association (1904-1913), de foto’s gebruikte om Leopold II onder druk te zetten. Pas achter het gordijn zie je de beelden zelf. Je komt letterlijk en figuurlijk in een donkere kamer met sommige van de meest choquerende beelden in de geschiedenis van de mensheid. Scherpe beelden van volwassenen en kinderen die verminkt worden. Als bezoeker voel je het gewicht van de zware geschiedenis op je schouders zakken.

‘Met de aparte kamer laat ik de keuze aan de bezoeker om de foto’s al dan niet te bekijken’, zegt Colard. ‘Zonder deze gruweldaden is het onmogelijk om de volledige omvang en alle nuances van het koloniale tijdperk in Congo te begrijpen. Maar ik wil dat wie beslist om binnen te gaan zich bewust is van zijn positie. Wees bewust dat zulke beelden, van black suffering, zijn uitgegroeid tot een stereotype. Ze geven aan hoe gruwelijk het koloniaal beleid was voor de Congolezen, maar de verbeelding van black suffering geraakte ook genormaliseerd. Er is vandaag minder schroom om zulke beelden kwistig te verspreiden.’

Is het echt onmogelijk om te leren over de gruwel van de kolonisatie zonder beelden ervan te zien?

Een treffend voorbeeld is de moord op de zwarte George Floyd door een witte politieagent in 2020, zegt Colard. ‘De zeer expliciete video waarin de agent op Floyds nek zit, ging razendsnel de wereld rond. Om het politiegeweld in de Verenigde Staten aan te klagen, akkoord. Maar media bleven die beelden wel wekenlang in elk nieuwsitem over het onderwerp gebruiken. Dat zouden ze nooit doen als een niet-zwarte persoon op straat zou sterven onder het oog van verschillende camera’s.’

Toch stappen we met een gemengd gevoel de ‘gruwelkamer’ in het FOMU buiten. Is het echt onmogelijk om te leren over de gruwel van de kolonisatie zonder deze beelden te zien? Om de ernst en het bestaan van kindermisbruik te kennen, krijg je ook geen beelden van seksueel misbruik voorgeschoteld.

H.A. Shanu, Zonder titel, 1893 Collection RMCA Tervuren

‘Als je foto’s van koloniale gruweldaden verbergt, maak je sommige bezoekers weer te nieuwsgierig’, pareert Sandrine Colard. ‘Zij zullen die dan misschien opzoeken op het internet en ze te zien krijgen in een verkeerde context. Op een expo krijg je een bepaalde omkadering. Het tonen van gewelddadige beelden blijft wel een moeilijke evenwichtsoefening, ik hoop dat ik hiermee het debat erover kan aanwakkeren.’

Restitutie

Een ander actueel debat is de restitutie van Congolese objecten. Is de claim tot restitutie ook van toepassing op zoiets als fotografie? ‘In letterlijke zin kun je bij fotografie moeilijker over teruggave spreken’, legt Colard uit. ‘Foto’s zijn makkelijk te reproduceren als je de negatieven hebt. Het is dus niet zozeer een kwestie om de originele foto’s terug te brengen naar Congo. Bovendien is vaak niet geweten wat nu de originele herkomst van een foto is, net omdat het zo makkelijk is om foto’s opnieuw te ontwikkelen. Je kan restitutie hier wel zien als het teruggeven van de macht over het narratief. Wat wordt er met deze foto’s verteld, welke blik scheppen ze op de geschiedenis? Wie heeft de macht om ze te maken en verspreiden, ze tentoon te stellen en met welke onderschriften en contextualisering? Restitutie gaat dan meer over het zichtbaar maken van het werk van Afrikaanse fotografen.’

‘Dit is maar het begin van een lang proces dat we als samenleving moeten doorlopen.’

Wat wel onbelicht blijft in Recaptioning Congo, is het heden. De periode die de expo beslaat eindigt in 1960, terwijl de manier waarop westerlingen vandaag naar Congo of Afrika kijken nog altijd sporen van kolonialisme bevat. ‘Je moet nu eenmaal keuzes maken’, zegt Colard tot slot. ‘Ik wil de bezoeker niet overrompelen met informatie. Heel wat mensen zijn nog maar net klaar om de koloniale geschiedenis onder ogen te zien. Een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking denkt nog nostalgisch dat de kolonie een beschavingsproject met een nobel doel was. Dit is maar het begin van een lang proces dat we als samenleving moeten doorlopen. Onderschat dus niet wat voor krachtig propagandamiddel fotografie was in koloniale tijden. Zolang we de ware toedracht van het kolonialisme verbloemen of censureren, zullen we onderworpen blijven aan propaganda.’

William H. Sheppard, William H. en zijn familie, ca. 1900 Collection Presbyterian Historical Society