Programmatorenpraktijken #4: Overproductie

Door Michiel Vandevelde, op Fri Apr 25 2025 06:14:00 GMT+0000

Er wordt veel kunst gemaakt. Zeker in België, met zijn internationaal geroemde kunstscene. Een weelde, zou je denken. Toch zuchten en kreunen veel programmatoren. Kunstenaars zouden té veel produceren en te weinig oog hebben voor het evenwicht op de kunstmarkt. Maar die verwijten duiden vooral op een fundamenteel onbegrip van wat een kunstenaarspraktijk inhoudt, stelt choreograaf en programmator Michiel Vandevelde.

Overproductie dus. Programmatoren die de wanhoop nabij zijn doordat ze door de bomen het bos niet meer zien. Mailboxen die uitpuilen door de vele voorstellen. Competitieve kunstenaars die allemaal tegelijk aandringen. Ja, het aanbod is groot. Maar is dat per se een probleem?

Kunstenaars creëren. Daarbij volgt elke kunstenaar een eigen ritme. Sommigen maken één werk om de drie jaar, anderen brengen drie producties per jaar uit. Los van dat kwantitatieve verschil is elke voorstelling, elke publieke deling slechts een stap of tijdelijk moment in een proces: binnen hun praktijk ontwikkelen kunstenaars een eigen signatuur over vele jaren heen en dwars door verschillende creaties. Als publiek zie je kunstenaars soms grote sprongen maken, soms lijken ze ‘ter plaatse te trappelen’. Ook dat hoort bij een gezond proces: momenten zonder duidelijke evolutie, vernieuwing of artistieke ontdekking. Dat hoeft immers niet altijd. Het verdiepen van je praktijk betekent net dat je bepaalde elementen van je schriftuur verder onderzoekt.

Ja, het aanbod is groot. Maar is dat per se een probleem?

Je kan spreken van overproductie of overaanbod bij ambachtelijk werk. Dat is per definitie geen artistiek werk, omdat het steunt op de jarenlange herhaling van dezelfde procedés, vaak overgeleverd van generatie op generatie, met als doel een hoogkwalitatief en consistent eindproduct af te leveren. De Russisch-Amerikaanse choreograaf George Balanchine noemde zichzelf een ‘gedisciplineerd ambachtsman’. Die eerlijkheid is verfrissend. Balanchine stond bekend als een uiterst productieve maker: hij creëerde maar liefst 465 choreografieën. Over zijn beroemde ballet Agon zei hij het volgende: ‘Just as a cabinetmaker must select his woods for the particular job at hand … so a ballet carpenter must find dominant quality of gesture, a strain or palette of consistent movement, an active scale of flowing patterns which reveals to the eye what Stravinsky tells the sensitized ear.’ Wordt een kunstenaar routineus, dan zou je kunnen zeggen dat die in feite een ambachtspersoon is geworden. Maar dat is natuurlijk vooral woordpolitiek.

Laten we dus terugkeren naar de kunstenaarspraktijk. Welke rol kunnen kunstenaars dan wél spelen in relatie tot het creëren of vermijden van een (over)aanbod? Ik zie mogelijkheden in het diversifiëren van de kunstuitingen. Bij theater en dans bijvoorbeeld is de conventionele vorm een frontale voorstelling. Daar is historisch een grote markt voor ontstaan en veel kunstenaars, zeker aan het begin van hun carrière, richten zich daarop. Maar er zijn ook mogelijkheden buiten dat traditionele kader. Waar zitten de gaten, de openingen? Door hun werk op een andere manier met een publiek te delen, kunnen kunstenaars misschien meer creativiteit en eigenheid tonen.

Door kunstenaars simpelweg te verwijten dat ze te veel werk maken, ontlopen programmatoren hun eigen verantwoordelijkheid.

Zelf deed ik veel nieuwe inzichten op toen ik Infinite Dances initieerde, een dansritueel dat maandelijks wordt uitgevoerd op een publiek plein door een groep Leuvense bewoners. Onlangs startte ik ook met een gelijkaardig initiatief in Brugge, Transitional Dance. Beide rituelen zijn ontstaan vanuit klassieke frontale dansvoorstellingen, respectievelijk Dances of Death (2020) en Le Sacre du Printemps (2023). Omdat die werken eerder niche zijn, is hun bereik beperkt. Ik vond het jammer dat het dansmateriaal slechts een kortstondig bestaan kende. Dus stelde ik mezelf de vraag: kan het voortleven in een andere vorm? De dansrituelen zijn daar een mogelijk antwoord op.

Een kunstenaarspraktijk onderscheidt zich door alle aspecten van de kunstcreatie (vorm, presentatiemogelijkheden, communicatie enz.) ter discussie te stellen. Daar ligt ook de verantwoordelijkheid van de kunstenaar. De verantwoordelijkheid van een programmator ligt dan weer in het maken van keuzes. Dat is soms moeilijk, maar kunstenaars simpelweg verwijten dat ze te veel maken, is een manier om de eigen verantwoordelijkheid − en de kern van de functie − te ontlopen. Want moet elke kunstenaar ook werkelijk gepresenteerd worden? Die beoordeling is precies het werk van een programmator.