Programmatorenpraktijken #2: Zorgzaamheid
Door Michiel Vandevelde, op Fri Feb 28 2025 08:00:00 GMT+0000De kunstensector kampt met schandalen rond machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag. Dat gedrag zal steeds opnieuw de kop opsteken zolang de voorwaarden voor een grensoverschrijdend systeem blijven bestaan, schrijft choreograaf en curator Michiel Vandevelde. In een sector die zachte waarden promoot maar wordt voortgestuwd door bikkelharde competitie, zijn machtsverhoudingen – zoals die tussen artiest en programmator of artiest en productiemanager – potentieel problematisch. Na een traject rond fair practices is het tijd dat de kunstensector werk maakt van care practices.
De kunstensector kwam de laatste tijd vaak in opspraak vanwege grensoverschrijdend gedrag, gaande van seksueel wangedrag tot toxisch leiderschap, pestgedrag en intimidatie. Dat zou kenmerkend zijn voor een oudere generatie, wier normen en waarden niet stroken met de gevoeligheden van vandaag. Mij lijkt een dergelijke conclusie voorbarig. Ook bij een jongere generatie komt grensoverschrijdend gedrag voor. Ter vergoelijking wordt er dan niet alleen gewezen op het ‘uitzonderlijke’ karakter van het artistieke werk – een argument dat ook gebruikt wordt om oudere kunstenaars te verdedigen –, maar ook op de onervarenheid van de persoon.
De verhalen die naar buiten komen, zijn vaak extreem; het gaat om macro-agressies die eenvoudig te duiden zijn voor een breder publiek. Ondertussen blijven de micro-agressies echter onder de radar – subtiele vormen van ondermijnend gedrag waaraan ikzelf, en vermoedelijk vrijwel iedereen binnen de sector, in zekere mate deelneemt. Vaker dan te spreken, verkiezen medewerkers in de kunstensector om te zwijgen.
Het gaat om handelingen en uitspraken die anderen kwetsen. De ene keer doe je het zonder dat je het doorhebt. De andere keer doe je het min of meer bewust, omdat het ‘nu eenmaal zo gaat’ in de praktijk. Maar evengoed schaad je anderen bewust om een boodschap over te brengen of te provoceren.
Het intrigeert me hoe de kunstensector zich zachte waarden toedicht, terwijl die ingebed zijn in een systeem dat op harde competitie gebaseerd is.
Een kunstenaarstraject is er een van veel teleurstellingen. Als beginnend kunstenaar kan dat erg ingrijpend zijn. De persoonlijke mails die je naar programmatoren stuurt en waarop je nooit een antwoord krijgt; de belofte om af te spreken om vervolgens niets meer te horen; de belofte om ondersteund of gepresenteerd te worden om daarna niets meer te horen. De belofte om te komen kijken om vervolgens niet te komen opdagen. De ongemakkelijke gesprekken. Micro-agressies maken je met de tijd harder, maar echt wennen doen ze nooit. Het lijken faits divers, maar de impact is groot. Het resultaat? Zowel opkomende als gevestigde kunstenaars kampen vaak met een laag zelfbeeld, terwijl stress en angst torenhoog blijven. Het leidt tot een vicieuze cirkel van micro-agressies, waarbij onzekerheid wordt gecompenseerd met arrogantie, afstandelijkheid of jaloezie.
Het intrigeert me hoe de kunstensector zich zachte waarden toedicht, terwijl die ingebed zijn in een systeem dat op harde competitie gebaseerd is. Veel kunstinstellingen programmeren projecten rond zorg: festivals over (mentale) gezondheid, zoals Women and Children First in VIERNULVIER en You Can Do It in DE SINGEL, dat ik zelf mee vormgaf; rond ziekte, zoals Get Well Soon in de Beursschouwburg; workshops over ‘de politiek van zorg’ op Kunstenfestivaldesarts; of een volledige artistieke lijn rond het thema, zoals ‘#kunstenzorg’ bij NTGent.
Langs die programmatorische lijnen willen kunstinstellingen het thema ‘zorg’ verdiepen door artistieke ervaringen (voorstellingen, installaties, gesprekken) of lezingen en debatten. Maar soms voelt het vooral erg performatief aan als je bedenkt dat er voor het aantal kunstenaars van wie het werk geprogrammeerd geraakte, er een veelvoud van hen werd afgewezen. De kunstensector opereert niet buiten het marktdenken en dat hoeft ook niet absoluut een probleem te zijn. Het wordt echter problematisch als kunstorganisaties institutionele claims maken die haaks staan op het marktsysteem, maar datzelfde systeem in de praktijk gedwee volgen en accepteren.
Technieker, productiemedewerker, kunstenaar, programmator, zakelijk manager, communicatiemedewerker: elke functie brengt een mogelijkheid tot machtsuitoefening met zich mee.
Enkele jaren geleden werd een denkoefening georganiseerd onder leiding van overleg Kunstenorganisaties (oKo) over fair practices. Dat resulteerde in het initiatief Juist is juist. Daarbij werd vooral aandacht besteed aan de economische precariteit van het kunstenaarschap. Misschien is het tijd voor een nieuwe denkoefening, of beter, een gesprek binnen het kunstenveld: over care practices. Een gesprek dat niet zozeer juridisch-technisch van aard is, maar net inzoomt op alles wat daarbuiten valt. Misschien hebben programmatoren niet door hoe demotiverend het is om nooit antwoord te krijgen op een gerichte mail. Of hoe het voelt om als kunstenaar met je voorstelling overal op de leur te gaan en ze dan toch niet ‘verkocht’ te krijgen.
Die denkoefening hoeft zich trouwens niet alleen te richten op de werkwijze van programmatoren. Er valt ook veel te zeggen over hoe kunstenaars omgaan met medewerkers binnen kunstinstellingen. Technieker, productiemedewerker, kunstenaar, programmator, zakelijk manager, communicatiemedewerker: elke functie brengt een mogelijkheid tot machtsuitoefening met zich mee.
Eerder dan nog meer programma’s te programmeren of cureren over ‘zorg’, lijkt het me goed om af en toe gericht aan introspectie te doen.
Toen ik, bijvoorbeeld, als productiemedewerker voor een residentieprogramma werkte, deelden sommige kunstenaars hun eisen in zeer onvriendelijke formuleringen mee – totdat ze ontdekten dat ik ook een festival programmeerde. Ik zag ook hoe sommige kunstenaars de productiemedewerkers van DE SINGEL het leven lastig maakten; maar wanneer ik hen vanuit mijn rol als programmator vroeg hoe het proces was verlopen, beweerden ze plots dat alles perfect was gegaan. Evenzeer heb ik ongeïnteresseerde techniekers gezien die hun misprijzen te pas en te onpas lieten blijken. Of productiemedewerkers die hun rol vernauwden tot het strikt naleven van de regels, waardoor ze niet alleen het werk van anderen minder aangenaam maken, maar ook minder efficiënt.
Het kan zinvol zijn om elkaars werk en context beter te begrijpen. Ik merk altijd het verschil als een programmator kunstenaar is (geweest), of ooit als productiemedewerker nauw heeft samengewerkt met een kunstenaar, of als een kunstenaar ook werkt als productiemanager.
Eerder dan nog meer programma’s te programmeren of cureren over ‘zorg’, lijkt het me goed om af en toe gericht aan introspectie te doen. Wat is de samenhang tussen het discours voor en achter de schermen? De vraag is of mensen in het kunstenveld bereid zijn tot zelfreflectie. Durven we kritiek te geven op elkaar, en er ook mee aan de slag te gaan, indien die kritiek gerechtvaardigd is? Om de impact van elkaars (on)bewuste werkwijzen beter te begrijpen, is het tijd om te werken aan praktijken die niet alleen zorg performen, maar ook werkelijk zorgzaam zijn.