Plaatsen van Trots en Treurnis: verhalen van gehandicapt verzet

Door Eline Pollaert, op Tue Aug 17 2021 22:00:00 GMT+0000

Over handicap wordt niet vaak gedacht in termen van cultuur, identiteit en geschiedenis. Het narratief blijft steken in een medisch kader, in fascinatie of in medelijden. Het Nederlandse Kreukelcollectief wil dit eenzijdige perspectief doorbreken. De grotendeels virtuele expo Plaatsen van Trots en Treurnis (2021) toont een rijkdom aan gehandicapt verzet. En vooral: de ervaringsdeskundige blik staat centraal.

Precies 40 jaar geleden riepen de Verenigde Naties The International Year of Disabled Persons uit. Een van de doelen was om tot een actieplan te komen, gericht op gelijke kansen en de integratie van gehandicapte personen in de samenleving. De vieringen maakten tegelijkertijd veel gehandicapt verzet los, omdat sommigen ze als paternalistisch ervaarden. De geschiedenis van de gehandicaptenbeweging gaat echter verder terug dan het internationale jaar. In de Verenigde Staten startte in de jaren 1960 de disability rights movement, direct geïnspireerd (en soms zelfs gefaciliteerd) door de women’s rights movement en de civil rights movement. De Oscar-genomineerde Netflix-film Crip Camp toont een prachtig tijdsbeeld van de Amerikaanse disability rights movement.

De nadruk ligt vaak op Engelstalige geschiedenissen van disability activism, terwijl er zoveel gebeurd is in de Nederlandse context.

In Nederland ontpopte de gehandicaptenbeweging zich vanaf de jaren 1970. Een belangrijke mijlpaal was de publicatie van het boek Trots en treurnis. Gehandicapt in Nederland (1996) van Agnes van Wijnen en Yolan Koster-Dreese. Het was een voor Nederlandse begrippen revolutionair boek: het bood een sociaal in plaats van een medisch perspectief op handicap en was grotendeels geschreven door chronisch zieke en gehandicapte auteurs. Het boek ademde de geest van de mondiale gehandicaptenbeweging en legde dwarsverbanden met andere sociale bewegingen. Tegelijkertijd was het toegespitst op de Nederlandse situatie en bevatte het aanzetten voor een heuse ‘kreukelfilosofie’. Volgens deze filosofie, zoals onder meer de in 2006 opgerichte Stichting Kreukelzone die verwoordde, bevindt iedereen zich wel eens in de ‘kreukelzone’ met geestelijke en/of fysieke klachten. Gehandicapte mensen bij uitstek kennen deze marge op hun duimpje en beschikken over de ervaring en kennis die nodig zijn om door kreukelzones te navigeren.

De afgelopen jaren is de gehandicaptenbeweging aan een nieuwe opmars begonnen, niet alleen in activistische kringen maar ook in de bredere samenleving. Wie de hedendaagse discussies over handicap in Nederland volgt, moet vaststellen dat het boek Trots en treurnis na 25 jaar nog steeds actueel en noodzakelijk is. Een medisch perspectief staat nog altijd centraal, zeggenschap van gehandicapte mensen is niet vanzelfsprekend en kreukelfilosofische inzichten worden over het hoofd gezien. Ook ligt de nadruk vaak op Engelstalige geschiedenissen van disability activism, terwijl er zoveel gebeurd is in de Nederlandse context. Maar hoe brengen we dan de verhalen en inzichten uit de historische gehandicaptenbeweging naar onze huidige tijd en het hedendaagseactivisme? Die vraag verenigde het Kreukelcollectief, een samenwerking van ervaringsdeskundige (publieks-)historici, filmmakers en activisten. Zij bundelden hun krachten om een antwoord te formuleren op deze vraag in de tentoonstelling Plaatsen van Trots en Treurnis, die naar verwachting in de loop van 2021 wordt gepresenteerd.

Dekoloniaal en intersectioneel perspectief

Het Kreukelcollectief stuitte al snel op een eerste obstakel: de geschiedenis van de gehandicaptenbeweging is nauwelijks gedocumenteerd. Althans, niet in formele archieven en collecties. Omdat de waarde van gehandicapte geschiedenis, identiteit en cultuur lange tijd niet is erkend, is deze nooit systematisch vastgelegd. Veel bronnenmateriaal ligt om die reden bij activisten en grensverleggers thuis opgeslagen. Daar raakt het in de vergetelheid of gaat het verloren bij verhuizing of overlijden. Deze mensen zijn letterlijk levende geschiedenis, maar de tijd dringt en in sommige gevallen is het zelfs al te laat. De urgentie om hun verhalen vast te leggen is dus groot.

In de expo staat het credo van de mondiale gehandicapten-beweging centraal: ‘Niets over ons zonder ons’.

De volgende uitdaging was de afbakening van de tentoonstelling. Als we het hebben over de gehandicaptenbeweging, wat verstaan we dan onder ‘handicap’ en ‘activisme’? Aan de expo ligt het sociale model van handicap ten grondslag. Volgens dit model worden mensen voornamelijk beperkt door de drempels die de samenleving voor hen opwerpt. Rolstoelgebruikers die vaststellen dat een gebouw enkel toegankelijk is via een trap, chronisch zieke mensen die geweigerd worden door de arbeidsmarkt met haar normatieve 40-urenweek en mensen met een verstandelijke beperking die in de overheidscommunicatie over het hoofd worden gezien: het zijn voorbeelden van externe drempels die gelijkwaardige deelname aan de samenleving verhinderen. ‘Handicap’ wordt in de tentoonstelling begrepen als een brede waaier aan fysieke en sensorische beperkingen, chronische ziektes en neurodivergentie. Ook ‘activisme’ krijgt een brede invulling. Het gaat daarbij niet alleen om opgeheven vuisten, spandoeken en barricades, maar juist ook verzet door jezelf te zijn in een wereld die jouw bestaan niet erkent.

Naast een diversiteit aan handicaps en vormen van verzet, besteedt de expo ook aandacht aan een diversiteit aan perspectieven. Handicap is geen op zichzelf staand fenomeen, net zoals de onderdrukking en uitsluiting van gehandicapte mensen zelden op zichzelf staat. Wanneer het over verzet in de gehandicaptenbeweging gaat, is er dikwijls ook sprake van verzet tegen seksisme, homohaat en racisme. De tentoonstelling Plaatsen van Trots en Treurnis vertrekt om die reden bewust vanuit een intersectioneel en dekoloniaal perspectief. Daarnaast is handicap een fluïde en individuele ervaring, die voor iedere persoon een eigen betekenis heeft. Om die reden staan ervaringsdeskundigheid en het credo van de mondiale gehandicaptenbeweging centraal in de tentoonstelling: ‘Niets over ons zonder ons’.

Trots, treurnis en toegankelijkheid

De titel van de tentoonstelling verwijst enerzijds naar het toonaangevende boek dat dit jaar zijn zilveren jubileum viert. Anderzijds verwijst het naar de inhoud van de expo. Het Kreukelcollectief selecteerde vijftien plaatsen waar gehandicapte geschiedenis werd en wordt geschreven, zowel goedschiks als kwaadschiks. De tentoonstelling vertelt veelal onbekende verhalen, variërend van het grotendeels verzwegen lot van duizenden gehandicapte mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de opkomst van internetactivisme tot pionierende woonexperimenten en het initiatief van een cliëntenraad, dat de namen van anoniem begraven instellingsbewoners in ere herstelde.

Het Kreukelcollectief wil een levende tentoonstelling creëren, die telkens nieuwe verhalen optekent van gehandicapt verzet, solidariteit en creativiteit.

Elk van deze verhalen wordt verbonden aan één krachtig beeld, afgedrukt op weersbestendig materiaal zodat de beelden een plaats kunnen krijgen in de buitenruimte. Via een QR-code komen bezoekers terecht op de website van de tentoonstelling, waar de geschiedenis van deze plaats wordt verteld. Ooggetuigen komen aan het woord, voorwerpen worden getoond en foto’s en ander bronmateriaal worden ontsloten voor het brede publiek. De tentoonstelling wordt vanzelfsprekend toegankelijk gemaakt voor alle bezoekers: afbeeldingen worden voorzien van een beschrijving, videomateriaal wordt ondertiteld en alle expoteksten worden beschikbaar gemaakt in begrijpelijke taal. In het randprogramma komen de verhalen en hun invloed op de hedendaagse gehandicaptenbeweging verder tot leven door middel van interactieve lezingen en een podcastreeks.

Plaatsen van Trots en Treurnis brengt een selectie van plaatsen in beeld die bepalend zijn (geweest) voor gehandicapt verzet in Nederland. Dat is echter pas het begin van het verhaal. Het is de wens van het Kreukelcollectief om een levende tentoonstelling te creëren, die telkens nieuwe verhalen optekent van gehandicapt verzet, solidariteit en creativiteit. Plaatsen van Trots en Treurnis brengt een gedeelde en veelkleurige geschiedenis tot leven die zich nog iedere dag ontwikkelt. De expo is een viering van gehandicapte geschiedenis en toekomst, met een hoofdrol voor de mensen die ze eigenhandig vormen. Wellicht is dat op zichzelf al een daad van verzet?

Plaats 1: treinblokkade Utrecht Centraal (1988)

Op dinsdagochtend 9 februari 1988 was er een bijzonder tafereel te zien in station Utrecht Centraal. Een groep jongeren met rolstoelen, krukken en spandoeken legde het intercityverkeer op spoor 11 stil. Demonstrant Henk Huisman vertelt: ‘33 jaar geleden was ik voorzitter van Jopla, dé Nederlandse beweging voor jongeren met een handicap. We waren het zat dat we niet spontaan met de trein konden reizen. Het was de hoogste tijd om een vuist te maken.’ Omdat de instap van de treinen niet gelijk was met de perrons, moesten gehandicapte mensen zich 24 uur van tevoren melden als ze een trein wilden nemen. Een technische oplossing met nauwelijks extra kosten was voorhanden, maar eindeloos overleg met de Nederlandse Spoorwegen leidde tot niets. Tijd om het over een andere boeg te gooien.

Henk: ‘We hadden de actie goed voorbereid en precies getimed. Bij aankomst van de trein rolden we de spandoeken uit. Voordat de trein kon vertrekken, gingen we het spoor op met onze krukken en rolstoelen. Twee mensen bleven achter op het perron om pamfletten uit te delen aan omstanders.’ De reacties waren wisselend. Sommige reizigers mopperden, maar er was ook veel begrip voor de blokkade. Radio, krant en televisie waren volop aanwezig, omdat Henk de actie onder embargo had aangekondigd.

Ruim drie decennia na de blokkade moet Henk Huisman concluderen dat er nog niet veel is veranderd.

Voor de NS was de actie een complete verrassing. Na enige tijd verscheen de spoorwegpolitie met de mededeling dat de activisten moesten verdwijnen, maar dat weigerden Henk en zijn kompanen. Uiteindelijk werden ze van het spoor verwijderd en moest Henk mee naar het politiekantoor om een proces-verbaal op te maken. Ruim drie decennia later moet hij concluderen dat er nog niet veel is veranderd: ‘Ook vandaag de dag zijn treinen nog steeds niet toegankelijk. Hoewel de assistentie verbeterd is (aanmelden kan nu tot een uur van tevoren) kunnen gehandicapte mensen nog steeds niet zelfstandig reizen.’

Plaats 2: koloniaal krankzinnigengesticht in Atjeh (Indonesië)

Kleurenfoto van het krankzinnigengesticht op het Atjehse eiland Sabang. Door een deur van staal en glas met graffiti is een lichtgeel, lang gebouw met een pannendak te zien. De luiken zijn gesloten en het gras voor het gebouw is niet onderhouden. Fotograaf: Nicole Segers.

Van het einde van de 16de eeuw tot en met 1945 oefende Nederland koloniale macht uit over Indonesië. In 1873 brak de koloniale Atjeh-oorlog uit, met als doel de provincie volledig te onderwerpen. Het was een bloedige strijd met naar schatting tienduizenden doden en een half miljoen gewonden. In 1914 beëindigde Nederland de oorlog, maar de rust keerde daarmee niet terug in Atjeh. Op lokaal niveau vlamde het verzet van tijd tot tijd op met grote opstanden en zelfmoordaanslagen op de Nederlandse overheersers. De aanslag op kapitein Ch.E. Schmid op 10 juli 1933, die een secretaris beschrijft in een geheim rapport, is exemplarisch:

‘Den 10den Juli 1933 te ongeveer 9 uur v.m. kwam de Kapitein der Marechaussee Ch. E. Schmid, Commandant van de 5e Divisie van het Korps Marechaussee te Lho’ Soeken, uit zijn woning, met de bedoeling naar het bivak te gaan. Onderweg ontmoette de kapitein een Atjeher… Enkele seconden later had de aanslag plaats van links achter. Bij de eerste steek, welke den linker bovenarm van den kapitein trof, moet deze zich hebben omgedraaid, waarop bliksemsnel een tweede steek volgde, welke hem in het linkergedeelte van de buikstreek trof.’

De kapitein probeerde te vluchten, maar de aanvaller achtervolgde hem en werd uiteindelijk doodgeschoten. Dit soort aanslagen kwam vanaf 1910 zo vaak voor (ruim 160 keer) dat ze een eigen naam kregen: Atjeh-moorden.

Het gesticht laat zien hoe een begrip van ‘krankzinnigheid’ in de koloniale context werd gebruikt.

Op het eerste gezicht leek het om impulsieve wraakacties van de lokale bevolking te gaan, maar psychiaters die werden ingeschakeld kwamen met een andere verklaring: Atjehers waren een mentaal instabiel volk. In 1926 verrees daarom in opdracht van gouverneur Van Sluys het grootste krankzinnigengesticht van de kolonie op het Atjehse eiland Sabang. Was het een oprechte poging tot modernisering en gezondheidszorg, een nieuwe koloniale strategie om de bevolking van Atjeh te onderwerpen of een combinatie van die twee? De geschiedenis van het gesticht laat zien hoe een begrip van ‘krankzinnigheid’ in de koloniale context werd gebruikt en hoe verzet op verschillende manieren begrepen en onderdrukt kon worden.

Plaats 3: Gay Games Amsterdam (1998)

Kleurenfoto van de Rocky Horror Show-voorstelling. Op de foto wordt een podium afgebeeld, in een rode tent, waarop twee acteurs optreden. Rechts van hen staan drie gebarentolken, in roze blazers, zwarte broeken en grote zwarte pruiken. Fotograaf: Maloush Köhler.

In augustus 1998 werden in Amsterdam de internationale Gay Games gehouden – het grootste homo-evenement dat Nederland tot dan toe had gekend. De Spelen waren echter niet alleen daarom een mijlpaal; ze waren ook het eerste grootschalige homo-evenement dat volledig toegankelijk was gemaakt voor en door gehandicapte, dove en slechthorende mensen. Zo werden alle sportcategorieën toegankelijk gemaakt, en waren er ook wedstrijden in rolstoelsporten zoals rolstoeltennis, rolstoelkarate, rolstoelgewichtheffen en rolstoeldansen.

Tijdens de Gay Games was het voor veel dove mensen de eerste keer dat ze konden kiezen tussen meer dan één optreden.

Naast het sportprogramma werd ook het culturele programma van de Gay Games voor iedereen toegankelijk gemaakt. De openings- en sluitingsceremonie boden Engelse ondertiteling op een groot scherm, waren te volgen via ringleidingen en werden vertolkt in vier verschillende gebarentalen. Tijdens de week van de Gay Games was het voor veel dove mensen de eerste keer dat ze konden kiezen tussen meer dan één optreden omdat ze wisten dat op de meeste podia gebarentolken aanwezig waren, zelfs bij een groot aantal muzikale optredens. Tijdens het optreden van de Rocky Horror Show (een musical vol drag, glamrock en B-film horrorthema’s) waren de vier gebarentolken zelf ook verkleed.

De ongekende toegankelijkheid van het sporten cultuurprogramma van de Gay Games trok ook heteroseksuele gehandicapte, dove en slechthorende mensen aan. Daardoor zorgden de Gay Games niet alleen voor grotere integratie van gehandicapte mensen in de LHBTI-subcultuur, maar ook voor meer begrip en openheid voor LHBTI’ers in de gehandicaptenwereld. Helaas verdween alle vooruitstrevende toegankelijkheid van de Gay Games ook weer uit Amsterdam en de Amsterdamse gayscene na afloop van de sluitingsceremonie. Kroegen verwijderden hun rolstoelhellingen en de norm van ontoegankelijkheid kwam terug, hoewel juist bewezen werd dat toegankelijkheid wél mogelijk was. Toch waren de Gay Games ook een belangrijke stap voor Nederland, omdat ze zorgden voor meer bekendheid en zichtbaarheid voor gehandicapte LHBTI’ers in zowel de LHBTI-subcultuur als in de gehandicaptenwereld.