Ouder worden in ruimtelijk rommelland

Door Pascal De Decker, op Wed May 31 2023 22:00:00 GMT+0000

Verkavelingsvlaanderen is een ramp voor ouderen. Hoe kunnen we onze omgeving beter voorbereiden op de vergrijzing?

Iedereen hoopt tot de laatste snik autonoom en zelfredzaam te zijn. Helaas loopt het dikwijls anders. Ouder worden gaat gepaard met verlies: van kracht, zicht, geheugen, vrienden, familie, mobiliteit enz. Verminderde autonomie en een krimpende actieradius worden gaandeweg een realiteit. Hoe en waar iemand woont, wordt dus belangrijker naarmate men ouder wordt.

Het Vlaamse beleid wil dat ouderen zo lang mogelijk ‘thuis’ blijven wonen. Vaak willen ouderen dat zelf, en het idee leeft dat thuiszorg betaalbaarder is dan zorginstellingen. Wel schenkt dat beleid nauwelijks aandacht aan de beperkingen die omgevingen kunnen opleggen. Is de vertrouwde woning in de vertrouwde omgeving wel zo geschikt om ouder te worden?

Over de toestand waarin ouderen wonen en de leefbaarheid van hun leefomgeving wordt zelden gesproken. Onterecht.

Deze kwestie is pertinent, of zou het toch moeten zijn. Vlaanderen heeft van haar ruimtelijke ordening immers een zootje gemaakt. Van oudsher vereenzelvigt het het recht op wonen met het recht op een vrijstaande woning op om het even welke plaats. Met als resultaat dat duizenden kilometers lintbebouwing worden afgewisseld met verspreid liggende verkavelingen en woningen. Woningen – ook nieuwe – staan niet zelden langs autosnelwegen en drukke steenwegen. Pogingen om te remediëren blijven in de pijplijn zitten. Een grote aandrang om meer stedelijk te gaan wonen is er vooralsnog niet.

(c) M. Cool

Er zijn in het verleden legio argumenten aangevoerd om verstandiger met onze ruimtelijke ordening om te gaan. Zowel de individuele als de maatschappelijke kosten van de Vlaamse ruimtelijke wanorde zijn torenhoog. Er is gewezen op de verkwisting en verspilling van goede landbouwgronden, het verdwijnen van de natuurlijke habitat van flora en fauna, overstromingsgevaar, files, verkeersonveiligheid, niet te organiseren openbaar vervoer, hoge telefoon- en internettarieven en gigantisch veel tijdverlies. Veel indruk hebben die argumenten tot op heden niet gemaakt. De ruimtelijke wanorde blijft voortwoekeren. Kan de vergrijzing, waarbij zeer veel ouders en grootouders van zorg verstoken dreigen te worden, een argument zijn om op te houden met de ruimtelijke verrommeling?

De woning doet ertoe

De uitdagingen die de vergrijzing met zich meebrengt, worden doorgaans gereduceerd tot de betaalbaarheid van de pensioenen en de zorg. Op regelmatige tijdstippen worden woonzorgcentra met alle zonden van Israël overladen. Over de toestand waarin ouderen wonen en de leefbaarheid van hun leefomgeving wordt zelden gesproken. Onterecht. De autonomie en bewegingsvrijheid van ouderen worden immers ingrijpend beperkt door de ordening van onze ruimten.

Een derde van de kernen in Vlaanderen is ‘onleefbaar’ geworden.

Hoe we wonen, begint met de binnenhuisarchitectuur. In hoeveel woningen en appartementen kan men een scootmobiel stallen of laveren met een rolstoel? Woningen en appartementen in Vlaanderen zijn bijna nooit aangepast aan de afnemende mobiliteit van de bewoners. Appartementen worden gebouwd voor een abstracte toekomstige bewoner. De ‘standaard’ is zelden een oudere, minder mobiele, zorgbehoevende persoon. De woningen worden ge- en verbouwd door en voor jonge gezinnen. De onaangepastheid betreft bijvoorbeeld een slechte schikking van ruimtes, te smalle deuren, trappen in of naar de woning, en onbruikbare sanitaire ruimtes. Uit onderzoeken van VUB naar de behoeften van ouderen blijkt dat, afhankelijk van hoe hoog de lat wordt gelegd, tussen veertig en tachtig procent van de woningen waarin ouderen wonen, onaangepast zijn. De inrichting van die woningen remt zo de zelfstandigheid en mobiliteit van ouderen af, wat een bedreiging is voor hun gezondheid en hun welbevinden. Het zorgt er ook voor dat ze sneller opgenomen moeten worden in een woonzorgcentrum.

(c) M. Cool

Onderzoek heeft inmiddels overtuigend aangetoond dat ‘buitenkomen’ een must is voor de gezondheid. Ouderen moeten actief zijn. Stappen. Fietsen. Ze moeten mensen zien. De inrichting van de woonomgeving zou hen daartoe moeten stimuleren, niet ontmoedigen. Dat houdt in dat de woonomgeving goed begaanbaar en berijdbaar moet zijn. Geen obstakels, trappen of hellingen. Wel voldoende veilige oversteekplaatsen en banken om op uit te rusten. De realiteit is echter ontnuchterend. Voetpaden worden niet zelden onderbroken door bushokjes, straatverlichting en verkeersborden. Het wegdek is vaak glad, kruispunten zijn onoverzichtelijk en rustplekken ontbreken. We kunnen alleen maar vaststellen dat bij het ontwerpen van de buitenruimte er zelden op een ernstige manier met een verminderde mobiliteit en rolstoelgebruik rekening wordt gehouden.

De woonplaats doet ertoe

De plek waar ouderen wonen is dus zeer belangrijk. Verschillende zaken maken het moeilijk tot onmogelijk om bij afnemende mobiliteit buiten te komen. Om te beginnen is er de kilometerslange lintbebouwing langs steenwegen. Volgens Peter Degadt, voormalig gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro, is het voor een oudere persoon die niet meer goed te been is, allesbehalve evident om veilig de steenweg over te steken, bijvoorbeeld om een vriend te bezoeken of boodschappen te doen. Als we willen dat iedereen zich in onze samenleving kan integreren, moeten we er volgens Degadt onder meer voor zorgen dat er genoeg buurtwinkels zijn, bussen en trams rijden en sociale activiteiten in de buurt worden georganiseerd.

De boomers die de ruimtelijke verrommeling massaal hebben ingevuld, stellen nu vast hoe die hun leven verschraalt.

Zulke voorzieningen ontbreken op heel wat woonplaatsen in Vlaanderen. Of anders geformuleerd: omdat openbaar vervoer op een kwalitatieve, efficiënte en frequente manier in een ruimtelijk rommelland onmogelijk (duur) is, zijn voorzieningen enkel met de auto te bereiken. Dat geldt voor de wildgroei aan verkavelingen en de vele verspreid gelegen woningen. Als gevolg van de schaalvergroting van die voorzieningen en de dominantie van de auto wanneer het op mobiliteit aankomt, zijn er in honderden dorpen geen basisvoorzieningen meer: geen bakker, slager of kruidenier waar men ook als oudere te voet of met de fiets naartoe kan, geen postkantoor, bankautomaat, café of vrijetijdscentrum. Volgens het Ruimterapport 2021 van het Departement Omgeving is het aantal kernen zonder basisvoorzieningen gestegen van 427 in 2013 naar 517 in 2019. Dat betekent dat een derde van de kernen in Vlaanderen – voornamelijk landelijke kernen met gemiddeld vierhonderd inwoners – ‘onleefbaar’ is geworden. Voor veel ouderen, die vaak niet meer willen of kunnen autorijden, zorgt de ruimtelijke wanorde voor een afname van hun autonomie (zelf een brood halen lukt niet meer), een verhoging van hun afhankelijkheid (van buren of familie) en een verslechtering van hun gezondheid (ook dokters wonen steeds verder). De boomers die de ruimtelijke verrommeling massaal hebben ingevuld, stellen nu vast hoe die hun leven verschraalt.

Het moet anders

De enig mogelijke conclusie is dat het dominante beleidsparadigma drastisch moet worden omgegooid. Zo veel mogelijk mensen zo lang mogelijk in hun woning houden is geen goed ouderenbeleid. De beleidsdomeinen Wonen, Welzijn en Ruimtelijke Ordening kunnen niet elk in hun cocon blijven opereren. In plaats van eenzijdig in te zetten op formules die de zorg naar de mensen brengen, bouwen we beter alternatieven op plekken waar alles aangepast is of kan worden – van brede deuren en voldoende manoeuvreerruimte voor rolstoelen tot bereikbare stopcontacten. Die alternatieve ruimtelijke strategie zou ook andere, positieve effecten hebben. Als een oudere naar een aangepast appartement of woning in een kern verhuist, komt de woning vrij voor een gezin en moet er geen nieuwe woning op weer een foute plek worden gebouwd. En als meerdere ouderen in aangepaste appartementen in kernen gaan wonen, dan wordt de thuiszorg kilometers rondrijden bespaard.

(c) M. Cool

Niet meer met de auto kunnen rijden, niet meer zelfstandig kunnen douchen of naar de winkel gaan, zijn reële problemen die om een vernieuwde benadering smeken. De beleidsvraag moet aangepast worden. De vraag is niet wat er moet gebeuren opdat ouderen langer in hun huis blijven wonen, maar wel hoe we de doorslaggevende rol die de woning én woonplaats spelen, kunnen betrekken in het bedenken van een leefbare toekomst voor ouderen.