Opstand der ongewensten: de zondvloed volgens een halfblinde kat

Door Piet Devos, op Thu Jul 15 2021 22:00:00 GMT+0000

Aan de basis van de Ark van Noach, het oudste utopische visioen uit de wereldliteratuur, ligt een validistische ideologie. Met de roman Not Wanted on the Voyage (1984) schreef de Canadese auteur Timothy Findley een ingenieus weerwoord, waarin de ‘ongewensten’ aan boord van de ark het woord krijgen.

Mensen met een beperking zoals ik krijgen van hulpverleners of naasten geregeld te horen dat we onze dromen van hogere studies, betaald werk of een gezinsleven maar beter kunnen opbergen. ‘Dat zal toch nooit lukken’, luidt dan het refrein. De enige toekomst waarover we geacht worden te fantaseren, is die waarin onze beperking dankzij een gloednieuwe therapie of hulpmiddel zal zijn ‘opgelost’. Toekomst en het leven met een beperking gaan niet goed samen, stelt Alison Kafer dan ook terecht in haar belangwekkende boek Feminist, queer, crip. Voortbouwend op Kafers studie wil ik hier opperen dat die negatieve relatie tussen beperking en toekomst veelal ook geldt voor de gangbare, al dan niet fictieve blauwdrukken van de gehele maatschappij.

Zo toonde moraalfilosoof Etienne Vermeersch zich in 2017 enthousiast over de toenemende prenatale screening in ons land. Deze toename zal er mogelijk toe leiden dat er in België geen kinderen met Down meer geboren zullen worden, zoals nu reeds het geval is in IJsland. Gevraagd naar zijn mening over deze evolutie verklaarde Vermeersch: ‘Alle weldenkende mensen [hopen] nu natuurlijk dat het downsyndroom verdwijnt.’ Vermeersch’ statement was een treffend voorbeeld van het ableism of ‘validisme’ dat ook uit de dominante voorstellingen van onze collectieve toekomst spreekt: velen zien de samenleving van morgen het liefst volledig ontdaan van ziekten en beperkingen.

Velen zien de samenleving van morgen het liefst volledig ontdaan van ziekten en beperkingen.

Deze validistische wensdroom is inherent aan de recentste toekomstscenario’s die alle heil van medisch-genetisch ingrijpen verwachten. Maar hij lag evengoed aan de basis van wat waarschijnlijk het oudste utopische visioen uit de wereldliteratuur is: het verhaal van de ark van Noach. Daarin spoelt de zondvloed de oude wereld met al zijn zonden en tekortkomingen weg, opdat de schepping nog eens – en ditmaal geperfectioneerd – kan worden overgedaan. Het validisme binnen deze oermythe werd feilloos blootgelegd door de Canadese schrijver Timothy Findley (1930-2002). Met zijn roman Not Wanted on the Voyage (1984) leverde deze meester-verteller een ingenieuze parodie op het zondvloedverhaal, waarin zij die ‘ongewenst’ waren aan boord van de ark het woord krijgen, zoals een halfblinde kat, opstandige vrouwen en een genderfluïde duivel(in). Een analyse van deze roman kan ons bijgevolg meer inzicht verschaffen in de gevaren en blinde vlekken van utopisme.

Gewenst of ongewenst aan boord

De proloog van Not Wanted on the Voyage opent met een sarcastische commentaar op de bekende Bijbeltekst:

'Om aan het water te ontkomen ging Noach de ark in, samen met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen. Genesis 7:7
Iedereen weet dat het zo niet is gegaan. Eerst en vooral doen ze alsof er geen discussie was; alsof er geen paniek was – niemand die opzij werd geduwd – niemand die vertrapt werd – geen dier dat jankte – geen mens die moord en brand schreeuwde. Ze doen alsof de enige mensen die aan boord wilden, Doctor Noyes en zijn gezin waren. Zogenaamd stonden alle anderen (de rest van het menselijk geslacht, zeg maar) op een afstandje vrolijk te wuiven […]. Met al de bagage keurig gelabeld: Gewenst of Ongewenst aan boord.’

Voor deze anonieme commentator staat het vast dat het bevolken van de ark gepaard is gegaan met heel wat verzwegen, (hetero)normatief geweld. Uit de eerste helft van de roman blijkt inderdaad dat de autoritaire Doctor Noyes, wiens korte roepnaam Noach luidt, geen enkel middel schuwt om de ark tot een patriarchaal ideaal te maken. Zo treedt hij telkens hardhandig op tegen zijn echtgenote en schoondochters, zodra een van hen het durft op te nemen voor zwakkere schepsels die hij tot de verdrinkingsdood wil veroordelen. Als zelfverklaarde hoeder van de goddelijke Wet voelt Noach zich onmiskenbaar bedreigd door zoveel vrouwelijke weerspannigheid. Het is dan ook de hoogste tijd, meent hij, dat de nakende zondvloed de vrouwen opnieuw de nodige eerbied bijbrengt en de traditionele machtsverhoudingen tussen de seksen herstelt: ‘Zonder twijfel zou de Vreze Gods de vrouwen wel weer hun plaats wijzen.’

Zolang Noach het voor het zeggen heeft, zal er in de ark geen ruimte zijn voor afwijkende lichamen, visies of seksuele oriëntaties.

Zolang Doctor Noyes het voor het zeggen heeft, zal er in de ark geen ruimte zijn voor afwijkende lichamen, visies of seksuele oriëntaties. Dit valt ook op te maken uit zijn behandeling van dieren. Naar analogie met Genesis, wil hij per diersoort slechts twee gave exemplaren inschepen, ‘een mannetje en een wijfje’ (Gen. 7:9). Alle overige beesten op zijn erf laat hij bijeendrijven en in brand steken, in een groots ‘offer van honderden’ dat – naar hij hoopt – de door hem zo vereerde Jahweh zal behagen. Voor Doctor Noyes hebben dieren slechts nut in zoverre ze tot voedsel of offergave dienen, of als hij ze kan inzetten voor zijn wetenschappelijke experimenten.

Halfblinde katten en andere ‘ondersoorten’

Nu is een van de belangrijkste tegenstemmen in de roman, wonderlijk genoeg, afkomstig van zo’n onfortuinlijk proefdier, de halfblinde kat Mottyl. Als gevolg van Noachs proefnemingen is Mottyl niet alleen haar zicht grotendeels kwijtgeraakt; ook heeft Noach, ten behoeve van de wetenschap, tal van haar jongen geroofd, verminkt en vermoord. Mottyl verafschuwt Noach hartgrondig, maar staat vrij machteloos tegenover zijn brute kracht. Hoewel ze het lievelingshuisdier van mevrouw Noyes is, weigert Doctor Noyes pertinent Mottyl tot de ark toe te laten. Er zijn immers al twee katten aan boord. Bovendien is Mottyl volgens hem om allerlei redenen ongeschikt: ‘Mevrouw, uw kat is zwanger, oud en verwilderd – om maar te zwijgen van blind. […] Ze zal sterven met haar eigen soort – waar ze thuishoort.’

Validistisch denken doet alsof er een natuurlijke kloof gaapt tussen ‘het ‘normale’ of menselijke enerzijds en het aberrante, pathologische en dus ‘subhumane’ anderzijds.

Noachs handelingen en uitspraken zijn doordrongen van validisme. Zoals disability-onderzoeker Fiona Kumari Campbell constateert, neemt validisme het ‘normale’ individu als dwingend uitgangspunt. Een gezond, (re)productief lichaam en een goed functionerende geest gelden als de enige, vanzelfsprekende maat der dingen. Bovendien stelt validisme alles in het werk om deze begerenswaardige norm te onderscheiden van al diegenen die het als ongezond, ziek of anderszins ‘abnormaal’ bestempelt. Validistisch denken doet alsof er een natuurlijke, onoverbrugbare kloof gaapt tussen ‘het ‘normale’ oftewel het menselijke enerzijds en het aberrante, het pathologische en dus het ‘subhumane’ anderzijds. Dit is Noach versus de halfblinde Mottyl, maar evenzo Vermeersch en zijn ‘weldenkende mensen’ versus de downers. Weliswaar beschouwt deze validistische logica vooral mensen met een beperking als minderwaardig, maar ze is ook veelvuldig aangewend om andere identiteitscategorieën te diskwalificeren. Hoe vaak zijn in de loop der tijden vrouwen, mensen van kleur of holebi’s niet weggezet als ‘gebrekkige’, ‘onderontwikkelde’ of ‘gedegenereerde’ versies van de witte, heteroseksuele man?

Door middel van de uitvergroting, die eigen is aan de parodie, klaagt Findley met zijn Noach-figuur een extreme vorm van validisme aan die in regelrecht fascisme ontaardt. Doctor Noyes beschikt, met zijn bedaarde stem – ‘het pure geluid van de rede’ –, meedogenloos over leven en dood. Alleen de geselecteerde, zogenaamd gezonde dierenparen en Noachs eigen geslacht verdienen een vrijgeleide. Al wie ‘anders’, verzwakt of gehandicapt is, behoort in zijn optiek tot een te verdelgen ondersoort. Daarmee is, behalve voor Mottyl en het verkoolde ‘dierlijke wrakhout’ op het erf, ook het lot bezegeld van de ‘buitenlanders’, die aan de overzijde van de rivier wonen en nota bene nog hebben geholpen om de ark te bouwen. Het wassende water zal hen allen wegvagen.

De moord op de ‘apenkinderen’

De ergste nachtmerrie voor Doctor Noyes is echter dat zijn eigen normaliteit en bloedlijn bezoedeld zouden raken door het ‘ziekelijke’. Kort voor het definitief afsluiten van het schip onthult mevrouw Noyes het schandelijke geheim dat hun zoon Jafet nog een tweelingbroertje met een verstandelijke beperking had. Zoals de toenmalige zeden voorschreven, hebben zijn ouders dit jongetje verdronken. Mevrouw Noyes toont veel berouw over deze oude misdaad, maar Doctor Noyes doet er alles aan om de herinnering aan dit ‘apenkind’ tot en met diens naam, Adam, uit te wissen.

Daarom heeft hij Jafet ook laten huwen met Emma, wier tweelingzusje Lotte eveneens verstandelijk beperkt is. Op die manier kan de familie Noyes, ingeval er opnieuw ‘apenkinderen’ uit dit huwelijk voortkomen, alle schuld op Emma afschuiven. De afstamming van de Noyes zal onbevlekt zijn. Maar in tegenstelling tot Adam leeft Lotte nog en als mevrouw Noyes dit blijmoedige meisje terugvindt, wil ze haar te allen prijze behoeden voor de zondvloed. Doctor Noyes lijkt eerst toe te stemmen, maar zodra Lotte binnen in de ark is, geeft de patriarch Jafet het bevel haar de keel over te snijden. Terwijl mevrouw Noyes en Emma ontzet zijn over deze zoveelste gruweldaad, begrijpt de kritiekloze Jafet niet waarom hier ‘zoveel stampij’ over wordt gemaakt: ‘Per slot van rekening had hij toch alleen een aap gedood.’

Gelet op de systematische eliminatie van ‘ongewensten’ is in Not Wanted on the Voyage de Holocaust nooit ver weg. Maar de eugenetische moord op de ‘apenkinderen’ roept in het bijzonder reminiscenties op aan de naar schatting 750.000 mensen die vanwege hun verstandelijke beperking of psychische kwetsbaarheid door de nazi’s werden geliquideerd. Voor Doctor Noyes vindt zijn onvervalst fascistische ideologie evenwel rechtvaardiging in het heilige Verbond dat hij met Jahweh gesloten heeft. Naar hij gelooft is hij de uitverkoren ‘rentmeester’ die, aan het hoofd van zijn clan, de mensheid van de ondergang moet redden: ‘[We hebben] een toekomstige opdracht te vervullen en we zullen blij zijn onze plicht te hebben gedaan.’ Zoals nog zo dikwijls in de geschiedenis dient een utopisch toekomstbeeld hier ter vergoelijking van actueel bloedvergieten, waar in wezen validistische of andere discriminatoire vooroordelen aan ten grondslag liggen.

Het geluid van Gods ontbinding

De scherpzinnige kat Mottyl laat zich echter niet om de tuin leiden door zulke mooie praatjes. Terwijl zij vertrouwt op haar niet-visuele zintuigen en haar ‘fluisteringen’, instinctieve raadgevingen die haar onder meer waarschuwen voor gevaar, reikt haar slechtziende blik veel verder dan die van Doctor Noyes. Toen Jahweh eerder op bezoek kwam op Noachs landgoed zag deze niet, verblind als hij was door ontzag, dat de almachtige Heer op Zijn laatste benen liep. Jahweh bleek een oude, zieke man te zijn, met artritische handen en een vervuilde baard, diep verbitterd bovendien over het volk dat Hem had uitgejouwd. Bij Diens vertrek hoorde Mottyl in de goddelijke koets de zwermen vliegen al gonzen, wat – dit proces kent ze uit de natuur – zoveel betekende als het begin van de ontbinding:

‘Mottyl vroeg zich af of niemand anders hier weet van had. Kende alleen zij – en Jahweh – de betekenis van zo’n vliegenkroon? Blijkbaar. Door in de koets te stappen […] had God de Heer, Vader van de ganse Schepping, ingestemd met Zijn eigen dood.’

Zoals alle personages met een beperking bij Findley heeft Mottyl een volwaardige, volstrekt unieke gevoels- en gedachtewereld.

Als je dieren aan het woord laat, valt antropomorfisme moeilijk te vermijden. In moreel opzicht is Mottyl zelfs veel menselijker dan Noach. Maar nog relevanter, als tegenwicht voor het validisme, is dat zij geen simpele spreekpop is. Zoals alle personages met een beperking bij Findley heeft Mottyl een volwaardige, volstrekt unieke gevoels- en gedachtewereld. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor Pelgrim, de mysterieuze protagonist uit Findleys gelijknamige roman, die begin twintigste eeuw als patiënt wordt opgenomen in de vermaarde kliniek van Carl Gustav Jung en de lezer een ontluisterend inkijkje biedt in de toenmalige psychiatrie.

Hoe dan ook, dankzij Mottyls halfblinde perspectief komen we er in de bovenstaande passage achter dat Noachs tirannie op een leeg, ongefundeerd discours berust. Diens zogezegd hemelse ‘opdracht’ heeft uitsluitend tot doel de onderliggende terreur te maskeren.

Wie bepaalt wie (on)zichtbaar is?

Het is overigens veelbetekenend dat de oppositie en ongelijke machtsstrijd tussen Noach en Mottyl zich afspeelt op de grens tussen het zichtbare en onzichtbare. Waar Doctor Noyes meent een visionair te zijn, heeft hij feitelijk totaal geen oog voor de rijke diversiteit en kwetsbaarheid van het leven die niet in zijn enge wereldbeeld passen. Echter, zoals dit complexe metaforische spel van (on)zichtbaarheid suggereert, is het de blik van de machthebber die bepaalt welke groepen er al dan niet ‘gezien’ worden binnen de samenleving en daardoor bestaansrecht verwerven.

Terwijl Noach zich comfortabel in de goedverlichte kajuiten van het bovendek installeert, sluit hij de rebelse vrouwen en dieren op in het stikdonkere ruim.

Findley, die zelf homoseksueel was, wist maar al te goed hoe het voelde om ‘onzichtbaar’ te zijn in het conservatieve Canada van kort na de Tweede Wereldoorlog. In de onderhavige roman zijn het met name de ‘faeries’ die de onderdrukte gay community verbeelden. Als vliegende, magische wezens bieden ze hulp aan mens en dier vóór de zondvloed. De rationalistische Doctor Noyes en zijn handlangers zijn evenwel domweg niet in staat deze stralende, lieflijke creaturen waar te nemen. Nu zou je ‘faeries’ kunnen vertalen als ‘feeën’, maar dan mis je Findleys woordspeling met ‘fairy’ dat een courant scheldwoord voor homo is, te vergelijken met het Nederlandse ‘nicht’. Voor deze ‘faeries’ is bijgevolg geen plaats in Noachs straighte werkelijkheid, zodat al hun pogingen de ark te betreden jammerlijk falen en hun lichtjes, een voor een, voorgoed uitdoven.

Wanneer het schip reeds op de nieuwe oceaan van de zondvloed ronddobbert, krijgt diezelfde tweedeling tussen zichtbaren en onzichtbaren ook ruimtelijk vorm. Terwijl Noach zich, samen met zijn zonen Jafet en Sem en diens machtsgeile echtgenote Hannah, comfortabel in de goedverlichte kajuiten van het bovendek installeren, sluiten ze de rebelse vrouwen en dieren op in het stikdonkere ruim. Zodoende worden de laatsten verdingelijkt tot ‘cargo’ oftewel lading, die de heersers uitsluitend willen benutten om hun honger en seksuele driften te stillen – een situatie die, niet voor niets, de trans-Atlantische slaventransporten voor de geest roept.

De Opstand der Lagere Klassen

Desondanks hebben de ‘verlichte’ machthebbers niet kunnen verhinderen dat er een aantal ‘ongewenste’ elementen aan boord zijn geglipt. Behalve Mottyl, die goed verborgen in mevrouw Noyes’ schort de controle is gepasseerd, heeft ook de ongrijpbare, non-binaire Lucy het gehaald. Ooit was Lucy de gevallen engel Lucifer, maar nu houdt die het midden tussen een westerse drag queen en oosterse geisha. De slinkse Lucy heeft het vege lijf weten te redden door, flink tegen de zin van Doctor Noyes, met diens derde zoon Cham te trouwen. Omdat Lucy herhaaldelijk niet alleen van make-up en outfit wisselt maar zelfs van stem en gelaatstrekken, vormt diens onbepaaldheid de ultieme uitdaging voor de binaire orde van gender en geslacht.

Validisme en andere vormen van discriminatie zullen er altijd zijn, zodra mensen de werkelijkheid naar hun eigen beeld trachten te modelleren en ‘de ander’ in al diens diversiteit daarbij ongewenst achten.

Allengs ontstaat er benedendeks een curieuze alliantie van de vrouwen, de dieren, Cham en Lucy, die gebaseerd is op zachte waarden als zorgzaamheid, vriendschap en wederzijdse afhankelijkheid. Samen beramen ze, onder Lucy’s leiding, ‘de Opstand der Lagere Klassen’ om de ark over te nemen. Want zoals deze onconventionele profeet diens bonte schare toehoorders voorhoudt: ‘Ergens moet er een plek bestaan waar het duister en het licht met elkaar verzoend zijn.’ In dit alternatieve toekomstbeeld schuilt een niet mis te verstane waarschuwing aan het adres van hen die aan het roer staan: je kunt hele groepen mensen en dieren - en bij uitbreiding de volledige natuur - wel blijven uitbuiten en negeren, maar ooit zullen deze onzichtbaren op de een of andere manier tegen dit onrecht opstaan (al was het maar door middel van de ongeplande, contingente uitwas van een wereldwijde pandemie).

Uiteindelijk slagen de opstandelingen er na meerdere pogingen in om uit te breken en een nieuw machtsevenwicht te bewerkstelligen. Nadat Jafet ontwapend is en veilig opgesloten in diens hut, kan de verzwakte Doctor Noyes niet meer beletten dat ook de rebellen hun intrek nemen op het bovendek. Vanaf dat ogenblik kunnen alle twee- en viervoeters zich vrijelijk bewegen over het schip, maar toch heeft er ook een onomkeerbare onttovering plaatsgehad. Zo kan mevrouw Noyes haar dieren plots niet meer verstaan, blaast de bejaarde Mottyl haar laatste adem uit en zijn alle magische wezens gestorven.

De alleenheerschappij van Doctor Noyes is weliswaar doorbroken, maar zolang de tocht duurt zullen hij en de zijnen volgens Lucy ‘doorgaan met het overboord gooien van alle apen [‘apenkinderen’ PD] en alle demonen en alle Eenhoorns’. Findley laat het wijselijk in het midden waar de gereorganiseerde ark, op deze onafzienbare zee, op afstevent. Misschien gaat deze reis wel eeuwig door, mijmert Lucy nog. Je zou dit ongewisse slot kunnen lezen als het besef dat validisme en andere vormen van discriminatie er altijd zullen zijn, zodra mensen de werkelijkheid naar hun eigen beeld trachten te modelleren en ‘de ander’ in al diens diversiteit daarbij ongewenst achten.

Not Wanted on the Voyage noopt ons tot reflectie als we onszelf weer eens verliezen in utopieën van sociale, genetische of ecologische maakbaarheid.

Not Wanted on the Voyage is een krachtige, moderne mythe, in zoverre ze tal van interpretaties toelaat en op uiteenlopende contexten van toepassing is. Niet alleen werpt ze een kritisch licht op historische realiteiten als de Holocaust of de slavernij. Ook noopt ze ons tot reflectie als we onszelf weer eens verliezen in utopieën van sociale, genetische of ecologische maakbaarheid. Zulke utopieën zijn behalve al te rooskleurig, ook ronduit gewelddadig in hun vaak onbewuste, uitsluitende tendensen.

Anders dan het Bijbelse zondvloedverhaal eindigt Not Wanted on the Voyage niet zomaar met een happy ending. Maar toch schuilt er een hoopvol verzet in Findleys keuze voor de ‘ongewenste’ passagiers van de ark. Hij herinnert er ons aan hoe gevaarlijk de ‘vanzelfsprekendheid’ is als het over het uitstippelen van een gezamenlijke toekomst gaat. Want vanzelf spreekt alleen de (validistische) norm, de heersende machtsorde van de stuurlui. Daarom ook hebben we blijvend nood aan de afwijkende verhalen en visioenen van verstekelingen.