Operatie Excorcisme
Door Jemima Kulumba, op Mon Jun 02 2025 06:04:00 GMT+0000Het AfricaMuseum in Tervuren, ooit het symbool van de Belgische koloniale overheersing, is in 2050 getransformeerd tot een cultureel epicentrum waar de stemmen van Afrikaanse afstammelingen met ongekende kracht weerklinken. Het is geen mausoleum meer maar een forum, een laboratorium, een intellectueel strijdveld waar de mogelijkheid van een gemeenschappelijke toekomst zich dag na dag ontvouwt.
De transformatie voltrok zich niet zonder leed. Ze vereiste een vorm van collectief exorcisme, een diepgaande zuivering van de koloniale geesten die sinds de oprichting binnen de muren spookten.
In 2027 sleepte de instelling nog steeds de sporen van haar verleden mee, ondanks een renovatie die het probleem slechts heel oppervlakkig had aangepakt. Een architecturale facelift was niet genoeg om de geesten te verdrijven die zich verscholen in de kieren van elke vitrine en onder elk verklarend bordje. Het museum was nog altijd doordrongen van een binaire wereldvisie: beschaafd/wild, Europa/Afrika, overheerser/onderworpene.
Precies die dichotomie heeft de instelling uiteindelijk weten om te gooien. Vandaag, in 2050, terwijl ik door deze zalen wandel die bruisen van creatieve energie, kan ik de afgelegde weg inschatten. Het is niet langer een mausoleum gewijd aan het koloniale project zoals in 2020, maar een levendig organisme waarvan het hart klopt op het ritme van de gemeenschappen die het vertegenwoordigt.
De Gewetensrevolutie
De beslissende wending vond plaats in 2030, toen een coalitie van kunstenaars, intellectuelen en activisten van Afrikaanse afkomst het museum gedurende 72 dagen vreedzaam bezette. Die bezetting, onder de naam ‘Operatie Exorcisme’, had niet de bedoeling te vernietigen, maar herop te bouwen. De bezetters transformeerden elke zaal in een ruimte van dialoog, elke vitrine in een kritische vraagstelling omtrent onze relatie met het verleden en de toekomst.
Een architecturale facelift was niet genoeg om de geesten te verdrijven die zich verscholen in de kieren van elke vitrine en onder elk verklarend bordje.
De Belgische regering stelde zich aanvankelijk terughoudend op, maar gaf uiteindelijk toe onder druk van de publieke opinie en de onmiskenbare legitimiteit van de eisen. Een historisch akkoord werd ondertekend: het museum zou een autonome entiteit worden.
De voormalige directrice, een conservatrice opgeleid binnen de traditionele Europese museologie, had destijds gezegd: ‘Ze willen het museum laten verdwijnen.’ Ze vergiste zich. Ze wilden het weer tot leven wekken.
Een duizelingwekkende programmatie
Vandaag de dag is het AfricaMuseum uitgegroeid tot een plek die niemand zich had durven inbeelden. De programmatie tart de conventies en doorbreekt de grenzen tussen disciplines.
Kisukidi: ‘De geometrische motieven die de kolonisatoren als “primitief” bestempelden, bevatten al alle wiskundige principes van onze hedendaagse algoritmes.’
Elke eerste vrijdag van de maand gonst het museum op het ritme van de ‘Passé/Futur’-vernissages, een concept dat even eenvoudig als revolutionair is: een hedendaagse kunstenaar van Afrikaanse afkomst gaat in dialoog met een collectie traditionele Afrikaanse kunst. De vorige editie, die veel volk wist te lokken, legde een parallel tussen de futuristische textielinstallaties van Nadia Yala Kisukidi, een wereldwijd erkende Congolees-Belgische kunstenares, en een collectie negentiende-eeuwse Kuba-stoffen. De confrontatie smeedde duizelingwekkende bruggen over de tijd heen door eeuwenoude technieken te verbinden met de meest gedurfde innovaties.
‘Ik werk niet met draad, de draden en ik werken samen’, had Kisukidi uitgelegd tijdens haar vernissage. ‘De geometrische motieven die de kolonisatoren als “primitief” bestempelden, bevatten al alle wiskundige principes van onze hedendaagse algoritmes. Ik ben niet degene die de traditie heruitvindt, het is de traditie zelf die alles al had uitgevonden.’
De dinsdagen zijn uitgegroeid tot onmisbare media-evenementen. In het naar Lumumba hernoemde auditorium worden live uitgezonden debatten gehouden die tot wel 50.000 virtuele toeschouwers trekken. De formule is ondertussen beproefd: een gemodereerd gesprek tussen drie internationale experts van Afrikaanse afkomst over een onderwerp dat aansluit bij de lopende tentoonstelling. Geen geforceerde eensgezindheid, maar een directe en eerlijke confrontatie van ideeën.
De meest memorabele lezing blijft die van afgelopen februari over ‘De herinnering van gestolen voorwerpen’, waarin de Kameroense historica Axelle Djossou zich fel verzette tegen de Haïtiaanse antropoloog Marc Bernier over de heikele kwestie van de teruggave van kunstwerken. ‘Zo’n teruggave is slechts morele masturbatie als ze niet gepaard gaat met concrete economische schadevergoedingen’, had ze geroepen, wat leidde tot een mediastorm en parlementaire debatten tot in de Belgische Senaat.
De betrokkenheid van de jongere generaties
De leesclub ‘Racines et Ailes’, opgericht in 2035, is een van de grootste successen van het museum. Eén keer per maand, in de voormalige zaal met koloniale wereldkaarten die nu is omgebouwd tot een interactieve bibliotheek, verzamelen kinderen van vier tot twaalf jaar om literatuur van Afrikaanse afkomst te ontdekken. Schrijvers zoals Chimamanda Ngozi Adichie en Nnedi Okorafor zijn al langsgekomen om een sessie te begeleiden.

‘We wilden niet dat kinderen van Afrikaanse afkomst opgroeien zoals wij, zonder boeken met helden die op ons lijken’, legt Fatou N’Diaye, coördinatrice van het programma, uit. ‘Maar we stellen een onverwacht fenomeen vast: 40% van ons publiek bestaat nu uit witte kinderen. Literatuur is een brug, geen muur.’
Voor volwassenen zijn er de ‘Paroles Incandescentes’-sessies die de internationale intellectuele elite aantrekken. De Amerikaanse schrijfster Tayari Jones heeft daar in wereldprimeur haar nieuwste roman De Dochters van Leopold voorgesteld. Dit hallucinante historische verhaal over de afstammelingen van de slachtoffers van Belgisch-Congo verweeft magisch realisme met sociologische analyse.
Nacht van de herrezen voorwerpen
Het is voorbij middernacht. Het museum zou ondergedompeld moeten zijn in duisternis en stilte, rustend zoals elke respectabele instelling. Toch heerst er een koortsachtige energie in het AfricaMuseum. Honderden mensen – geen gewone toeristen, maar eerder een nieuw soort pelgrims – verzamelen zich in de centrale rotonde. Ze vormen een perfecte cirkel rond een oude verhalenvertelster gekleed in een indigo boubou. De Nacht van de herrezen voorwerpen is net begonnen.
Sangaré: ‘Het is een vorm van marteling om de maskers onophoudelijk in het licht tentoon te stellen – alsof je een mens jarenlang dwingt wakker te blijven.’
Deze maandelijkse traditie, opgericht in 2039, is een van de meest radicale en controversiële initiatieven van het museum. Eén keer per maand, bij volle maan, opent het museum de deuren van 22:00 uur tot zonsopgang. De zalen worden getransformeerd tot ruimtes om verhalen te vertellen en Afrikaanse spirituele praktijken uit te leggen. De objecten, ooit beschreven in een steriel etnografisch jargon dat hun van al hun kracht en context ontdeed, vinden via die stemmen hun sacrale dimensie terug.
‘Deze maskers waren verdomme geen decoratieve beeldhouwwerken!’ roept Aminata Diop uit, een Senegalese antropologe die bekendstaat om haar rauwe en directe taal. ‘Het waren verfijnde spirituele technologieën, koppelingen tussen het zichtbare en het onzichtbare. De kolonisten hebben ze uit hun context gerukt zoals je een moederbord uit een computer zou trekken, en stonden er vervolgens van te kijken dat het niet meer werkte.’
De zaal gewijd aan de Dogon-maskers is opzettelijk gehuld in schemering. Bakary Sangaré, een Malinese ingewijde en doctor in de filosofie, legt geduldig uit: ‘De maskers die u hier ziet, werden nooit blootgesteld aan permanent licht. Ze lagen te rusten in heilige grotten, kwamen tevoorschijn bij specifieke rituelen, en keerden daarna terug naar de duisternis. Het is een vorm van marteling om hen onophoudelijk tentoon te stellen – alsof je een mens jarenlang dwingt wakker te blijven.’

De herconceptualisering van de objecten als ‘spirituele technologieën’ in plaats van als ‘primitieve artefacten’ vormt de centrale epistemologische omwenteling van de evenementen. Het museum laat tijdelijk zijn rol van afstandelijke tentoonsteller los en verandert in een ruimte voor onderdompeling en directe overdracht.
‘De koloniale machten hebben een kunstmatige scheiding gecreëerd tussen wetenschap en spiritualiteit, tussen rede en intuïtie’, legt de Congolese filosoof Jean-Baptiste Mbemba uit. ‘Die tweedeling bestond niet in de traditionele Afrikaanse kosmogonieën. Een masker was tegelijk een esthetisch object, een wetenschappelijk instrument voor astronomische observatie, een medisch hulpmiddel en een technologie om met het onzichtbare te communiceren. Deze complexiteit werd bewust uitgewist om diefstal en toe-eigening te rechtvaardigen.’
Telefoons worden bij de ingang in elektromagnetische hoesjes verzegeld. Die benadering brengt sommige westerse bezoekers in verwarring, gewend als ze zijn aan het idee dat ze een onvervreemdbaar recht hebben op toegang tot alle informatie en kennis.
In de zaal gewijd aan de Congolese nkisi of ‘spijkerfetisjen’– een koloniale term die tegenwoordig vervangen is door ‘krachtobjecten’ – vindt een praktische demonstratie plaats. Marie-Louise Mumba, priesteres en moleculair biologe, legt aan de geboeide toeschouwers het farmacologische proces achter de creatie van deze objecten uit: ‘De stoffen die in het beeldje zijn verwerkt, waren geen ‘magische’ ingrediënten in de naïeve zin van het woord. Het waren actieve chemische verbindingen die zorgvuldig geselecteerd werden om hun medicinale en neurologische eigenschappen. De spirituele en biochemische dimensie waren onlosmakelijk met elkaar verbonden.’
Wat opvalt bij die benadering is dat neerbuigendheid of exotisering afwezig zijn. We zijn ver verwijderd van het supermarkt-sjamanisme of een new age culturele toe-eigening. Intellectuele scherpte gaat hier hand in hand met een gevoelsdimensie, zonder enige vorm van hiërarchie. De Nachten van de herrezen voorwerpen trekken zowel universiteitsprofessoren aan als hedendaagse spirituele beoefenaars.
‘Wij doen hier niet aan theater’, benadrukt Kofi Amoah, de Ghanese curator die verantwoordelijk is voor het programma. ‘We reconstrueren geen rituelen voor het voyeuristische plezier van een wit publiek. We leggen complexe kennissystemen uit die bewust zijn uitgewist en belachelijk gemaakt om de koloniale overheersing te rechtvaardigen.’
De politieke dimensie is duidelijk aanwezig, zonder dogmatisch te zijn. Het is niet enkel de bedoeling om de uitleg bij de werken aan te passen of enkele emblematische objecten terug te geven, maar om onze verhouding tot die objecten en tot de culturen die ze hebben voortgebracht fundamenteel om te gooien.
Het nachtelijke parcours gaat verder in een zaal die normaal gesproken gesloten blijft voor het publiek en waar objecten worden bewaard die als bijzonder krachtig worden beschouwd. Hier zijn geen foto’s of geluidsopnames toegestaan. Telefoons worden bij de ingang in elektromagnetische hoesjes verzegeld – niet uit bijgeloof, maar uit respect voor de private dimensie van de overdracht die hier plaatsvindt.
‘Bepaalde vormen van kennis zijn niet bedoeld om op TikTok gedeeld te worden’, zegt Priscilla Oba, een Yoruba-bewaakster, met een ironische glimlach. ‘Niet omdat ze geheim zijn in een samenzweerderige zin, maar omdat ze context, voorbereiding en verantwoordelijkheid vereisen.’
Die benadering brengt sommige westerse bezoekers in verwarring, gewend als ze zijn aan het idee dat ze een onvervreemdbaar recht hebben op toegang tot alle informatie en kennis. ‘Het idee dat er legitieme grenzen kunnen zijn aan de verspreiding van bepaalde kennis, is op zichzelf al een les in nederigheid die velen moeilijk kunnen aanvaarden’, merkt de Martinikaanse antropologe Laura Césaire op. ‘Toch is dit in veel Afrikaanse spirituele tradities vanzelfsprekend: bepaalde kennis vereist voorbereiding, betrokkenheid en verantwoordelijkheid.’
De narratieve dimensie staat centraal tijdens de nachten. De objecten worden niet langer beschreven in een ontmenselijkend academisch jargon, maar via verhalen die hun echte context tot leven brengen. Professionele griots, gevormd in de West-Afrikaanse orale traditie maar vaak ook gepromoveerd in de geschiedenis of de antropologie, weven meeslepende vertellingen aan elkaar die de bezoekers tot het ochtendgloren in de ban houden.
De Congolese schrijver Fiston Mwanza Mujila, eregast van deze nacht, leest fragmenten voor uit zijn nieuwste roman, waarin hij de geheime nachtelijke levens van objecten in de opslagruimtes van Europese musea tot leven wekt. Zijn verhaal, ergens tussen Stephen King en Sony Labou Tansi, bevolkt de duisternis van het museum met een onzichtbare maar tastbare aanwezigheid. Op bepaalde momenten gaat er een siddering door het publiek. De sfeer wordt geladen, alsof de objecten zelf luisteren naar hun eigen verhalen.
‘Deze objecten zijn niet dood’, bevestigt Mujila. ‘Ze verkeren in een staat van gedwongen rust, als zaden die wachten op het regenseizoen. Deze nachten zijn als een korte regenbui in een woestijn van eeuwigdurend stilzwijgen.’
Rond 04:00 uur ’s ochtends, wanneer vermoeidheid de psychische barrières brozer maakt, begint het meest controversiële deel van de nacht: de ‘consultaties’. Hedendaagse spirituele beoefenaars, afkomstig uit Afrikaanse tradities die vernieuwd en aangepast zijn aan de moderne wereld, bieden de bezoekers die dat wensen vormen van waarzeggerij of genezing aan, in aanwezigheid van bepaalde rituele objecten.
Die praktijk heeft veel verzet veroorzaakt in de traditionele museumwereld. ‘Jullie transformeren een museum in een new age-tempel’, zei de voormalige directeur van het Museum van de Stad Brussel verontwaardigd. ‘Jullie verwarren wetenschap met bijgeloof’, had een kunstcriticus van Le Figaro eraan toegevoegd.
De dag breekt aan boven het AfricaMuseum. De bezoekers komen één voor één naar buiten, knipperend met hun ogen tegen het ochtendlicht, alsof ze uit een collectieve droom of tijdreis ontwaken.
‘Dergelijke kritiek onthult vooral het hardnekkige voortbestaan van een koloniale visie die Afrikaanse tradities elke eigentijdse relevantie en legitimiteit ontzegt’, antwoordt Oumou Sangaré, psychologe en ingewijde in de vodun-traditie. ‘Het bestempelen van Afrikaanse spirituele praktijken als “bijgeloof”, terwijl gelijkaardige christelijke rituelen als “cultureel erfgoed” worden beschouwd, verraadt een hardnekkig etnocentrisme.’
De organisatoren benadrukken de therapeutische dimensie van de nachten voor de nakomelingen van zowel de gekoloniseerden als de kolonisten. ‘Wij bieden een ruimte voor erkenning en verzoening’, legt Kofi Amoah uit. ‘De objecten dragen een dubbele traumatische geschiedenis: die van hun gewelddadige verwijdering uit hun oorspronkelijke context, en die van de koloniale wreedheden, gevoed door een discours over “Afrikaanse primitiviteit” en ongewild gelegitimeerd door deze objecten.’
De dageraad nadert. In de centrale rotonde ontstaat spontaan een afsluitend ritueel. De deelnemers, uitgeput maar opgeladen, vormen een cirkel. De Congolese priesteres die de ceremonie had geopend, neemt het woord: ‘De objecten die u vanavond hebt ontdekt, zijn geen exotische curiositeiten. Ze zijn getuigen, overlevenden, strijders. Ze hebben de oceaan en de eeuwen doorstaan. Ze hebben rijken zien instorten. Ze zien ons vandaag proberen het onomkeerbare te herstellen. Ze zullen morgen zien wat wij ons nog niet kunnen voorstellen.’
De dag breekt aan boven het AfricaMuseum. De bezoekers komen één voor één naar buiten, knipperend met hun ogen tegen het ochtendlicht, alsof ze uit een collectieve droom of tijdreis ontwaken. Sommigen huilen geluidloos. Anderen praten opgewonden met elkaar. Weer anderen lopen in stilte, in gedachten verzonken.
‘Deze nachten zijn niet bedoeld om een sensationele of angstaanjagende ervaring te creëren zoals bij een horrorfilm’, verduidelijkt Kofi Amoah tot slot. ‘Ze zijn erop gericht een fundamentele eigenschap te herstellen die het koloniale museum opzettelijk had weggesneden: de levendige kracht van de objecten, hun vermogen om bemiddelaars te zijn tussen werelden, tijdperken en vormen van bewustzijn. Het was precies die kracht die hen zo bedreigend maakte in de ogen van de kolonisten, waardoor ze geneutraliseerd moesten worden en omgevormd tot academische en museale objecten.’
Technologie ten dienste van de herinnering
Het AfricaMuseum positioneert zich als een laboratorium voor technologische innovatie ten dienste van het collectieve geheugen. Elk jaar presenteert het museum een nieuwe technologie tijdens het festival Futurs Possibles. Vorig jaar maakte de installatie Ancêtres Numériques furore: dankzij generatieve AI van de vierde generatie konden bezoekers in gesprek gaan met historische figuren die werden gecreëerd op basis van orale en schriftelijke archieven.
Echte dekolonisatie omvat een radicale herverdeling van de macht over het verhaal, een volledige herstructurering van het bestuur, en vooral het sereen aanvaarden van het intellectuele en emotionele ongemak dat de confrontatie met de misdaden uit het verleden met zich meebrengt.
Zelf had ik een aangrijpend gesprek met een ‘versie’ van Patrice Lumumba, wiens antwoorden, gegenereerd door een algoritme maar gebaseerd op zijn toespraken en geschriften, een gevoel van tijdsvertigo opriepen. Toen ik hem vroeg wat hij van het huidige museum dacht, antwoordde de AI met een verbluffende authenticiteit: ‘Ik herken deze muren niet, maar ik herken eindelijk de waardigheid die er heerst.’
Die technologie is niet enkel een spectaculair snufje. Ze dient een nauwkeurig pedagogisch doel: lichaam en stem geven aan historische figuren die vaak gereduceerd worden tot enkele paragrafen in de Europese schoolboeken.
Revolutionair bestuur
De meest radicale revolutie van het museum vond misschien wel plaats binnen het bestuur. De raad van bestuur, die elke twee jaar wordt vernieuwd, bestaat uit vijf burgers die willekeurig worden gekozen uit alle kandidaturen en vijf experts die via coöptatie worden aangesteld. De pariteit tussen Afrikaanse afstammelingen en niet-Afrikaanse afstammelingen wordt strikt nageleefd.
Die structuur leverde gedurfde en soms controversiële beslissingen op. In 2047 stemde de raad unaniem voor de permanente installatie Salles des Bourreaux, waar de portretten en biografieën van koloniale bestuurders die verantwoordelijk waren voor het machtsmisbruik worden tentoongesteld. De beslissing veroorzaakte een politieke storm en er werden protesten georganiseerd door de afstammelingen van die bestuurders. ‘Een museum is geen plek waar je comfort zoekt, maar waar je de waarheid zoekt’, had Souleymane Diallo, voorzitter van de raad, toen verklaard. ‘We wissen de geschiedenis niet uit, maar confronteren haar in al haar lelijkheid en complexiteit.’
Het wisselen van tentoonstellingscuratoren om de twee jaar zorgt bovendien voor een dynamiek van voortdurende vernieuwing. Elke nieuwe curator brengt een radicaal ander perspectief aan, waardoor de instelling onmogelijk in één visie kan verstarren.
Een exporteerbaar model?
Terwijl ik mijn bezoek afrond, vraag ik me af of het model van het AfricaMuseum ook ingevoerd kan worden in andere instellingen die vastgebeiteld zitten in hun koloniale erfgoed. Het British Museum in Londen, het Quai Branly in Parijs, het Weltmuseum in Wenen volgen het Belgische avontuur met een mengeling van bewondering en bezorgdheid.
Sommigen zien dit als een afbraak van het concept van het museum zelf. Anderen, met meer inzicht, erkennen de noodzaak van de heruitvinding.
De fundamentele les van Tervuren is misschien wel deze: echte dekolonisatie bestaat er niet in dat we een aantal verklarende bordjes toevoegen aan problematische collecties, noch dat we bepaalde objecten teruggeven. Het omvat een radicale herverdeling van de macht over het verhaal, een volledige herstructurering van het bestuur, en vooral het sereen aanvaarden van het intellectuele en emotionele ongemak dat de confrontatie met de misdaden uit het verleden met zich meebrengt.
Het AfricaMuseum is niet perfect – geen enkele menselijke instelling is dat. Er blijven spanningen bestaan, debatten woeden over bepaalde richtingen die gevolgd worden en soms zijn compromissen nodig. Maar net die spanningen zijn de getuigen van een levendige instelling die niet langer een mausoleum is, maar zich heeft ontwikkeld tot een forum, een laboratorium, een intellectueel strijdveld waar de mogelijkheid van een gemeenschappelijke toekomst zich dag na dag ontvouwt.
De geesten zijn nog steeds aanwezig, maar ze spoken niet meer. Ze getuigen.
Vertaling: Charlotte van Hooijdonk

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.