Open brief: #metoo en Troubleyn/Jan Fabre

Door (voormalige) werknemers en stagiaires bij Troubleyn , op Wed Sep 12 2018 21:50:00 GMT+0000

Om zowel het publiek als toekomstige generaties performers te informeren, hebben wij, voormalige werknemers en stagiairs van Jan Fabre bij Troubleyn vzw, ons verenigd om onze ervaringen te delen en onze stemmen te laten horen in de context van #metoo en de sociale veranderingen die ermee samenhangen.

Read the open letter in English here

Directe aanleiding voor deze collectieve reactie zijn de uitspraken van Jan Fabre in een interview aan de openbare omroep VRT op woensdag 27 juni 2018. Daarin deelde hij zijn gedachten over de resultaten van een onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Cultuur, Sven Gatz, over grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector.

Vertrekpunt voor het interview was de kop ‘Eén op de vier vrouwen in cultursector slachtoffer van seksueel of fysiek overschrijdend gedrag’. Voor de camera reageert Fabre verrast en met ongeloof op die cijfers. Hij zegt dat hij de acties en maatregelen van de minister steunt, maar voegt eraan toe dat ‘er ook iets gevaarlijks aan is, omdat je daardoor de relatie – de secret bond tussen regisseur, choreograaf, acteurs, dansers – ook ongelofelijk gaat kapotmaken en kwetsen.’

Fabre illustreert zijn visie met een inkijk in de dagelijkse praktijk van het gezelschap. ‘Ik heb bijvoorbeeld laatst een voorstelling gemaakt, Belgium Rules: een hommage aan Rubens, Félicien Rops, Paul Delvaux, René Magritte. En ik moest in mijn compagnie plots gaan uitleggen aan jonge actrices en dansers dat die kunstenaars geen seksisten waren.’

Vervolgens haalt Fabre ook een situatie aan waarin hij een van de performers op scène door de micro toeschreeuwde dat ze moest gaan trainen, omdat ze opnieuw te dik geworden was. Daarop was een assistent hem komen vertellen dat zulke commentaren kwetsend konden zijn. Fabre verzekert de interviewer dat zulke commentaren ‘altijd fair’ zijn, maar dat hij merkt dat mensen de jongste tijd gevoeliger zijn geworden. ‘Een jaar geleden’, zo besluit hij, ‘waren daar allemaal geen problemen mee.’

In en rond de repetitiezaal van Troubleyn is vernedering dagelijkse kost.

Voor buitenstaanders klinken die uitspraken misschien triviaal of als een kwestie van artistieke vrijheid, maar sommigen van ons waren erbij op de beide momenten die Fabre beschrijft, en kunnen getuigen over meerdere onjuistheden in zijn verslag. Eén van de anleidingen voor het gesprek over seksisme in Belgium Rules was een geschreven recensie in het tijdschrift Etcetera, die zich vragen stelde bij Fabres enscenering van een reeks kunsthistorische beelden, en dus niet het oeuvre van de overleden Belgische kunstenaars zelf. Die vragen waren aan Fabre gericht, niet aan Rubens.

Ook van het moment waarop Fabre publiekelijk de aandacht vestigde op het gewicht van één danser, waren sommige van ons getuige. Het ging om een lang en pijnlijk spel van vernedering waarin Fabre insinueerde dat ze zwanger moest zijn. Die pesterijen gingen door tot zij in tranen uitbarstte.

Triviaal is die laatste situatie niet. Het is ook geen alleenstaand geval. Ze verrast ons dan ook niet. Het is slechts één van de vele verwarrende psychologische spelletjes waaraan je onderworpen kan worden als je met Fabre werkt. In en rond de repetitiezaal van Troubleyn is vernedering dagelijkse kost. In het bijzonder vrouwelijke lichamen zijn het mikpunt van pijnlijke en vaak openlijk seksistische kritiek – hoe zij er ook uitzien.

De ene dag zet Fabre een performer op een piedestal, de volgende dag breekt hij die systematisch af. Niet zelden pikt hij er dan één persoon als zondebok uit om bewust spanningen op te wekken bij de rest van de groep. De combinatie van Fabres onvoorspelbare humeur en zijn autoriteit over de ruimte die hij als regisseur beheerst, creëert een gespannen omgeving waarin iedereen minstens impliciet aangemoedigd wordt om de regisseur vaak genoeg te behagen.

Fabres machtspositie wordt nog subtiel versterkt doordat hij zijn performers bijnamen geeft. Sommige moeten wellicht vleiend klinken, andere zijn onmiskenbaar denigrerend en racistisch. In het VRT-interview zegt Fabre: ‘Al wat leeft moet je respecteren, dus zeker ook de vrouw.’ Nochtans zei hij ooit in het bijzijn van alle performers tot een vrouwelijke performer: ‘Je bent mooi, maar je hebt geen verstand, zoals een kip zonder kop.’

Of over welk ‘wederzijds respect’ heeft Fabre het juist, wanneer hij een niet-Europese stagiaire naar het hoofd slingert dat als ze niet beter gaat spelen, hij haar zal terugsturen naar haar land?

Velen van ons moesten na hun vertrek bij het gezelschap psychologische hulp zoeken.

Sommigen zullen misschien verdedigen dat dit gewoon deel uitmaakt van een artistieke strategie – dat Fabre zijn artistieke resultaat enkel kan bereiken door zijn performers voorbij hun grenzen te drijven. Daartegen willen we inbrengen dat het wel altijd de performer is die daarvoor de fysieke en emotionele prijs betaalt, nooit het gezelschap of de personen die het voor het zeggen hebben.

Fabres wisselende houdingen en grillige gedrag hebben het zelfvertrouwen en de zelfwaarde van vele werknemers geen goed gedaan. Velen van ons moesten na hun vertrek bij het gezelschap psychologische hulp zoeken, en hebben onze ervaringen beschreven als traumatische littekens op ons zijn. Eén performer vatte het zo samen: ‘Hij noemt ons “krijgers van de schoonheid”, maar uiteindelijk voel je je vooral een geslagen hond.’

Misschien zullen sommigen blijven volhouden dat pijn er nu eenmaal bijhoort bij bepaalde artistieke praktijken – dat het de prijs is die je betaalt voor ‘goede kunst’. Maar performers pakken op hun kwetsbaarheden vormt slechts het voorspel op een duisterder en meer verborgen praktijk bij Troubleyn. In het VRT-interview claimt Fabre dat er in de veertig jaar dat hij al met zijn gezelschap werkt, er nooit problemen geweest zijn met seksueel overschrijdend gedrag. Dat is een leugen. Daarmee leidt hij publiek de aandacht af van zijn eigen bezwarende intimidaties.

Heel recent nog, in het voorjaar van 2018, nam een van de performers bij het gezelschap ontslag, waarvoor ze ook seksuele intimidatie opgaf als een van de redenen. In haar correspondentie met het gezelschap expliciteert zij: ‘De impact van een respectloze en pijnlijke #metoo-ervaring werkte negatief in op mijn werk en mijn innerlijke rust.’ Voor haar werd haar werk ‘niet langer een gelukzalige uitdaging en opportuniteit, maar een manipulatief gevecht.’

Het gaat hier niet om een nieuwe generatie die extra ‘gevoelig’ is. Het is ook niet een probleem ‘van het laatste jaar’.

Kort daarna volgde een collega die om gelijkaardige redenen ook al twee andere performers het gezelschap had zien verlaten. En afgelopen maand stapten nog eens twee collega’s eruit. Geen van hen wou zich nog langer stilzwijgend onderwerpen aan zo’n omgeving. Op twee jaar tijd hebben dus in totaal zes mensen de deur achter zich dicht getrokken, nadat ze direct betrokken waren bij gevallen van seksueel overschrijdend gedrag of ertegen protesteerden – gevallen waar nu vaak naar verwezen wordt als ‘#metoo’.

Wat een #metoo-ervaring inhoudt in de context van Troubleyn?

Intimidatie, seksisme en vrouwonvriendelijkheid houden precies in wat ze altijd hebben ingehouden. Door onze ervaringen uit te wisselen, te verzamelen en erover te reflecteren – één gaat zelfs twintig jaar terug – begonnen we in te zien dat medewerkers van Troubleyn al jaren hebben moeten laveren rond een onprofessionele en ongepaste omgang op het werk. Het gaat hier niet om een nieuwe generatie die extra ‘gevoelig’ is. Het is ook niet een probleem ‘van het laatste jaar’.

Eén performer die vijftien jaar geleden met Fabre werkte, stelt: ‘Toen al gold uiteindelijk het principe: geen seks, geen solo. Toen ik mensen in mijn omgeving over mijn ervaring vertelde, haalden ze gewoon hun schouders op alsof dat nu eenmaal bij de job hoorde.’

Onze verzamelde ervaringen en getuigenissen blijken vaak zo gelijklopend dat er duidelijke patronen opvallen aan Fabres gedrag. Zo openbaren getuigenissen van acht verschillende performers dat Fabre er een blijvende semi-geheime fotopraktijk op nahoudt. Voor die ‘zijprojecten’ inviteert hij geregeld performers bij hem thuis ‘om beeldende kunst te maken’, maar dat blijkt dan uit te draaien op een gelegenheid om de performer seksueel te benaderen.

Deze semi-geheime fotoprojecten en het uitwisselen van seks zijn binnen het gezelschap een verborgen valuta geworden.

Eén betrokkene beschrijft zo’n situatie als volgt: ‘Ik was al minstens een jaar bij het gezelschap betrokken, toen Fabre mij vroeg voor een nevenproject dat in het zwart betaald zou worden, en waarover ik tegen niemand iets mocht vertellen. Het project kwam erop neer dat je je door hem liet fotograferen in een situatie waarover ik vandaag nog steeds enkel met schaamte kan praten. Het heette ‘werk’, maar voelde heel ongemakkelijk. Ik kreeg alcohol en dan drugs aangeboden om me vrijer te voelen (het blijft de enige keer in mijn leven dat ik drugs genomen heb) en dat leidde er uiteindelijk toe dat Fabre mij om meer vroeg.’

Deze semi-geheime fotoprojecten en het uitwisselen van seks zijn binnen het gezelschap een verborgen valuta geworden, die de performer toegang verzekert tot solo’s of toekomstige werkaanbiedingen in ruil voor hun respons op Fabres avances. Performers die deze avances hebben afgewezen en proberen om een respectvolle en professionele relatie in stand te houden, kregen te maken met subtiele of minder subtiele vormen van bestraffing – inclusief stalking, verbale vernedering, agressie en manipulatie.

Soms krijgen performers grote sommen geld aangeboden – op het eerste gezicht als vergoeding voor hun deelname aan deze privé fotoshoots. Dat is op zichzelf al provocerend, als je de lage officiële lonen van Troubleyn en het niet betalen van de vele stagiairs mee in rekenschap neemt.

Eén performer gaf deze beschrijving: ‘Toen ik na de fotoshoot zijn verdere toenaderingen had afgewezen, voelde ik me vreselijk, ik was van streek. Fabre begreep dat niet en zei me dat ik er geen big deal van moest maken. Ik wilde hem het geld teruggeven, maar hij weigerde. Hij zei me dat hij veel meer verdiende met de verkoop van die foto’s, dus dat het geld mijn aandeel was. Hij vroeg me of ik het wilde teruggeven omdat ik me een ‘hoer’ voelde.'

'Een week later nodigde hij me uit voor een chique diner en bood hij me een solo aan. In de weken daarop bleef hij me bellen op abnormale tijdstippen, met de opdracht om sexy ondergoed en hoge hakken te kopen voor verdere fotoshoots. Ik weigerde, maar naar mijn gevoel betaalde ik daar wel een prijs voor. Lastige episodes volgden.'

Hoe medeplichtig – intentioneel of niet – zijn de andere werknemers van deze organisatie?

'Tijdens repetities kon het gebeuren dat hij mijn rol inperkte en dat ik bepaalde stukken kwijtspeelde aan een andere danser. Je weet natuurlijk nooit zeker of dat met die fotoshoot te maken had, maar er veranderde in elk geval iets in zijn gedrag. Eén keer volgde ik zijn instructies niet snel genoeg op en kwam hij roepend de scène op, met zijn vuist in de lucht, alsof hij me zou slaan. Hij zei: ‘Mocht de première er niet aankomen, had ik je van mijn podium gehaald.’ Hij ging door met het aanbieden van fotoshoots, die ik telkens weigerde. Hij bleef de solo aanhalen.’

Aangezien Troubleyn functioneert volgens een strikte hiërarchische logica, vallen deze bestraffingen tijdens de repetities vaak niet op, omdat nieuwe performers in regel ‘harder’ behandeld worden. Van stagiairs en performers met een lagere positie in de Fabreaanse hiërarchie wordt verwacht dat ze de vernedering, intimidatie en straffen doorstaan zoals hun oudere collega’s in het verleden ook hebben moeten doen. Het lijkt op een test om jezelf te bewijzen, maar in realiteit gaat het om een collectief aangedreven spiraal van misbruik, waar iedereen onvrijwillig medeplichtig aan wordt.

Fabre en zijn verdedigers kunnen zulke situaties aanzien als uitingen van artistieke vrijheid en – in die zin – als een mensenrecht. Werknemers die het niet eens zijn met bepaalde werkmethodes die breken met de ‘conventionele’ regels, moeten maar uit het gezelschap stappen, zo luidt hier en daar de logica.

Maar ook artistieke werkplekken zijn gebonden aan reguleringen. Toen we de vakbond vroegen om het eigen arbeidsreglement van Troubleyn na te kijken, bleek Artikel 46 te luiden: ‘Geen enkele daad die psychologische risico’s inhoudt, met inbegrip van daden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, mag worden toegelaten of getolereerd. Dit geldt voor werkgever en werknemer, maar ook voor derden die in contact komen met werknemers voor de uitvoering van hun werk.’

In Troubleyn worden performers geacht zich stil te houden, tenzij ze de toestemming krijgen om te spreken.

Onze aangroeiende getuigenissen roepen dus de vraag op: waar dienen deze regels toe, als veel van de mensen die bij Troubleyn werken, de schadelijke repercussies van Jan Fabres gedrag niet lijken in te zien of te erkennen – of erger, wanneer Fabre zijn eigen gedrag verdedigt als ‘altijd fair’? Hoe medeplichtig – intentioneel of niet – zijn de andere werknemers van deze organisatie?

Je kan je afvragen waarom de getuigende performers niet eerder vrijuit gesproken hebben. Het antwoord is simpel: Troubleyn is geen plek waar je een open gesprek hebt. In Troubleyn worden performers geacht zich stil te houden, tenzij ze de toestemming krijgen om te spreken. En zelfs dan gelden er vele onuitgesproken regels over wat je wel en niet echt op tafel kan leggen. Aanvaard worden als lid van het gezelschap is een proces van volharding. Een lastige en lange auditieperiode, met honderden andere performers die dezelfde job willen, maakt van jou een ‘uitverkorene’.

Maar zelfs dan, als je eindelijk een job gekregen hebt, zal je moeten blijven vechten voor je plek tussen de trouwe mensen die al jaren met Fabre hebben gewerkt. Dan is ontslag nemen méér dan enkel geconfronteerd worden met werkloosheid. Iedereen in de sector weet hoezeer zo’n keuze ook je reputatie, ambities en carrière kan ruïneren.

Ondanks onze maximale inspanning om binnen Troubleyn een inclusief gesprek te openen over #metoo, is dat niet gelukt. Ofwel werd dat gesprek vermeden, ofwel werden performers onmiddellijk voor een ultimatum gesteld. Eén performer getuigde: ‘Toen Fabre zijn doen en laten rechtvaardigde, kregen we meteen te horen dat we “vrij waren om te vertrekken” als een van ons niet helemaal akkoord ging. De jonge performers die kozen om te blijven, kregen vervolgens de opdracht om aan Troubleyn een brief te richten waarin ze zouden uitleggen waarom ze met Fabre wilden blijven werken – alsof het om een loyaliteitskwestie ging.’

Hoe kunnen we nog twee of drie jaar afwachten voor onze stemmen gehoord worden?

Op basis daarvan zijn we tot de slotsom gekomen dat deze kwesties niet opgelost zullen worden vanuit het gezelschap Troubleyn zelf. We riepen de hulp in van verschillende sectororganisaties, maar geen van hen lijkt het mandaat te hebben om tussen te komen in de situatie bij Troubleyn. Met steun van de vakbond hebben we zelfs juridisch advies ingewonnen, maar we zijn tot de vaststelling gekomen dat het rechtssysteem te traag is.

Hoe kunnen we nog twee of drie jaar afwachten voor onze stemmen gehoord worden, terwijl we nieuwe collega’s ongeïnformeerd laten over wat er in het verleden is gebeurd? Wij kunnen niet langer stilzwijgend staan toekijken op hoe steeds meer collega’s ontslag nemen, terwijl Troubleyn de redenen achter hun beslissing verdraait en verduistert.

Los van wat we gezien, gehoord en/of doorstaan hebben, willen we erkennen dat velen van ons ook dingen geleerd hebben tijdens onze tijd bij Troubleyn. Tegelijk hebben velen van ons rechtstreeks te maken gekregen met seksisme en machtsmisbruik. Sommigen van ons zijn van die praktijken enkel getuige geweest, maar allemaal eisen wij dat zij ophouden.

Als Fabre zegt dat de ‘geheime band’ tussen regisseur en performer beschadigd wordt wanneer het bewustzijn rond seksisme en ongepast seksueel gedrag toeneemt, willen wij er hem graag aan herinneren dat het precies zijn onvermogen is om een open, bewust en respectvolle werkomgeving te creëren, dat de ware bedreiging vormt voor elke artistieke verhouding die bouwt op een diep begrip van vertrouwen.

Wat zijn we in de naam van kunst zo desperaat aan het verdedigen en rechtvaardigen?

Vrijuit spreken over de kwesties bij Troubleyn is geen aanval op de artistieke vrijheid, maar eerder een poging om een heel eng begrip van vrijheid open te breken. (Vrijheid voor wie? Om wat mee te doen?) Zo willen we een fundamentele vraag opwerpen: ‘Wat zijn we in de naam van kunst zo desperaat aan het verdedigen en rechtvaardigen? Wie beschermen we, en waarom zouden we die koers willen blijven aanhouden?’

Het probleem begint noch stopt aan de drempel van Troubleyn. In de eerste plaats moet deze brief gelezen worden als een poging om een einde te maken aan een zwijgcultuur en om aandacht te vragen voor toxische werkomgevingen in het brede artistieke veld. Deze brief is geen persoonlijke afrekening. Door open te zijn over hoe wij Fabres gedrag zelf ervaren hebben, hopen wij een hoognodig gesprek in de sector op te starten.

We hebben allemaal verantwoordelijkheden. Onze verantwoordelijkheid vandaag is vrijuit te spreken.

Wij vragen de raad van bestuur van Troubleyn om zijn verantwoordelijkheid op te nemen.

Wij vragen de artistieke gemeenschap om dit gesprek te ondersteunen en erin te investeren. Wij vragen de raad van bestuur van Troubleyn om zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Wij vragen de regering en haar instellingen om ook hun rol te spelen in het aansprakelijk houden van individuen en organisaties.

Samen zullen wij niet langer een cultuur van hypocrisie en ontkenning steunen in de naam van de kunst. Samen zullen wij toewerken naar een meer inclusief begrip van artistieke vrijheid.

Vandaag doen onze stemmen ertoe. Ze zullen gehoord worden.

Wij, (voormalige) werknemers en stagiairs bij Troubleyn, tekenen in steun en solidariteit met al onze collega’s,

Erna Ómarsdóttir, performer 1998/99-2003
Geneviève Lagravière, performer 2002-2004
Louise Peterhoff, performer 2003
Maryam Hedayat, stage productie 2012
Merel Severs, 2012-2018
Nelle Hens, 2012-2015
Marleen van Uden, performer 2016-2017
Tabitha Cholet, performer 2016-2018
Anonieme performer, 2000-2001, man
Anonieme stagiaire, 2001, vrouw
Anonieme performer, 2001-2004, vrouw
Anonieme performer, 2002-2003, vrouw
Anonieme stagiair(e), 2003, niet-binair
Anonieme werknemer, 6 jaar, vrouw
Anonieme performer, 2004-2007, vrouw
Anonieme performer, 2 jaar, vrouw
Anonieme performer, 2014, vrouw
Anonieme performer, 2 jaar, vrouw
Anonieme performer, 6 jaar, man
Anonieme stagiaire/performer, 2017-2018, vrouw


Engagement en Acod Cultuur, de socialistische vakbond voor de cultuurwerkers, hebben de getuigenissen bij deze brief opgevolgd. Acod verzekert de betrouwbaarheid ervan, onderschrijft de kritiek en staat garant voor de bescherming en ondersteuning van de getuigende kunstenaars.

We roepen de media uitdrukkelijk op om respectvol om te gaan met het onderwerp van deze brief, de identiteit van de ondertekenaars en de positie van Jan Fabre/Troubleyn. Afbeeldingen van zowel de ondertekenaars als van Jan Fabre/Troubleyn mogen enkel gebruikt worden met uitdrukkelijke toestemming van de betrokken individuen.

Pers Contact
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
Daphne Rasschaert
E-mail: daphne.rasschaert@igvm.belgie.be
Tel.: 02 233 43 92

Lees het Recht van Antwoord van Troubleyn / Jan Fabre