Op de vlucht voor de verloren tijd. De roeping van Édouard Louis

Door Stéphane Symons, op Wed Jan 05 2022 12:11:00 GMT+0000

In zijn vijf autobiografische boeken ontleedt de jonge Franse auteur Édouard Louis de economische achterstelling, sociale uitsluiting en culturele armoede van de working poor. De literatuur bood hem, tegen alle verwachtingen in, een uitweg uit de uitzichtloze realiteit van zijn jeugd.

Édouard Louis (geboren in 1992) wordt wel eens de Marcel Proust van het proletariaat genoemd. Het is inderdaad zo dat de vijf autobiografische boeken die hij sinds 2014 heeft geschreven, net zoals Prousts grote roman, voor een groot deel een nietsontziende weergave bieden van een bepaald sociaal-economisch milieu. Waar het bij Proust evenwel gaat om beschrijvingen van een niet-werkende, geprivilegieerde klasse keert Louis met elk nieuw boek terug naar zijn jeugd in een Noord-Frans arbeidersgezin. De eerste jaren van Louis’ leven werden namelijk grotendeels bepaald door het gevecht tegen de economische achterstelling, sociale uitsluiting en culturele armoede van wat intussen de working poor is gaan heten.

Louis ziet de ontsnapping aan zijn arbeidersachtergrond, de breuk met zijn familie, en de verhuis naar Parijs als een voorwaarde voor een waarlijk vrij en ongeremd bestaan.

Louis verknoopt deze weergave van een sociaal-economische problematiek met een beschrijving van zijn ontluikende homoseksualiteit. Hij ziet de ontsnapping aan zijn arbeidersachtergrond, de breuk met zijn familie, en de verhuis naar Parijs als een voorwaarde voor een waarlijk vrij en ongeremd bestaan. In zijn laatste boek, Changer: méthode (2021), is er echter meer aan de hand. Daarin heeft Louis het in de eerste plaats over zijn intellectuele ontwikkeling, zijn studies aan de École normale supérieure en zijn beginnend schrijverschap. Louis beschrijft deze intellectuele ontwikkeling steeds opnieuw als een ‘vlucht’. Dit concept is vooral relevant voor zover het politieke, psychologische en, bij gebrek aan een beter woord, metafysische kwesties samenbrengt.

Veelal worden die drie niveaus tegen elkaar uitgespeeld: wie de wereld primair begrijpt vanuit een metafysisch perspectief zou geen oog hebben voor de contingenties van de geschiedenis of de onvervangbaarheid van elk individu. Het werk van Louis is allerminst apolitiek want het bevat een glasheldere analyse van sociaaleconomische thema’s, en ook de psychologische relevantie van zijn werk staat buiten kijf. Maar het politieke en het psychologische niveau wijzen hier ultiem naar iets van een heel andere aard: in de boeken van Louis is een weinig opbeurende beschrijving van sociaal onrecht en mentaal lijden, tegen alle verwachtingen in, geresulteerd in het bewijs dat een uitzichtloze realiteit nooit het laatste woord kan hebben.

Terugkeer naar het klassendenken

Het werk van Édouard Louis kan op zijn minst op twee verschillende manieren worden gelezen. Een eerste lectuur ziet in zijn boeken een analyse van politieke en sociale thema’s zoals structurele armoede en de groeiende ongelijkheid in Westerse maatschappijen. Louis houdt een pleidooi voor een terugkeer naar het klassendenken, nadat een dergelijk denkkader door behoorlijk wat commentatoren was verworpen als oubollig en irrelevant. Uiteraard is er tijdens de twintigste eeuw een aantal grote stappen gezet in de vertegenwoordiging en de behartiging van de belangen van achtergestelde klassen. Door de invloed van vakbonden en andere drukkingsgroepen zijn ook de laagste lonen gestegen en werden de meest extreme uitwassen van sociale uitbuiting, in het Westen althans, aan banden gelegd.

De sociaal-economische breuklijnen en klassendistincties van weleer zijn grotendeels onaangeraakt gebleven.

Volgens Louis blijven kansenongelijkheid en armoede echter structureel ingebakken in de hedendaagse maatschappij, waardoor de sociaal-economische breuklijnen en klassendistincties van weleer grotendeels onaangeraakt zijn gebleven. De beschrijvingen van de infrastructuur van het dorp en huis waarin Louis opgroeide, doen inderdaad meer denken aan verre ontwikkelingslanden dan aan Noord-Frankrijk. Niet zelden was er te weinig geld om eten te voorzien en de rekeningen te betalen.

In belangrijke passages wijst Louis erop dat die sociaal-economische situatie van de working poor een blinde vlek is geworden voor de traditionele centrumpartijen. Door een verdere liberalisering van sociale en economische beschermingsmechanismes is het rendementsdenken doorgedrongen tot in het hart van de politiek, wat geleid heeft tot een verdere ontmanteling van publieke sectoren die haaks staan op de winstlogica van de vrije markt (o.m. medische zorgverlening, werkloosheidsondersteuning, openbaar vervoer, onderwijs). Louis’ oeuvre leest dan ook als een vlijmscherpe aanval op zowat alle politieke centrumpartijen, inclusief de links-progressieve, omdat ze ervan uitgingen dat de economische maatschappijmodellen van het kapitalisme konden worden verzoend met de sociale ambities van een verzorgingsstaat.

Voor Louis heeft het macroniveau van deze hedendaagse klassenstrijd een onmiddellijke impact op het microniveau van de privésfeer. The personal is the political, ook voor Louis. De worsteling met de eigen geaardheid, maar ook iemands unieke manier van spreken, eten, wonen, bewegen en gekleed gaan, de verhoudingen binnen een gezin en zelfs het menselijke lichaam als dusdanig worden steeds ook beschreven vanuit maatschappelijke dynamieken en sociaal-economische ontwikkelingen. Een voorbeeld van deze verknoping tussen macro- en micropolitiek, tussen het collectieve en het lichamelijke, vindt Louis in de stopzetting van de terugbetaling van de medicatie van zijn vader, die arbeidsongeschikt werd verklaard na een ongeval. In Ze hebben mijn vader vermoord (2018) (Qui a tué mon père, 2018) schrijft hij:

In maart 2006 werd door de regering van Jacques Chirac, sedert twaalf jaar president van Frankrijk, en door zijn minister van Volksgezondheid, Xavier Bertrand, aangekondigd dat tientallen medicijnen niet meer zouden worden vergoed door de staat. Daar waren veel medicijnen tegen spijsverteringsstoornissen bij. Omdat je (Louis’ vader) na het ongeluk de hele dag moest liggen en slechte voeding kreeg, had je continu last van je spijsvertering. Medicijnen kopen om die te reguleren werd steeds moeilijker. Jacques Chirac en Xavier Bertrand hebben je ingewanden kapotgemaakt.

Wanneer Louis op jonge leeftijd naar Parijs verhuist, wordt hij geconfronteerd met een levensstijl die in niets lijkt op die van zijn thuissituatie. Vooral in zijn nieuwe boek, Changer: méthode, gaat hij dieper in op zijn contacten met de intellectuele, artistieke en financiële beau monde in de Franse hoofdstad. In deze scènes zit behoorlijk wat kritiek verwerkt. Na een bezoek aan de onderkomen flat van zijn vader wijst Louis erop dat de tegenstelling met de leefwereld van zijn Parijse contacten steeds ook een lichamelijk en dus onuitsprekelijk gegeven zal blijven: ‘J’ai su que si en rentrant à Paris j’essayais d’expliquer cet écart personne ne pourrait le comprendre, je n’aurais pas pu l’exprimer, parce qu’il est en dehors du langage.’

Toch worden de geprivilegieerde klassen in zijn werk nooit zonder meer aan de kant geschoven. Hoe belangrijk de klassenstrijd ook is, Louis zal ze nooit verabsoluteren tot een manicheïstische strijd tussen goed en kwaad. Louis weigert de onbekommerde levensstijl van de bourgeoisie slechts te zien als een waanbeeld, of als een gebrek aan authenticiteit of diepgang. Doorheen zijn oeuvre zijn het namelijk precies de artistieke en intellectuele interesses van de geprivilegieerde klasse die hem voor de geest staan als een droombeeld van diep geluk en ware vrijheid. Die idealen van een vrij, niet-werkend en intellectueel leven mogen dan wel overtrokken en tot op zekere hoogte leugenachtig zijn, ze hebben, zoals we meteen zullen zien, wel degelijk een reële impact gehad op het leven van Louis.

Net omdat Louis de klassenstrijd niet verabsoluteert, zal hij de arbeidersklasse waartoe zijn familie behoort niet idealiseren. Zoals zijn mentor, de Franse socioloog Didier Eribon, erkent hij dat net die arbeidersklasse, veel meer dan de bourgeoisie, gebukt gaat onder misbruik, geweld, homofobie, misogynie en xenofobie. Louis schijnt het eens te zijn met de analyse uit het derde hoofdstuk van Eribons meesterwerk Terug naar Reims (2018) (Retour à Reims, 2009), waarin wordt uitgelegd dat de arbeidersklasse reeds voor de zogenaamde ‘ruk naar rechts’ worstelde met racisme en xenofobie.

Louis weigert de onbekommerde levensstijl van de bourgeoisie slechts te zien als een waanbeeld, of als een gebrek aan authenticiteit of diepgang.

Net als Eribon heeft Louis dus steeds oog voor sociale, economische, politieke en electorale verschuivingen in het publieke leven. Daarom benadrukt hij dat de achterstelling van de arbeidersklasse nooit afdoende kan worden aangepakt op het microniveau van het gezinsleven en het persoonlijk bestaan waar ze zich het meest laat voelen. The personal is the political maar the political is not (merely) the personal. Louis breekt steeds ook een lans voor een radicale vernieuwing op het macroniveau van de politieke besluitvorming en de partijpolitiek, door onder meer een betere vertegenwoordiging van de achtergestelde klassen in het parlement en een meer performante democratie.

Drang om te vluchten

Een tweede lectuur ontdekt in Louis’ oeuvre een reeks complexe, psychologische vraagstukken. Vanuit een dergelijke invalshoek is zijn werk onbeschroomd autobiografisch te noemen en staan psychologische thema’s als trauma, vlucht, schaamte en wraak centraal. Een lectuur die draait rond een psychologische problematiek is in dit geval ongetwijfeld legitiem.

Louis staat uitgebreid stil bij de psychische schade die hij in zijn jeugd heeft geleden, en geeft in detail weer hoezeer de problemen van zijn familie op hem hebben gewogen. Familiaal geweld en drankmisbruik waren schering en inslag waardoor de jonge Louis zijn thuissituatie nooit als veilig en stabiel heeft ervaren. Ook de bredere sociale omgeving van Louis was jammer genoeg niet gespeend van geweld. Veruit de meeste van Louis’ herinneringen aan zijn schooltijd draaien rond extreem pestgedrag. In het werk van Louis gaat deze beschrijving van psychische trauma’s echter hand in hand met een klemtoon op zijn wil om te ontsnappen. Die thematiek van de vlucht speelt al in zijn eerste boek Weg met Eddy Bellegueule (2017) (En finir avec Eddy Bellegueule, 2014) een grote rol en wordt in het hoofdstukje ‘Eerste vluchtpoging’ als volgt beschreven: ‘Vluchten was de enige mogelijkheid die voor mij openstond, de enige die me restte.’

De beschrijving van psychische trauma’s gaat hand in hand met een klemtoon op zijn wil om te ontsnappen.

Dat concept van vlucht heeft een ambivalente betekenis. Reeds op jonge leeftijd was Louis er zich van bewust dat zijn homoseksuele geaardheid op geen enkel begrip zou kunnen rekenen van zijn familie en directe omgeving. Aanvankelijk bestond de meest voor de hand liggende vlucht voor Louis daarom uit een manifeste ontkenning van zijn geaardheid. Onder meer zijn (mislukte) poging om met een meisje naar bed te gaan en een theatrale verontwaardiging over een homoseksueel getinte scène tijdens een filmvertoning op school illustreren een fundamenteel gespleten bewustzijn. Het concept vlucht is echter meerduidig omdat Louis al op vroege leeftijd gewaarwordt hoezeer hij wil ontsnappen aan de sociaal-economische, intellectuele, culturele en emotionele beperkingen van zijn omgeving.

In de reconstructie van zijn persoonlijke ontwikkeling legt Louis de nadruk op negatieve drijfveren als schaamte (over onder meer zijn familieleden, zijn sociaal-economische achtergrond, zijn geaardheid en zijn intellectuele achterstand, maar net zo goed over zijn gebrekkige tafelmanieren en slecht gebit) en wraak (op de pesters uit zijn school en, tot op zekere hoogte, op zijn ouders). Die drang om te vluchten ligt naar eigen zeggen ook ten grondslag aan Louis’ intellectuele evolutie, zoals hij in Changer: méthode schrijft. ‘Je lisais la nuit, pendant les repas, je lisais frénétiquement … chaque lecture en engendrait une autre, chaque livre me menait vers un autre livre – et chaque livre m’éloignait de mon ‘moi’ passé.’ Veel meer dan een doorleefde interesse in literatuur en cultuur is de drijfveer achter zijn intellectuele interesses een verlangen om radicaal te breken met het beklemmende milieu waarin hij is opgegroeid.

De drijfveer achter zijn intellectuele interesses is een verlangen om radicaal te breken met het beklemmende milieu waarin hij is opgegroeid.

De ontdekking van het theater is hierbij een doorbraak omdat ze een artistiek-intellectuele dimensie geeft aan Louis’ vermogen om zich anders voor te doen dan hij is. Het theater leidt al snel tot een verhuis naar Amiens, een complexe vriendschap met klasgenoot Elena en haar cultuur- en kunstminnende ouders, de kennismaking met Didier Eribon, en succesvolle studiejaren aan de prestigieuze École normale supérieure. Al die tijd wordt Louis opgejaagd door een allesverterende vlucht voor de verloren jaren uit zijn jeugd.

De (on)mogelijkheid van verandering

Om het uitzonderlijke karakter van het oeuvre van Louis te kunnen peilen, moeten we echter dieper graven dan de politieke en de psychologische lezing die hierboven werden toegelicht. Er dringt zich een derde lezing op van Louis’ boeken en de drijfveer achter zijn schrijverschap. De drang om te vluchten die Louis centraal plaatst in zijn werk draagt een haast metafysische dimensie in zich die het louter politieke en psychologische niveau overstijgt. Met de beschrijving van een onstuitbare wil om te ontsnappen raakt Louis namelijk aan de eeuwenoude filosofische vraag naar de (on)mogelijkheid van echte verandering in de wereld, en de (ir)realiteit van hoop.

Elk van Louis’ boeken kan je lezen als een minutieuze en doorgezette weergave van een schijnbaar onveranderbare en hopeloze omgeving. Louis heeft het voor alles over een werkelijkheid die zo verstoken is van mogelijkheden tot verbetering dat slechts een radicale breuk redding kan bieden. De grondtoon van Louis’ boeken is een gevoel van uitzichtloosheid. In een aantal cruciale passages in Changer: méthode beschrijft hij het besef dat er in de wereld waarin hij is opgegroeid nooit ruimte zal kunnen zijn voor iemand zoals hij:

J’ai grandi dans un monde qui rejetait tout ce que j’étais, et je le vivais comme une injustice parce que -c’est ce que je me répétais, des centaines de fois par jour, jusqu’à la nausée-, je le vivais comme une injustice parce que je n’avais pas choisi ce que j’étais.

Bekeken door de ogen van zijn omgeving is het bestaan van Louis inderdaad, haast letterlijk, een onmogelijkheid. Louis’ boeken verkrijgen echter een hoopvolle dimensie wanneer de lezer plots beseft dat de auteur zich wel degelijk heeft weten te bevrijden uit die uitzichtloze en ‘onmogelijke’ situatie, en dit precies omwille van het feit dat hij ze op een succesvolle manier heeft getransfereerd naar het domein van de literatuur. Intussen is Louis immers een wereldvermaard auteur geworden, die op handen wordt gedragen door critici, die bekende acteurs en beleidsmakers tot zijn vrienden mag rekenen, en die een leven leidt dat niets meer gemeen heeft met de taferelen uit zijn boeken. Dankzij zijn boeken heeft Louis voor zichzelf een radicaal andere realiteit weten te scheppen dan degene die zijn omgeving voor hem in petto had, en die elke keer opnieuw centraal staat in zijn oeuvre.

Aan het werk van Louis ligt dus een stevige paradox ten grondslag: de verandering in zijn leven is er net gekomen door een volgehouden, quasizakelijke beschrijving van de _on_mogelijkheid van verandering. Zijn literaire doorbraak mag dan wel uitgebreid aan bod komen, de passages waarin Louis zijn eigen successen beschrijft, blijven in hoge mate onwerkelijk. Die ‘nieuwe’ identiteit als gevierd auteur heeft hij zich duidelijk nog niet kunnen toe-eigenen en ze wordt veeleer beschreven als een ver en abstract droombeeld dan wel als een doorleefde realiteit. De meeste van zijn boeken eindigen dan ook met een terugkeer naar zijn jeugd en kijken in laatste instantie weg van het leven dat hij momenteel leidt, precies dankzij de publicatie van die boeken.

Het is de literatuur zelf die aan de oorsprong ligt van de radicale en reële transformatie van de auteur.

Met deze vreemde paradox leveren de boeken van Louis het bewijs van een bevrijding die niet zonder meer in verband kan worden gebracht met Louis’ strijd om sociaal-economische emancipatie of het zogenaamd therapeutisch effect van het schrijverschap. Deze metamorfose-door-de-literatuur is van een haast metafysische aard omdat ze zowel onmogelijk als werkelijk genoemd moet worden: ze liet zich in niets voorspellen door de reële leefwereld van Louis, hét thema van zijn boeken, en is niettemin onmiskenbaar ‘echt’. Het is hier de literatuur zelf, klassiek gezien het domein van de fictie, de schijn en het ‘onechte’, die aan de oorsprong ligt van de radicale en reële transformatie van de auteur.

Ontsnappingspogingen

Met deze verrassende, haast metafysische vervlechting van uitzichtloosheid en bevrijding is Louis in goed gezelschap. Blaise Pascal (1623-1662) lijkt een eerste relevante referentie: net als Pascal ontdekt Louis slechts in het doorgedreven besef van onmogelijkheid een redding uit die onmogelijkheid. Dat maakt dat het gebrek aan hoop in de boeken van Louis op een vreemde manier onlosmakelijk verbonden is geraakt met de aanwezigheid ervan, of zoals hij het zichzelf afvraagt in Changer: méthode: ‘mon désespoir infini et mon espoir sans limites, leur coexistence en moi, étaient(-ils) visibles?’

Ten tweede heeft Louis ook in deze context iets cruciaals gemeen met Proust. Louis beschrijft dat zijn interesse in boeken aanvankelijk werd gewekt door het verlangen naar een totaal nieuw leven. Net als in Prousts roman is het bij Louis precies de meedogenloze, literaire beschrijving van de beperkingen van een individueel leven die bevestigt dat die beperkingen daadwerkelijk kunnen worden overstegen: de herschepping van een leven tot een Boek betekent hier niets minder dan het bewijs van een geslaagde vlucht uit dat leven zelf.

Een derde relevante referentie vinden we in Robert Bressons film Un condamné à mort s’est échappé (1956). Een hele film lang volgen we de tot falen gedoemde ontsnappingspogingen van een terdoodveroordeelde verzetsstrijder. Zijn situatie lijkt kansloos want hij is onderworpen aan een uitermate streng gevangenisregime. Toch blijf je met een vreemd gevoel van hoop naar de film kijken want waarom zou de titel van de film verwijzen naar een geslaagde ontsnapping, als zowat elke nieuwe ontwikkeling slechts het tegenovergestelde suggereert? De laatste scène, wanneer de gevangene dan toch weet te ontsnappen, ervaar je als een onverhoopte, quasireligieuze apotheose, net omdat ze nauwelijks was voorbereid door wat voorafging. Ook in het werk van Louis zit een mogelijkheid van bevrijding verscholen die haaks staat op wat erin wordt beschreven. In het loutere feit dat zijn boeken werden gepubliceerd, zit reeds de bevestiging dat Louis een schrijver is kunnen worden, en daarmee ook de ontkrachting van zijn uitzichtloze verhaal.

Het is deze haast metafysische lectuur die maakt dat de notie ‘roeping’ een relevante categorie zou kunnen zijn voor de bespreking van Louis’ intellectuele activiteiten. Dat is zeker niet evident. Plato’s De Staat is de locus classicus geworden om vat te krijgen op het begrip ‘filosofische roeping’. Daar wordt de roeping van de filosoof afhankelijk gemaakt van een belangeloze liefde voor ‘het universele beginsel, dat zelf boven alle hypothesen verheven is.’

Wat je dan zou zien, zou niet langer een afbeelding zijn van de waarheid, maar de waarheid zelf, of ten minste wat zich aan mij als waarheid voordoet. Of ze het is of niet, dat is iets wat we niet langer met stelligheid mogen beweren. Maar dàt er iets van dien aard te zien is, dat mogen we wel beweren.

De negatieve drijfveren van Louis (o.m. vlucht, schaamte en wraak) laten zich maar heel moeilijk in verband brengen met een positief concept als roeping. Vanuit een klassieke, Platoonse visie is zijn intellectuele ontwikkeling geen roeping te noemen, en lijkt ze veel meer gemeen te hebben met de houding van de sofisten, die het intellectuele leven instrumentaliseren en het telos van een absolute, onvoorwaardelijke waarheid verwerpen. Louis windt er inderdaad geen doekjes om dat zijn intellectuele evolutie steeds ook werd ingegeven vanuit persoonlijke belangen en een diepgeworteld verlangen naar sociale, economische en culturele bevrijding. Bovendien leest het relaas van Louis als een afrekening met een aantal idealen die vaak geassocieerd worden met ‘authentiek’ denken.

Louis beschrijft zijn ontdekking van kunst, filosofie en literatuur als een aaneenschakeling van abrupte wendingen, onderbrekingen en transformaties.

Vooreerst maakt Louis komaf met de idee dat er zoiets is als een belangeloos denken en spreken. Zijn intellectuele leven staat niet in het teken van een ontdekking van een ‘zuiver’ en onbemiddeld ‘ik’, maar werd net mogelijk gemaakt door een uitzonderlijk vermogen om het gedrag van anderen foutloos te imiteren. ‘Je speelt voortdurend allerlei rollen, maar er bestaat wel degelijk een waarheid van dekmantels.’ En in Changer: méthode: ‘Le théâtre, la littérature, le cinéma, j’avais le pressentiment qu’ils seraient les outils qui me mèneraient à une nouvelle vie.’ Het intellectuele parcours van Louis staat om die reden volledig haaks op het ideaal van de Bildung: Louis beschrijft zijn ontdekking van kunst, filosofie en literatuur niet als een organisch groeiproces, waarin een individu zijn eigen horizon steeds verder verlegt door middel van een volgehouden intellectuele en creatieve arbeid, maar wel als een aaneenschakeling van abrupte wendingen, onderbrekingen en transformaties.

Het gaat hier niet om een verrijking of een verruiming van een stabiele en ‘echte’ identiteit, maar – net als bij Proust overigens – over een opeenvolging van heterogene en met elkaar conflicterende ‘ik’-en:

(C)’est comme si la biographie d’un être était impossible, comme si l’histoire de ma vie n’était pas celle d’une personne à travers le temps mais la succession de personnages qui n’ont rien à voir les uns avec les autres, qui n’ont même pas en commun le Nom.

Ook de vriendschap wordt bij Louis, pace Plato, niet gezien als een mogelijkheidsvoorwaarde voor een waarlijk intellectueel en filosofisch leven. Louis spaart zichzelf niet en bekent dat zijn artistieke en intellectuele zelfontplooiing niet gefundeerd is in een gedeeld leven ‘in de waarheid’ maar net voortvloeide uit een aaneenschakeling van momenten van verraad:

Dans une première version de ce livre je commençais mon récit par ces mots: L’histoire de ma vie est une succession d’amitiés brisées. À chaque étape de cette vie, de cette course contre moi-même, j’ai dû me séparer de personnes que j’avais aimées pour pouvoir avancer plus encore. (...) Il ne me restait qu’à partir à la recherche de nouvelles personnes qui m’accueilleraient, avant que mon désir de transformation ne me propulse encore vers une autre vie, et me pousse à les abandonner à leur tour.

Bevrijding

Ondanks deze fundamentele verschillen met de traditionele, Platoonse visie is er in de boeken van Louis een cruciaal element te vinden dat zijn intellectuele zelfontwikkeling als een roeping kan doen verschijnen. Om te kunnen spreken over een roeping, en niet slechts een ontvoogdingsstrijd of een individueel verlangen, schieten het politieke en psychologische niveau tekort. Wie door iets is ‘geroepen’, heeft immers het gevoel dat haar (zijn) wil op de één of andere manier verankerd is in iets dat buiten die wil zelf gesitueerd is. Dat ‘buiten’ wordt traditioneel begrepen als iets transcendent. Bij Plato voelt de filosoof zich geroepen door ‘de waarheid zelf’; een priester voelt zich geroepen door de wil van God.

Bij Louis gaat het thema van ‘vlucht’ steeds hand in hand met dat van ‘falen’.

Het verlangen om te vluchten dat Louis als de ware drijfveer van zijn schrijven identificeert, ontbeert elke zweem van een zodanige transcendentie. Zelfs dat verlangen om te vluchten mag op zijn beurt niet als een transcendente kracht worden begrepen. Bij Louis gaat het thema van ‘vlucht’ namelijk steeds hand in hand met dat van ‘falen’ (“échec”) en er zit maar bitter weinig heroïek in zijn werk verweven:

Ik heb hier willen laten zien dat mijn vlucht niet het resultaat was van een plan waar ik altijd al mee had rondgelopen alsof ik een op vrijheid belust dier was geweest, alsof ik altijd al had willen ontsnappen, maar hoe vluchten de laatst denkbare oplossing was, na een reeks nederlagen die ik tegenover mezelf geleden had. Hoe vluchten in eerste instantie door mij beleefd werd als een mislukking, iets waarbij je je moest neerleggen.

De wil om te vluchten die Louis centraal stelt in zijn boeken is een blijvende bevestiging van de vele problemen die zijn bevrijding bemoeilijken, en geenszins het bewijs van een allesverterende kracht die die obstakels één voor één uit de weg ruimt. Toch is het succes van Louis’ vlucht in een intellectueel bestaan wel degelijk gefundeerd in iets buiten zichzelf, namelijk in de ‘eigen’ ruimte van de literatuur zelf. Ware bevrijding is hier niet louter een zaak van politieke en sociaaleconomische emancipatie of psychisch herstel, maar ze ligt verscholen in de onverhoopte redding die zijn boeken voor hem hebben gerealiseerd.