Nieuwe muziek voorbij de niches?

Door Anna Vermeulen, op Thu Mar 28 2019 23:00:00 GMT+0000

In 2004 ging de eerste editie van Borealis door, het Noorse festival dat de grenzen van nieuwe klassieke muziek wil overstijgen. Is het festival daar vijftien jaar later in geslaagd? Anna Vermeulen ging luisteren. ‘Een diverse line-up zorgt nog niet voor een divers publiek.’

Terwijl ik door het vliegtuigraampje de grillige rotsen en fjorden van de Noorse stad Bergen steeds helderder voor me zie worden, blader ik snel nog eens door het festivalprogramma van Borealis, dat sinds 2004 experimentele muziek in de kijker zet. Drie dagen lang zal ik overstelpt worden met optredens van de meest uiteenlopende, evenwichtig geselecteerde artiesten die hiërarchieloos door elkaar geprogrammeerd staan.

Hierdoor zie je op een doorsnee dag na je avondeten de nieuwe opera van de Ierse componiste Jennifer Walshe terwijl je even daarvoor nog een vreemdsoortige performance onder water leerde zingen. ’s Nachts verbrand je dan weer je laatste restje energie bij een zelfgebrouwen biertje op een set van noise-artiest B L A C K I E. Typ dat alles in op je Spotify-account (als je het daar al kan vinden) en je gepersonaliseerde afspeellijsten slaan helemaal tilt.

‘Je hoeft niet alles goed te vinden, maar maak het toch eerst even mee,’ is dan ook het motto van Borealis. Maar waarom juist die genre-mix?

Hetzelfde liedje?

‘Voor een deel is dat gewoon hoe ik naar muziek luister. Concertzaalmuziek, nachtclub en improvisatie… het loopt allemaal door elkaar,’ vertelt curator Peter Meanwell. ‘Daarom klopte het voor mij niet dat ik die dingen enkel afzonderlijk kon meemaken. Ik zou naar een klassiek of een nachtclubfestival moeten gaan. Of nog erger, naar een festival waar het allemaal bij elkaar wordt geforceerd om zo klassieke muziek “cool” te maken.’

Clubben op klassieke muziek: een doorzichtige poging om het elitaire imago dat aan concertzaalmuziek kleeft, weg te nemen.

Van dat laatste kunnen we allemaal wel wat voorbeelden bedenken. Clubben op klassieke muziek, of slome afterparty’s na een ingewikkeld avant-gardeconcert: het zijn nogal doorzichtige pogingen om het elitaire imago dat aan concertzaalmuziek kleeft, weg te nemen. Er is natuurlijk niks mis met zoeken naar nieuw publiek, maar vaak komen die hippe ingrepen niet helemaal los van de rangorde tussen ‘high art’ en ‘low art.’

Net daar wil Borealis van weg, legt Meanwell uit: ‘Ik denk dat er verkeerde hiërarchieën aangebracht zijn tussen wat wij klassieke muziek of nieuwe muziek noemen en alle andere muziek van artiesten, die dat institutionele pad waarmee je in orkesten terecht komt of componist met een grote C wordt, niet gevolgd hebben. Eens je voorbij die notie van “de componist” raakt, dan kan je ook andere plekken gaan verkennen buiten het institutionele systeem, waar je stemmen vindt die uitgewist of uitgesloten zijn uit het nieuwe muziek-narratief. Die stemmen wil ik in het festival. Want waarom hebben we in godsnaam zo lang maar zo’n klein groepje van de maatschappij gekozen om te representeren wat kunst is?’

‘Waarom hebben we zo lang maar zo’n klein groepje van de maatschappij gekozen om te representeren wat kunst is?’

Meer en meer festivals voor nieuwe muziek denken daarover na. Vorig jaar startten MaerzMusik in Berlijn, Darmstadt Summer Course for New Music, Donaueschingen Festival en Ultima Festival in Oslo samen een onderzoeksproject ‘Defragmentation – Curating Contemporary Music’. Met dat allegaartje conferenties, lezingen en workshops over gender en diversiteit werd pijnlijk duidelijk welke stemmen er systematisch ontbreken in hedendaagse muziekprogramma’s.

Kortom: waarom die programma’s er, net als de canon van de westerse kunstgeschiedenis, nog steeds uitzien als een lijst van witte mannen. Die vaststelling maken was hoognodig, maar er oplossingen voor vinden is complex. Want welke artiest wil geboekt worden om de diversiteitsquota van een festival in te vullen? De grens tussen open-minded cureren en essentialiseren is vaag, maar gelukkig maken meer en meer curators de oefening.

Toch zijn, op de occasionele dj-set of improvisatiesessie na, de artiesten die ze opsnorren wel nog steeds deel van het klassieke circuit. Maar misschien moet je om de vraag naar inclusie en diversiteit radicaal door te denken je blik wat verder werpen, voorbij de niche die nieuwe muziek is.

Time time time, noise noise noise

Wat is nieuwe muziek? Die vraag rolt door mijn hoofd terwijl ik in Bergen langs de rotsen en vrolijk gekleurde huizen op weg ben naar Time Time Time, de nieuwe voorstelling van Jennifer Walshe. Als ik aan vrienden probeer uit te leggen waarom ik er van houd naar nieuwe muziek te luisteren, vertel ik meestal dat ik het heerlijk vind hoe die muziek mijn verwachtingspatronen op z’n kop zet. Vaak geef ik dan Walshe’s stukken als voorbeeld.

Voor Time Time Time werkt de Ierse componiste samen met ecofilosoof Timothy Morton. Deze voorstelling is een confrontatie met de verschillende niveaus waarop tijd zich ontvouwt: het tikken van de klok, de onvoorstelbare eeuwigheden waarmee de aarde evolueert of juist het flitstempo waarop onze smartphones WhatsApp-berichten verwerken. Dat vertaalt zich in de tempo’s en ritmes (of juist het totale gebrek daaraan) waarmee Walshe en haar groep muzikanten je interne klok tijdens de voorstelling manipuleren.

Verder sluit ze het tijdsbesef ook kort door een eindeloze informatiestroom op je af te vuren: zwangerschapsselfies, video’s van een maltezer op een strand, Mary Poppins-stemmetjes en postmoderne theorieën over hoe tijd ook een middel is om te disciplineren en te domineren. Het ene weetje verwerk je op een andere tempo dan het andere. Je zou dan ook een hele dag kunnen kauwen op Walshe’s sarcastische verwijzingen naar de Amerikaanse ‘all you can eat’-cultuur, de klimaatopwarming en hoe je rouwen ook tijdsefficiënt kan maken.

Walshe verruimt wat muziek kan zijn, en blaast onderweg luistergewoontes, referentiekaders en vooroordelen op.

Sommigen zullen Time Time Time daarom geen muziek of muziektheater noemen. Maar dat is precies waar het bij Walshe om gaat. Ze werkt met klanken, maar ook met de muzikanten die die klanken produceren, de blikken die ze op het podium met elkaar uitwisselen, de YouTube-video’s die ze de avond voorheen nog keken, hoe het publiek naar hun lichamen kijkt… Precies dat geeft wat Walshe doet telkens weer zo’n heerlijk verwarrende indruk: ze verruimt wat muziek kan zijn, en blaast onderweg luistergewoontes, referentiekaders en vooroordelen op.

Maar zo’n ontwrichtende luisterervaringen zijn lang niet alleen het domein van componisten. Met een aan Walshe te danken informatiekater wandel ik de galerie binnen waar die avond nog meer Borealis-optredens doorgaan.

Time Time Time van Jennifer Walshe gaat om zo veel meer dan klanken alleen © Thor Brødreskift/Boreal

Skyscraper van speakers

B L A C K I E of Michael LaCour is een rapper en noise-artiest uit Houston. Aan het begin van zijn carrière bouwde hij skyscrapers van speakers en dreunde er clubs in Texas mee overhoop. In Bergen stelt hij het met wat minder decibels, maar blaast met zijn ruw gesamplede beats en overstuurde stemopnames toch vlotjes het idee weg dat je in een hippe galerie bent. De vooraf opgenomen lawaaierige soundtrack overstemt vaak de teksten die B L A C K I E door de microfoon schreeuwt. Maar de pijn, woede en kwetsbaarheid voel je onmiddellijk – in flarden en flitsen.

Verschillende genres bijeen brengen, betekent onvermijdelijk ook dat je ze uit hun originele context tilt.

Waar gaat dit over? Is dit wel goed gemaakt? De vragen die ik me tot dan toe op elke voorstelling tijdens Borealis stelde, verdwijnen terwijl ik me in de chaos laat opnemen. Ik vergeet mijn notitieboekje. Ik vergeet dat ik deze muziek moet begrijpen. Ik vergeet dat ik er maar beter een mening over kan hebben. ‘Als je echt probeert in vraag te stellen wat geluid en wat luisteren is, dan is een noise-artiest uit de Afro-Amerikaanse hardcorescene minstens even interessant als een Europese nieuwe muziek-componist.’ Meanwell had gelijk.

De regels van de kunst

Wellicht was mijn luisterervaring nog sterker geweest als ik B L A C K I E in een club in Houston meegemaakt had, maar het stoort me hier voor de eerste keer niet dat de zaal en het publiek zo weinig lijken te passen bij de muziek die ik hoor. Hoe je het ook draait of keert: zoveel verschillende genres bijeen brengen, betekent onvermijdelijk ook dat je ze uit hun originele context tilt.

Een muziekgenre bestaat evenveel uit de muziek, als uit de ruimte waarin ze klinkt, de mensen die ernaar luisteren, hoe ze zich gedragen en kleden. Het gevolg is een nogal artificiële context, waar hetzelfde publiekje van honderd experimentzoekers zich telkens de gedragsregels van elke nieuwe performance probeert eigen te maken. Een diverse line-up zorgt nog niet voor een divers publiek.

Een diverse line-up zorgt nog niet voor een divers publiek.

Of toch? Een voorval op één van de workshops van Jenny Moore, artist-in-residence van Borealis, werpt hier een verrassend licht op. Drie namiddagen lang palmt de Canadese kunstenares het festival in met iets wat het midden houdt tussen performancekunst en lichaamstherapie. Doel van die namiddagen is de deelnemers terug naar hun lichaam te leren luisteren. En dus doe ik ademhalingsoefeningen met een wildvreemde en leer onderwaterzingen met andere aspirant-zeemeerminnen.

Want dat is de namiddag met Moore ook: een les in samenwerken met mensen die je niet kent. Als geinige entertainer en absurde goeroe leidt Moore ons door de vreemde oefeningen en slaagt er zo in om mijn natuurlijke afkeer voor yoga-achtige performances weg te nemen. Maar niet iedereen in mijn groep is even meegaand. Een paar Franse toeristen zijn (bij toeval?) binnengewaaid en zien de oefeningen als een grap, niet als kunst. Ze lappen de gedragsregels van de performance aan hun laars.

Jenny Moore leert ons onderwaterzingen © Thor Brødreskift/Borealis

Collectief ongemak groeit bij de andere deelnemers. Loopt dit rampzalig af? Kunnen wij er iets aan doen? We zien hoe Moore de mannen aan boord probeert te krijgen en uiteindelijk gefrustreerd raakt. Tot ze aan één van hen vraagt of hij zich net zo opgedraaid voelt als zij en of hij die frustraties er samen met haar even uit wilt schreeuwen. Het schreeuwen wordt op momenten bijna agressief, maar er gebeurt ook iets geweldigs. De twee stellen zich ongelooflijk kwetsbaar op en vinden elkaar in het geschreeuw. Zelfs al respecteert de Franse outsider de regels van de performance niet, hij is er nu wel deel van geworden.

‘Borealis is een oefening in andersheid,’ dat krabbel ik met natte haren na de workshop neer. Meanwell had me verteld dat dit misschien wel het hart van zijn festival was. ‘Je zou kunnen stellen dat Borealis dingen op tafel legt die mensen uitdagen om anders te gaan denken, of hen toch op z’n minst open stellen voor verschil. Je plaatst jezelf in een oncomfortabele positie door niet te luisteren naar wat je normaal beluistert.’

Of muziek je denken zo echt kan doen omslaan: ik ben er nog steeds niet uit of het alleen een mooie metafoor is. Na die bevreemdende namiddag van regelloosheid bij Moore, de muziek van Walshe en de set van B L A C K I E lijkt er toch – al is het maar voor even – waarheid in te zitten.