NEE tegen wereldreddende kunst

Door Heleen Debruyne, op Wed Apr 28 2021 08:00:00 GMT+0000

Kunstenaars over de vluchtelingencrisis. Kunstenaars over het klimaat. Kunstenaars tegen extreemrechts. Kunstenaars tegen racisme. Kunstenaars over het neoliberalisme. Het lijkt alsof iedereen die met een intact ego een kunstacademie heeft doorstaan, braaf het adagium van kunstsjamaan – of kwakzalver en veredeld vetmarchand, het is maar hoe je het bekijkt – Joseph Beuys volgt: ‘Kunst moet altijd de basispremissen van de heersende cultuur in vraag stellen. Dat is de functie van alle kunst.’ Kortom: als je kunstenaars mag geloven, kan kunst de wereld redden. Gezien de astronomische aantallen gediplomeerde kunstenaars, verbaast het dat de wereld niet al lang gered is.

Zou het kunnen dat de obsessie met het verkondigen van zinnige observaties over de gang van zaken in de wereld het produceren van goede kunst soms een beetje in de weg staat?

Dit is het stoute vermoeden van een liefhebster van kunst die bang is om weggezet te worden als een oubollige zeur met een achterhaalde, burgerlijke kunstopvatting, maar: zou het kunnen dat de meeste kunstenaars weinig zinnigs te zeggen hebben over de basispremissen van de heersende cultuur, laat staan dat ze racisme, extreemrechts, de klimaatcrisis, de excessen van het kapitalisme of de vluchtelingencrisis kunnen oplossen? Zou het kunnen dat die obsessie met het verkondigen van zinnige observaties over de gang van zaken in de wereld het produceren van goede kunst soms een beetje in de weg staat?

Onlangs las ik een theorietje van kunsthistoricus José María Juarranz de la Fuente. De man deed veertien jaar lang onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Picasso’s Guernica. Een monumentaal werk dat, daar is iedereen het over eens, de heersende cultuur in vraag stelt. Picasso schilderde het bombardement op Guernica, een Baskisch stadje als een metershoog, gruwelijk en beklijvend symbool voor de vernietigende kracht die het fascisme is. Een symbool voor wat oorlog is en hoe mensen eronder lijden. Misschien wel de bekendste vuist tegen de oorlog ooit gemaakt.

Waar gaat Guernica dan wel over? Over vrouwen, zoals zowat alle Picasso's.

Mis, zegt Juarranz de la Fuente. Wie dat gelooft, begrijpt de persoonlijkheid van de artiest niet. Picasso was in de late jaren 1930 helemaal niet in politiek geïnteresseerd. Picasso was een opportunist: hij doopte het werk Guernica omdat Guernica overal in het nieuws was, en omdat de kunstminnende elites verontwaardigd waren over het bombardement. De interpretatie van het schilderij als een aanklacht tegen oorlog sprak hij niet tegen. Dat heeft hem geen windeieren gelegd.

Waar gaat het doek dan wel over? Over vrouwen, zoals zowat al zijn werken. Juarranz de la Fuente herkent Picasso’s geliefde Marie-Thérèse Walter die hun dochter Maya baart. Het paard is zijn ex, danseres Olga Koklova, de puntige tong van het dier staat voor de venijnige ruzies die ze hadden. Een andere figuur is – uiteraard – de moeder van de artiest. En Picasso zelf? De stier. Wie anders.

Juarranz de la Fuente kreeg bakken kritiek over zich uitgestort, maar ik kan het schilderij niet meer op een andere manier bekijken. Al de obsessies van de macho-artiest, samen op één overweldigend doek. Nu pas vind ik het werk geniaal – als statement tegen oorlogsgeweld vond ik het altijd vrijblijvend, makkelijk, leeg. Als inkijk in de psyche van een man met een enorm ego, houdt het me ’s nachts wakker, als een soort waarschuwing. Beland nooit in het werk van een artiest met narcistische trekjes, schreeuwen al die vrouwen me toe.

Hoeveel tijd heb je nog voor je métier, als je steeds maar zinnig moet lopen zijn?

Pas op, ik zou niet durven beweren dat er nooit goede kunst is geboren uit het in vraag stellen van de heersende cultuur. Neem nu Los desastres de la guerra, een reeks van 82 diepdrukken die Francisco de Goya zo tussen 1810 en 1820 uitbracht. Kleine nachtmerrietjes zijn het, stuk voor stuk. Martelingen. Lijven zonder ledematen. Hopen en hopen lijken. Wrede, besnorde koppen. Nog meer lijken. Angstig smekende burgers. Gespieste lijken. Waanzinnige ogen. Half weggerotte lijken. Een castratie, een verhanging, een fusillade. Enzovoorts. Als je niet weet dat het taferelen zijn uit de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog tegen Bonaparte en de keiharde Bourbonrestauratie die daarop volgde, zou je geloven dat Goya de oorlog zelf heeft willen verbeelden, en vooral de mens, die weinig nodig heeft om in een monster te veranderen.

Maar dat is nu net het mooie van Goya: hij hield zijn mond. Hij publiceerde zijn duistere prenten met droge, cynische onderschriften waarmee hij zichzelf niet verraadt. Dat maakt de prenten nu net zo goed, zo tijdloos, zo universeel nachtmerrie-achtig.

Goya had het op één vlak makkelijker dan de hedendaagse kunstenaar: hij werd niet geïnterviewd voor de weekendkatern van de kwaliteitskranten.

Goya leefde natuurlijk in een andere tijd. Goed, hij moest een oorlog meemaken, van zijn vele kinderen zou er maar eentje volwassen worden en hij werd doof, maar op één vlak had hij het een stuk makkelijker dan de hedendaagse kunstenaar: hij werd niet geïnterviewd voor de weekendkatern van de kwaliteitskranten. Hij werd nog niet verleid tot het verkondigen van platitudes over de grote problemen van de tijd. Van kunstenaars werd nog niet verwacht dat zij de wereld zouden redden. Hij kon nog rustig naar die wereld kijken, er het zijne van denken en daar beelden uit puren. De toeschouwer maakt er toch van wat hij ervan maken wil.

Is het niet een tikje hoogmoedig, te denken dat je kunst en jouw visie op de wereld belangrijk is? Het lijkt me ook hondsvermoeiend – hoeveel tijd heb je nog voor je métier, als je steeds maar zinnig moet lopen zijn? Kunst te maken die, zoals de prenten van Goya, de werkelijkheid sublimeert is niet iedereen gegeven. Dat hoeft niet eens. Ik ben al lang blij als een kunstenaar me even doet lachen of huiveren, me in vervoering brengt met een kleurencombinatie. Kunstenaars kunnen de wereld misschien niet redden – wees dus niet bang om gewoon kunst te maken die ons even laat ontsnappen aan de sleur van onze dagen.