NEE tegen diepzeeduiken

Door Eline Verstegen, op Sun May 02 2021 22:00:00 GMT+0000

Op enkele semi-verplichte sportdagen en zomerkampen na, heb ik nooit veel op gehad met watersporten. Mijn adem inhouden lukte me niet lang genoeg, in zwembaden kon ik niet en in de Noordzee wilde ik niet staan, en dat nat haar achteraf was altijd een klein drama. Sinds ik echter De Barbaren van Alessandro Baricco las, betrap ik mezelf regelmatig op watersportterminologie.

De Italiaanse schrijver vond namelijk een decennium geleden in watersportbeoefenaars een mooie metafoor voor zijn geobserveerde ‘barbaarse mutatie’. Hij vergeleek de ‘barbaren’ met surfers: beiden bijzonder bezeten door het beheersen van de oppervlakte. Net zoals de plankzeiler het water ziet als een ongebreidelde opportuniteit om golf na golf te grijpen, zo verorbert de barbaar culturele goederen (zoals literatuur) in één snelle en sensationele sequentie. Tijd om in de diepte te gaan, zoals de culturele elite (aka de diepzeeduikers) aanvankelijk deed, is er niet meer. In ijltempo moet de ene ervaring opgevolgd worden door - of beter nog: rechtstreeks doorverwijzen naar the next big thing. De hiervoor vereiste eenvoudige vertering dwingt een ongemene vervlakking af. Denk: the infinite scroll.

Alsof het meezeulen van gewichtige zuurstofflessen in de vorm van vergeelde literaire referenties een trofee is om met trots te dragen.

Natuurlijk begrijp ik het pessimisme rond deze hedendaagse surfcultuur. Ze wordt inderdaad vaak gekenmerkt door een gebrek aan tijd, concentratie en geduld. Ze luidt dikwijls een extreme compressie in, een ‘op kattenbrokkenmaat hapklaar’ gemaakte kunst, in de woorden van Gaea Schoeters. Ze polariseert evengoed door haar simplificatie: ‘Like. Dislike. En alles wat ertussenin ligt, lijkt zeggingskracht en zin te verliezen’ (Karel-Willem Delrue). Maar ondanks deze ontegensprekelijke gevaren van de horizontale verslaving vraag ik me af of de tegenovergestelde verheerlijking van het diepzeeduiken, voornamelijk door diepzeeduik-aficionado’s zelf, zo nodig moet? Moet er te allen tijde demonstratief gepronkt worden met het diepzeeduikdecorum? Is het werkelijk zo vreselijk af en toe de duikuitrusting af te leggen? De façade te laten vallen?

Dit is geen pleidooi voor een proletencultuur van F.C. De Kampioenen en Big Brother, maar ik heb het meegemaakt, ik heb het gehoord, ik heb het gezien hoe diepzeeduikers in de culturele sector halsstarrig vasthouden aan uiterlijkheden die van een juiste smaak, status of – dare I say – klasse moeten getuigen. Ik kreeg ooit te horen: ‘Ik denk niet dat ik samen kan zijn met iemand die nog nooit A Bout de Souffle zag’ en dat was maar half-zwanzend.

Ik kreeg ooit te horen: ‘Ik denk niet dat ik samen kan zijn met iemand die nog nooit A Bout de Souffle zag’

De niet-barbaren hebben al te vaak ‘een elitaire hang naar essentialistische verdieping’, aldus Evelyne Coussens. Het lijkt wel alsof het in verschillende culturele clubjes bon ton is om lichtjes denigrerend te kijken naar wie de golven beproeft, maar (nog) niet weet wat zich eronder afspeelt. De fluffy roze jas in een zee van zwart op een opening, de vriendin die enthousiast haar eerste expo ooit bezoekt, toegeven dat jij de klassieker die iedereen gelezen heeft (of lijkt te hebben?) niet las, dat alles ondermijnt je positie binnen het conformistische waardenkader van de culturele scene. Nee, dan pronken zij liever met hun vakkundige uitrusting, zodat er niet valt aan te twijfelen: dat is een diepzeeduiker. Alsof het meezeulen van gewichtige zuurstofflessen in de vorm van vergeelde literaire referenties een trofee is om met trots te dragen. Alsof het nauwsluitende duikerskostuum van het International Art English (of Nederlands) zo comfortabel zit - ‘het simulacrum was van groot belang als het zoveelste mimetische effect dat de paradoxale singulariteit van het kunstobject bepaalde’, quoi. Voor de surfers, die gezwind met hun plank het strand oversprinten, is dat alles zuiver sadomasochisme allicht. Of stouter, irritant patsergedrag. Zeker als blijkt dat de diepzeeduiker toch ook stiekem wat surfgerief heeft dat ie snel snel opbergt in de badkamer wanneer ie bezoek ontvangt.

Moet er te allen tijde gepronkt worden met het diepzeeduikdecorum? Is het werkelijk zo vreselijk af en toe de duikuitrusting af te leggen?

Het gaat hier dus niet om het oprechte savoureren van Bourdieu en Perec – fanatiek diepzeeduiken is een hobby als een andere – maar om de façades, het opschepperige ontbijten met Dostojevski, het geïnstagramde slaapmutsje met Baudrillard, het ‘geïnteresseerd’ zijn in alle vaagweg relevante Facebookevents, niet omdat je per se wil gaan maar omdat iedereen kan zien dat je op z’n minst au courant bent. Het is het soort pretentieus intellectualisme en eigendunk dat de film The Square satirisch, maar met mededogen, aan de kaak stelde. Het zijn ostentatieve charades, niet inclusief en niet genereus, die drempels opwerpen daar waar zoveel cultuurwerkers, organisaties en instellingen zo verwoed proberen drempels weg te nemen. Want het is niet voor iedereen haalbaar om duikmateriaal te kopen, lessen te volgen, zware flessen te dragen, laat staan om de angst voor de overweldigende eindeloosheid van de oceaan te overwinnen. Desalniettemin blijkt Baricco helaas nog steeds profetisch: ‘Een groot deel van de culturele elite is lui en vermoeid, en niet bereid om zijn eigen positie ter discussie te stellen.’ Ze draagt zo, vrees ik, ongewild bij aan het overbodig maken van zichzelf en bij uitbreiding de sector, wat de huidige politiek helaas al genoeg bewerkstelligt.

Niet alleen bemoeilijkt het excessieve vertoon van de diepzeeduikers het vergroten van het nodige draagvlak, het houdt ook een valse tweespalt in stand. Het lijkt me voor Baricco prettig gelijk te hebben en tegelijk teleurstellend: tien jaar na de publicatiedatum en talloze cultuurkritische discussies later is er maar bitter weinig dat de door hem geschetste tweedeling tussen diepzeeduikers en surfers overstijgt. Opnieuw Baricco, in 2012: ‘Bijgevolg ontstaat er geen dialoog, maar blijft alles op het niveau van een gevecht dat op een dom principe is gebaseerd: het principe van de diepte tegenover de oppervlakte.’ Valt er dan niets aan te vangen met beide activiteiten, beide modaliteiten? Is iedereen die niet verloren loopt in zijn eigen lettergrepen een analfabete baviaan met ‘intellectuele anorexia’ (Gaea Schoeters)? Zit er niets tussen een verschraalde vlakte van clickbait en de ongebreidelde waterplas van Ware Kennis?

Misschien gaat het toch vooral daarover: de mogelijkheid te kunnen kiezen en daar ongegeneerd, ongehinderd vrede mee te hebben.

Misschien is ‘freediven’ the way to go. Vrijduiken is een verzamelnaam voor duikdisciplines die gebeuren met ingehouden adem. Je hebt er wat basismateriaal voor nodig en je kan je er uiteraard in trainen, maar eigenlijk moet je het doen met wat je eigen lijf en leden, of zeker longen, aankunnen. Alle varianten beginnen aan de oppervlakte, met het gezicht neerwaarts gericht, maar verder beslis je zelf op welke diepte én locatie je je ene ademteug wil inzetten: vrijduiken kan drijvend, zwemmend, of verticaal in de diepte; aan de gekende paradijselijk witte stranden of in vooralsnog ongekendere wateren. Door de verkennende blik in het begin kan je weloverwogen keuzes maken over wanneer het de moeite loont eerder horizontaal dan wel verticaal afstand af te leggen. Want misschien gaat het toch vooral daarover: de mogelijkheid te kunnen kiezen en daar ongegeneerd, ongehinderd, onbe(voor)oordeeld vrede mee te hebben. Zonder iets te moeten verstoppen in de badkamer.

Een compromis is niet zelden onsexy. Te pragmatisch, te makkelijk, te naïef. Zo ook hier, mogelijks. Misschien hoeft het geen freediven te zijn. Maar de drang een overbrugging te vinden, komt voort uit mijn eigen worsteling met een soort schizofrenie die, denk ik, hoop ik, niet hoeft te bestaan. Ik lijk met momenten te moeten kiezen tussen diepzeeduiken en surfen, maar geen van beide is me het op het lijf geschreven - ik hou niet bepaald van watersporten, remember?