Naar een nieuwe cultuur van geld. Interview met Bernard Lietaer

Door op Mon Feb 04 2019 12:22:00 GMT+0000

Na aanhoudende financiële infarcten blijven we opgezadeld met een crisisgevoel. Overheden dansen op een slappe koord en grootbanken houden moeizaam het hoofd boven water. Kan het ook anders? Belgisch econoom Bernard Lietaer pleit voor de invoering van alternatieve muntsystemen. Zijn ideeën zouden ook een ommekeer kunnen betekenen voor het hele cultuurveld.

Lietaer (1942) waarschuwt al bijna vijftien jaar voor een implosie van het financiële systeem. In Het geld van de toekomst (1999), een van zijn verhelderende en rijk gedocumenteerde boeken over geld, voorspelde hij wat we nu doormaken. ‘Mijn centrale these was dat vier megatrends, namelijk vergrijzing, werkloosheid, klimaatverandering en monetaire instabiliteit zouden samenkomen in de periode 2010-2020. Vandaag is er nog steeds geen enkele oplossing voor deze vier megatrends, terwijl ze elkaar nu in hoog tempo versterken. We gaan naar een crash.’

Voor het huidige muntmonopolie, basis van ons financieel model, heeft Lietaer een geloofwaardig alternatief uitgewerkt. ‘Ik noem het een monetair ecosysteem: een economie met verschillende, complementaire munten die gebruikt worden voor verschillende doelen.’ (zie kadertjes) Dit voorstel heeft de econoom verder uitgewerkt in zijn recente rapport van de Club van Rome,Geld en duurzaamheid: de missing link, dat in november in het Nederlands verschijnt.

Lietaers jarenlange expertise rond geldsystemen komt in deze publicatie helder samen. Hij was topambtenaar bij de Belgische Nationale Bank, en als monetair expert nauw betrokken bij het opstarten van de ecu, de voorloper van de euro. Hij adviseerde ontwikkelingslanden en multinationals bij het uitstippelen van hun monetair beleid, doceerde internationale financiën aan de universiteit van Leuven en deed onderzoek aan Berkeley in Californië. In 1992 werd hij door Business Week uitgeroepen tot ‘s werelds beste valutahandelaar. In het buitenland is hij een vermaard auteur en antropologisch onderzoeker, maar bij ons wordt zijn stem nog te weinig gehoord.

Terwijl veel economen en beleidsmakers aangeven dat de systeemcrisis langzaam opklaart, zeg jij dat de grote financiële uitpersing nog moet beginnen.

‘In België moet het nog beginnen. Wat dat betekent, moet je maar eens aan de Grieken of de Spanjaarden vragen. Zij leggen het je wel uit. Er voltrekt zich een financiële uitpersing in onze directe omgeving, binnen de Europese Unie.’

In je rapport van de Club van Rome schrijf je dat de financiële crisis op geen slechter moment kon vallen.

‘Ja, de vergrijzing is nog maar goed begonnen, en er zijn massale investeringen nodig voor de vernieuwing van ons energiesysteem. Als we onze samenleving relatief menselijk willen blijven inrichten, zijn er dus heel wat middelen nodig. Er zijn natuurlijk ook andere oplossingen denkbaar: we kunnen een hele generatie laten wegkwijnen. Dat is wat men van plan is om het hele systeem overeind te houden.’

Kunnen de ontwikkelde landen nog ongeschonden uit deze crisis komen?

Alleen al door de vergrijzing gaan we op korte termijn naar een verdubbeling van de staatsschuld

‘Alleen al door de vergrijzing gaan we op korte termijn naar een verdubbeling van de staatsschuld, en binnen dertig jaar wordt dat een verdriedubbeling. Dat zijn niet mijn cijfers, maar die van de club van centrale banken, de Bank for International Settlements. Hebben we daar iets over gelezen in de pers? Het is naïef te denken dat we dit probleem kunnen oplossen door enkele jaren langer te werken, alsof het om een probleempje in de marge ging. Misschien zal er van een pensioen zelfs helemaal geen sprake meer zijn. De financiële sector heeft een antwoord klaar: een totale privatisering. Ik was onlangs in Boulder, Colorado. Een tolweg die ik daar al lang ken, is nu volledig elektronisch uitgerust. Je nummerplaat wordt gelezen en je factuur automatisch berekend. En in Chicago heeft de stad alle 36 000 parkeerautomaten verkocht aan een privébedrijf, waardoor de parkeerprijs tot vijf keer duurder werd en de stad een hoop geld misliep. De voorbeelden stapelen zich op.’

Hoe kan het monetaire ecosysteem dat je voorstelt dat soort problemen oplossen?

‘Het gaat om een ander denken. Vandaag is het de job van centrale bankiers om schaarste te creëren: er is niet genoeg geld voor iedereen. Met een conventionele munt als de euro, die schaarser moet zijn dan zijn nut, kan je dus geen collectieve samenwerking en creativiteit doen ontstaan. In feite is er op deze planeet genoeg werk voor iedereen: zo moeten we bijvoorbeeld dringend onze steden opfleuren. Maar wie denkt dat dit zal worden betaald in euro’s, is niet goed wijs. Dat kan gewoonweg niet. Laten we dus andere munten ontwikkelen, waarmee we wel iedereen aan het werk kunnen krijgen. Zo kan een stad ervoor kiezen om cultuur extra te waarderen en te bevorderen met een complementaire munt. Ze kan zelfs beslissen dat iedereen een deel van zijn belasting in die munt betaalt. Dat is vrij eenvoudig te organiseren. De enige taak van de overheid bestaat er dan in om die belasting te innen, al de rest kan bottom-up gebeuren. Zo kan je een coöperatieve economie installeren waarin ngo’s dezelfde rol kunnen spelen als ondernemingen nu doen in een competitieve economie. Nu moeten ngo’s met elkaar concurreren voor schaars geld en voor doelstellingen die in wezen coöperatief van aard zijn. Dat stelt enorme beperkingen aan wat zij kunnen bereiken. Met een alternatieve munt kunnen ze samenwerken en geld gebruiken dat niet schaars hoeft te zijn. Er kan gewoon genoeg van zijn.’

Waarom zou er met alternatieve munten wel genoeg geld zijn, in plaats van te weinig?

‘Er zijn vierentwintig uren, elke dag opnieuw, voor iedereen. Dat is ultrademocratisch. Wat je ook doet, je zal er geen minuut bij krijgen. Met “genoeg” bedoel ik dat het geld niet schaarser hoeft te zijn dan de beschikbare uren. Als ik drie uren voor iemand heb gewerkt, kunnen we daaruit een krediet scheppen. Dat is natuurlijk niet oneindig, we hebben geen miljarden uren te leveren. De tegenpool van schaarste is dus niet overvloed, maar toereikendheid. We kunnen geld scheppen dat precies toereikend is. We moeten dan niet wachten tot we het geld hebben om iets te doen: het maximaal aantal uren dat we kunnen presteren, vormt het plafond. Niet een artificieel gecreëerde schaarste.’

Waarom moet die munt renteloos zijn?

‘Intrest is een cruciaal aspect dat meestal verkeerd begrepen wordt. Rente geeft geld een programma: ze stimuleert het kortetermijndenken en de concentratie van rijkdom. Als bankiers 100 000 euro uitlenen, verwachten ze na twintig jaar dat er 200 000 euro wordt terugbetaald. Door die te betalen intrest is er minder geld in omloop dan er aan banken terugbetaald moet worden. Zij vragen dus van hun cliënten dat zij met anderen concurreren voor schaars geld. Rente zorgt ervoor dat mensen gaan wedijveren, en bestraft diegenen die daar niet in slagen met een faillissement. Dat demotiveert mensen om samen te werken. Daarom ben ik ook zo sterk gekant tegen een monopolie van een competitieve munt. Een tegengewicht is noodzakelijk. De negen voorbeelden van alternatieve munten in mijn nieuwe boek zijn rentevrij, omdat ze dan complementair zijn aan munten als de euro, geschapen door de banken. Eerder gaf ik al meer dan twintig bestaande voorbeelden van munten zonder intrest.’

Een van de munten die je voorstelt, is de civic. Hoe zou die munt werken?

‘Wat de civic bijzonder maakt, is dat een stad of een regio een bijdrage in die munt kan eisen. Wie bijvoorbeeld in Gent wil wonen, wordt geacht een bijdrage in civics aan de stad te betalen: die bijdrage kan cultureel van aard zijn, of kan een vorm van leren zijn. Het zou dus gaan om iets wat niet voldoende gewaardeerd wordt met de euro. Wie niet genoeg civics verdient, kan ze verkrijgen van mensen die er meer verdiend hebben dan zij moeten bijdragen. Maar welke activiteiten je met de civic wil stimuleren, moet democratisch beslist worden. Zo geef je een krachtige impuls aan je samenleving, zonder een financiële inspanning van de overheden, die zich immers al twee meter onder water bevinden.

Rente zorgt ervoor dat mensen gaan wedijveren, en demotiveert ze om samen te werken

In het begin zou deze munt marginaal zijn tegenover het dominante systeem. Maar in tijden van crisis kan je hem opschalen. Wanneer je de civic nu zou installeren in Griekenland, waar de helft van de jongeren werkloos is, is dat geen marginale ingreep meer. Lokale overheden zouden elke burger kunnen vragen om vijfhonderd uren te werken voor civics. Denk wat je dan activeert! Daar kan je een hele samenleving mee veranderen, terwijl er nu zoveel sociaal en menselijk kapitaal verderft, omdat er gewoon niet genoeg geld is voor mensen die willen werken. En wanneer de economie is opgekrikt en mensen opnieuw meer euro’s verdienen, kan het aantal uren gemakkelijk weer verminderen. Het grote voordeel van complementaire munten is dat ze graduele veranderingen mogelijk maken zonder een heel systeem overboord te gooien.’

Kunnen systemen van samenwerking en concurrentie wel welig naast elkaar bloeien?

‘Dat kan zeker. Kiezen voor complementariteit is deels een tactische keuze, maar in de eerste plaats een filosofisch principe. En een competitief systeem blijft noodzakelijk. Denk aan het sovjetsysteem, dat competitie volledig uitschakelde. Ik wens het je niet toe om in zo’n systeem een computer te kopen of op restaurant te gaan. In sommige sectoren heb je competitie nodig, en in andere coöperatie. Het is onzinnig om het ene monopolie te wisselen voor het andere.Wel moet er nog heel wat theoretisch werk verzet worden rond de governance van complementaire munten. Hoe zal men die systemen beheren? Hoe zullen de beslissingen genomen worden? Dat geldt trouwens voor het hele geldsysteem. Het bestuur van het conventionele systeem is ongezond. Centrale banken helpen banken en geen mensen. Maar ik moet toegeven dat ik ook in het complementaire muntsysteem nog altijd geen bestuurssysteem gezien heb dat perfect is.’

In welke mate wordt kunstproductie bepaald door het geldsysteem van een samenleving?

‘Een jaar of tien geleden schreef ik Mysterium Geld. Daarin hanteerde ik de taoïstische yin-yangterminologie om de verschillende geldsystemen te duiden. Yinsystemen stimuleren coöperatie, kleinschaligheid en wederzijds vertrouwen, terwijl yangsystemen zoals de euro voor competitie, grootschaligheid en hiërarchie zorgen. Niet toevallig zien we nu een erg elitaire kunstproductie: zo hebben we wereldwijd maar drie tenoren nodig, al de rest telt niet mee. Er zijn natuurlijk fantastische violisten, maar mensen spelen zelf geen muziek meer. Dat heeft te maken met ons geldsysteem. Met een monopolie van een yang-geldsysteem, dat alles in een competitieve omgeving naar de top trekt, is er geen nood aan mensen die zelf kunnen scheppen. In een maatschappij met een dubbel geldsysteem, en dus ook een krachtig yinsysteem, wordt kunst in feite door iedereen gemaakt.’

Je geeft in je werk het voorbeeld van Bali.

‘Bali heeft al minstens 1200 jaar een dubbel geldsysteem, en iedere Balinees maakt er kunst. De taxichauffeur die je naar het hotel brengt, speelt ‘s avonds gamelan: een zeer hoog ontwikkelde muziekvorm met snelle syncopische ritmes en een microtonale toonschaal. Een gamelanorkest bestaat uit wel twintig tot veertig muzikanten. Zo draagt bijna iedereen in Bali bij aan culturele evenementen: naast de muzikanten heb je ook dansers of tempeldecorateurs. De munt die dat alles mogelijk maakt, is de nayahan banjar, ruwweg vertaald als ‘werk voor het algemeen belang van de gemeenschap’. Elke banjar – een civiele bestuursvorm voor telkens een paar honderd families – beheert zijn eigen lokale munt. Het hoofd van de banjar wordt gekozen door de meerderheid en kan erg gemakkelijk “ontkozen” worden. Hij is dus een spreker, geen beslisser. In de banjar beslissen de Balinezen elke maand, op een open plek, wat ze samen als gemeenschap zullen realiseren aan projecten, klein tot groot, religieus of cultureel, zoals een feest. Balinezen maken bijvoorbeeld beelden van drie tot vijf meter van rijstkorrels. Ik heb ook mensen ontmoet die gespecialiseerd zijn in het bewerken van een soort bamboe voor een offer dat slechts eenmaal per jaar plaatsvindt. Die mate van specialisatie zou in ons huidige economisch model gewoonweg onbetaalbaar zijn. De vraag die wij ons nu moeten stellen, is wat wij willen scheppen.’

En zulke culturele veranderingen worden mogelijk door een complementair geldsysteem?

‘Het is een Weltanschauung. Jekunt die effecten niet lineair verklaren. We spreken hier over een andere cultuur en wij kennen die niet. Je moet in onze streken al teruggaan naar de middeleeuwen, naar een omgeving waarin een lokale gemeenschap samen een kathedraal bouwde en daar generaties lang aan werkte. Dat is toch fenomenaal? We hebben dat de laatste 700 jaar niet meer gedaan. Toen het centrale gezag een monopoliemunt invoerde, vielen de werken stil. Geen enkele van de honderden kathedralen is afgewerkt. Het is pas als mensen hun eigen systemen hebben, dat ze kunnen beslissen om zulke projecten op te starten. Het verschil tussen beide culturen kun je aan den lijve ondervinden als je van Bali naar de rest van Indonesië reist: je krijgt volledig andere manieren van samenleven te zien.

Wij hunkeren naar samenwerking, maar we hebben de instrumenten niet om ze waar te maken, noch beseffen we dat een muntmonopolie dit belemmert. Wij denken nog steeds dat ons geld een passief instrument is dat we uitwisselen. Maar het is absoluut niet neutraal, ieder aspect ervan wordt gekenmerkt door competitie, hiërarchie, controle, schaarste en concentratie. Al deze elementen zijn in de euro met elkaar verbonden: we trachten ons te verzetten tegen iets wat we elke dag gebruiken. Complementaire munten scheppen een andere cultuuromgeving. In plaats van een patriarchale maatschappij die hiërarchisch gericht is, spreken we van een matrifocale cultuur waarin vrouwelijke waarden een belangrijke rol spelen. Kunst is een vrouwelijke waarde in deze zin, een yinwaarde.’

Een stad zou er dus voor kunnen kiezen om cultuur op de voorgrond te plaatsen?

‘Kijk naar wat ze in het Rabot in Gent doen: de buurt wordt er opgefleurd met een alternatieve munt, het toreke. Het brengt mensen in beweging terwijl het de overheid minder kost. In dit geval gaat het niet om kunst, maar je kunt ook gerust een munt ontwikkelen die kunst stimuleert. Je zou met mensen uit de buurt een park kunnen ontwerpen dat schittert door gezamenlijk werk en creativiteit. Willen we dat, of niet? Als we naar een monetair ecosysteem evolueren, zijn de effecten niet te voorzien. We zullen een samenleving worden die volledig anders kan werken dan ik op dit moment kan bevroeden.’

Naast culturele en sociale effecten wijs je ook op de gevaren van de ecologische crisis.

‘Ons reguliere geld stimuleert enkel competitieve verhoudingen. Zo hebben we ons afgesneden van anderen, van het sociale en van het ecologische. We putten de natuur uit en de gevolgen zijn bijna ondenkbaar. Hegel schrijft dat een civilisatie slechts beseft wat ze is, wanneer ze aan het sterven is. We zijn aan het einde van een periode. We stoten op de limieten van het industriële tijdperk. Er voltrekken zich ongelofelijke veranderingen en China heeft de hele problematiek enkel versneld. In plaats van dertig jaar hebben we er nu nog tien. Maar het probleem blijft hetzelfde. We leven in een periode waar de limieten in zicht komen: vergrijzing, werkloosheid, klimaatverandering … Die nieuwe periode vraagt grote veranderingen.’

Geloof je dat je ideeën opgepikt zullen worden door beleidsmakers?

We moeten iets doen wat nog nooit gebeurd is. Eigenlijk hebben we een mirakel nodig

‘Volgens mij zullen we nog voor 2020 in de richting bewegen van een catastrofale breakdown op wereldvlak, en catastrofaal is het woord. Zo krijgt klimaatverandering op zeker moment zijn eigen dynamiek. We moeten iets doen wat nog nooit gebeurd is. Eigenlijk hebben we een mirakel nodig, maar de instrumenten om mirakels te laten gebeuren, bestaan. Het echte probleem is volgens mij dat iedereen zijn job blijft uitoefenen binnen een systeem dat enkel vroeger zin had. De banken wijken niet en de banklobbyisten doen hun uiterste best om het bankmonopolie te behouden. Dat kan niet erg lang meer blijven duren. Bewust spreek ik alleen maar over problemen waarvoor ik plausibele oplossingen heb. Ik blijf altijd positief, al is dat voor mij de laatste tien jaar moeilijker geworden. Ik had gedacht dat 2007-2008 voldoende zou zijn om de samenleving wakker te schudden. Maar dat is niet gebeurd. We hebben blijkbaar nog een hardere klap nodig. Misschien volgt de klap nog dit jaar.’

Zie je andere dynamieken elders in de wereld?

‘Wereldwijd zijn er al duizenden systemen in gebruik en elk jaar worden er nieuwe ontwikkeld. Het land dat op dit moment het meest gesofisticeerd met complementaire munten werkt, is niet meer Japan, maar Brazilië. Volgens mij zullen de ontwikkelingslanden van de eenentwintigste eeuw niet noodzakelijk dezelfde landen zijn als vandaag. De landen die de regels van het industriële tijdperk koste wat het kost willen behouden, worden de ontwikkelingslanden van de toekomst. We zien dat nu al in het politieke gevecht om het monopolie van het geldsysteem in Griekenland. Als we de flexibiliteit die complementaire munten bieden niet wensen te gebruiken, hangen daar immense gevolgen aan vast.’

Je blijft geloven in een grote toekomst voor complementaire munten?

‘Voor mij zullen de kathedralen van de eenentwintigste eeuw knap gerestaureerde omgevingen zijn, of regio’s waar iedereen leert en iedereen doceert en waar je je passies kan volgen, wat die ook mogen zijn. In een complementair muntsysteem kunnen relaties en zelfontplooiing makkelijker gerealiseerd worden, terwijl onze opleidingen vandaag elk kind in eenzelfde mal proberen te gieten. Dat is maar één voorbeeld van wat er allemaal mogelijk wordt wanneer je het geldsysteem openbreekt.’