Mrs. Fang: 86 minuten sterven

Door Ira A. Goryainova, op Thu Mar 29 2018 22:00:00 GMT+0000

Valt het menselijke sterven te vatten op film? Na Fabrizio Cassol en Alain Platel in hun voorstelling Requiem pour L. laat ook de Chinese cineast Wang Bing een geslaagde poging zien in Mrs. Fang. Deze bijzondere documentaire is de komende dagen en weken ook in België te zien dankzij Courtisane, dat met Cinematek ook Wang Bings andere werk toont. Een ode aan de kracht van het documentaire genre.

De interesse voor documentaire film zit in de lift. Deels omdat het genre eindelijk zijn eigen verdiende plek heeft ingenomen in het post-truth tijdperk, deels omdat de democratisering van nieuwe technologieën ervoor gezorgd heeft dat een documentaire produceren nu even ‘snel’ en goedkoop kan als pakweg een boek schrijven.

Geen wonder dus dat er vandaag veel meer documentaires worden gemaakt. Ze duiken tegenwoordig op in de competities van alle belangrijke filmfestivals, vaak zonder onderscheid tussen fictie en non-fictie. Meer nog: de jongste jaren kapen documentaires zelfs hoofdprijzen weg als beste film. Die eer viel bijvoorbeeld Gianfranco Rosi’s Sacro GRA te beurt in Venetië, en onlangs ook Adina Pintilies Touch me not op de Berlinale.

Verzegelde kronieken

Niet toevallig duren de films van Wang Bing soms tot negen uur.

Met Mrs. Fang schoot Wang Bing de hoofdvogel af op het voorbije Locarno-festival, het mekka van de intransigente cinema en het vierde meest belangrijke filmfestival na Cannes, de Berlinale en Venetië. Zijn naam doet bij de gemiddelde bioscoopbezoeker wellicht geen belletje rinkelen, toch geniet de hedendaagse Chinese regisseur wereldwijd veel aanzien. Een retrospectieve van zijn werk was te zien op de jongste Documenta in Kassel en zijn films winnen prijzen in de competities van de belangrijkste festivals.

In 2003 debuteerde Wang Bing met Tie Xi Qu: West of the Tracks, een 551 minuten lang epos over het uitstervende Chinese proletariaat. Daarmee heeft hij meteen de contouren van zijn navolgende œuvre uitgezet: sociaal en politiek geëngageerde kronieken van de recente Chinese geschiedenis, gevolgen van de Culturele Revolutie, politieke repressies, economische realia en hun keerzijde.

Tie Xi Qu: West of the Tracks, 2003

Wang Bing behoort tot de zogenaamde klassieke school binnen de documentaire. In zijn films gebruikt hij zo weinig mogelijk cuts, amper toegevoegd geluid en geen ensceneringen. Zijn camera is teruggetrokken en zijn brede shots aanschouwen meer dan dat ze toeschouwen. De aanwezigheid van de regisseur is bijna ongrijpbaar. Ze weerspiegelt zich slechts nu en dan, wanneer een passant een zeldzame eigenaardige blik in de camera werpt, of wanneer zijn eigen schaduw ergens in het kader valt op een groene kast in een fabrieksruimte tussen arbeiders die twintig minuten lang impulsief over niets praten.

Wang Bing streeft ernaar om de realiteit te verzegelen. Van vooraf uitgedokterde filmtechnische strategieën lijkt hij weinig gebruik te maken. Niet toevallig kunnen zijn films soms tot negen uur duren. Bij Wang Bing komt de werkelijkheid zoals ze komt: nooit op tijd.

Bewegende Bosch

Neem Till madness do us part, een epos van bijna vier uur dat in 2013 in première ging in Venetië. De film volgt de bewoners van een psychiatrische instelling in het zuidwesten van China en is als het ware een sequel van Frederik Wisemans Titicut Follies uit 1967. Talloze (meestal anonieme) helden zingen liedjes, slapen, wenen, lopen naakt en plassen her en der in de hoeken van de kamers. De camera registreert hen als tot leven gekomen figuurtjes uit de schilderijen van Hiëronymus Bosch, met hun felle grinnikende fysionomie.

Filmstill uit 'Til Madness Do Us Part', 2013, Wang Bing

Vaak agenderen de films van Wang Bing de ethische en morele positie van de regisseur in de documentaire. In hoeverre is de documentaire ‘een documentaire’? Hoeveel materiaal mag er weggeknipt worden op de montagetafel? Mogen er al dan niet soundscapes worden toegevoegd? Zouden de protagonisten zich ook zo gedragen zonder camera in de buurt? En vooral: wat mag er wel en niet vertoond worden aan de grens van het ethisch toelaatbare?

Als westerling – doordrongen van rechten en contracten – vraag je je bij Till madness do us part bijvoorbeeld algauw af wie de toestemming verleend heeft om deze psychisch ontoerekenbare mensen zo te filmen. Maar die vraag zinkt algauw weg onder je groeiende verbijstering over de detentievoorwaarden van de patiënten in de instelling, waarvan de meesten er al tien jaar gevangen zitten. En niet altijd omwille van een psychische stoornis.

Tête-à-tête met de dood

In de gelauwerde film Mrs. Fang – met zijn 86 minuten een van Wang Bings kortste films – is de ethische scherpslijper de dood zelf. De film draagt de naam van het hoofdpersonage, waarover we verder weinig te weten komen. Twee korte pancartes in het begin van de film onthullen als een medisch dossier de hoogstnoodzakelijke gegevens: naam, leeftijd (67 jaar) en woonplaats (Maihui in de provincie Zhejiang).

Aanvankelijk steekt Mrs. Fang nog in haar sappige lichaam. Als verdwaald staat ze ergens in een kamer met twee bedden, een koelkast en tv ergens buiten het kader. Naast haar op een tafel staat een pruttelende waterkoker – later zullen we zien dat dit haar woonkamer is. Als Mrs. Fang de borrelende waterkoker negeert, blijkt meteen dat ze aan Alzheimer lijdt.

Aandachtig tuurt de camera in haar aangezicht om iets te zien, iets te ontrafelen.

Het volgende shot neemt ons brutaal mee in de tijd, een jaar verder, naar de laatste tien dagen van Mrs. Fang: een close-up van haar dorre gezicht met prominent vooruitstekend gebit, de contouren van de schedel duidelijker zichtbaar, haar ogen starend in het niets.

Achter haar sterfbed klinken in de kamer de stemmen van mensen van wie de emoties onleesbaar zijn voor wie de taal niet machtig is. ‘Ze ligt voortdurend op haar rug. Als ze het wil, eet ze een beetje. Ze heeft doorligwonden. Ze praat niet meer, maar we zijn zeker dat ze zich slecht voelt.’ De ruimte is vol mensen: familie, vrienden, buren. Ze praten luidkeels, iemand rookt, een ander kijkt televisie. Sommigen lijken zich te vermaken, soms wordt eerder somber de toestand van het hoofdpersonage besproken. Zoon en dochter controleren haar polsslag. Omdat ze zich zorgen maken om haar? Of omdat het zo moet in de aanwezigheid van de camera, wie weet?

De regisseur geeft geen antwoorden. Hij verkiest om narratief minimalistisch te blijven, door aanhoudend terug te keren naar het steeds meer verlammende portret van Mrs. Fang. Aandachtig tuurt de camera in haar aangezicht om iets te zien, iets te ontrafelen. In steevast lange shots zet Wang Bing ons tête-à-tête met de onvermijdelijk naderende dood.

Doodgewoon gezin

De films van Wang Bing zijn meestal in brede kaders gedraaid, met een maximum aan details, grote scherptediepte, zonder zich te mengen in de realiteit zelf, als het ware volgens de geboden van André Bazin – ‘cinema’s belangrijkste doelstelling zou moeten zijn om de heiligheid van de realiteit met wie ze in contact komt te bewaren’.

Mrs. Fang evenwel verschijnt slechts in close-ups. Haar monotone laatste dagen alterneren met nachtelijke vistochten van haar zoon, scrupuleus gedocumenteerd in Bings gewoonlijke stijl. De camera neemt ons telkens even weg van Mrs. Fang, wiens gezicht nu al prominent op het netvlies gebrand staat, om ons dan terug te brengen bij haar en de naasten en hun banale routine. Eén met zijn protagonisten volgt Wang Bing hun kogelbaan, gaat ze altijd achterna. Is Mrs. Fang bedlegerig, dan kluistert ook de regisseur zich aan dat bed vast.

Het lijkt een doodgewoon tafereel bij een doodgewoon gezin uit een niet al te gezegend land, een antropologisch tafereel van leven en nakende dood. Toch beschuldigden vele recensies de familie van Mrs. Fang van onverschilligheid. Zij bespreekt de begrafenis in haar aanwezigheid alsof ze er al niet meer is. Het geschuifel van flip flops, het gedreun van de stemmen en de televisie ergens buiten het kader, de zeldzame metingen van de bloeddruk en het prominent vooruitstekende gebit: dat zijn de schaarse narratieve elementen waarmee Wang Bing de laatste dagen van de Chinese vrouw vertelt.

Sterven als cliché

Zo toont de Chinese cineast ons een heel andere kant van het einde dan vele andere films. De dood mag dan wel een vrij frequente protagonist zijn in cinema, de weergave ervan is bekleed met weglatingen en clichés. Een kankerpatiënt die te weten komt dat hij nog maar een jaar heeft, gaat doorgaans op wereldreis. Zelden zie je zijn haar- en gewichtsverlies, chemo, totale verzwakking, de vernietiging van organen. En gaat het even wat slechter, dan regent het een handvol pillen in zijn handpalm en neemt hij ze in zonder water. Dat is wat de gemiddelde film over het sterven ons biedt. Onmiddellijke opluchting.

De dood portretteren zoals in de realiteit zou grenzen aan het pornografische.

En als de dood de zieke mens dan eindelijk te grazen neemt, gebeurt dat liefst in een stille verduisterde kamer. Bloemen sieren de tafel. Het gezang van vogels vermengt zich naadloos met het gepiep van de cardiograaf. De naasten, die tijdens de ziekte aan zijn voeten lagen, deinzen met betraande gelaten verbijsterd terug. En dan, als de ziel het vergane lichaam verlaten heeft en de medewerkers van het mortuarium het zullen wegrollen, gaan de familieleden één voor één nog even plaatsnemen op de kant van het lege bed.

Niemand wil de dood zien of portretteren zoals in de realiteit. Het zou vulgair kunnen zijn, grenzen aan het pornografische, aan exploitatie. Maar net door de dood te portretteren door het prisma van de cinematografische clichés, vervreemden we er ons nog meer van.

Eindtijd zonder sentimentaliteit

Helemaal anders gebeurt het in Requiem pour L, waarin je voor de duur van dit theatrale concert, door het oog van een statische camera, uitkijkt op het uitvergrote heengaan van L, een oudere vrouw die toestemming gaf om haar laatste uren te filmen. Af en toe glijdt er op het levensgrote achterdoek nog een schaduw van haar naasten voorbij aan haar gezicht, af en toe keert ze nog het hoofd, maar onmerkbaar stolt haar dynamiek, stokt haar adem, verglijdt de film tot foto. De dood is niet te vatten. In één en dezelfde komt hij en is hij al gekomen. En is de mens er geweest.

Het enige wat ons rest, is die onvatbaarheid bezingen als iets wat wel te omarmen valt. In Requiem pour L zetten veertien muzikanten uit verschillende continenten Mozarts Requiem naar hun instrument, hun stem en hun muzikale traditie, als één grote lofzang op zowel de vergankelijkheid als de vitaliteit van het leven. Met haar vele Afrikaanse spelers viert de voorstelling de dood zonder de wreedheid ervan te ontkennen.

Even observerend baant ook de Belgische documentaire Epilogue (Manno Lanssens) uit 2011 zich een weg door dezelfde thematiek: de film introduceert ons in de westerse palliatieve zorg via een terminaal zieke kankerpatiënte. Beeld na beeld zien we een nog jonge en levenslustige vrouw van 50 jaar, tevens moeder van drie kinderen, meer en meer verwelken. Ze heeft nog maximaal zes maanden voor zich.

Omringd door de liefde en de zorg van haar naasten, dompelt ze zich in haar eigen omgebouwde woonkamer onder in gedachten over haar familie, die ze moet achterlaten. Om waardig te kunnen gaan kiest ze uiteindelijk voor euthanasie. Zonder sentimentaliteit, zonder stereotypering, net zoals in Mrs. Fang, worden we opnieuw geconfronteerd met het naderende einde. Wat heeft ons dat te leren over de dood?

In L’échange symbolique et la mort schrijft Jean Baudrillard in 1975 dat de hedendaagse mens geen opvatting meer heeft over ziekte en dood. Beide werden naar de hand gezet van de politieke economie en het kapitalisme. De meerderheid zal nooit iemand zien sterven, omdat de ernstig zieke of stervende mens nu onder de zorg van de ziekenhuizen valt, zijn lichaam als het ware gedeporteerd wordt naar een functionele ruimte en tijd die de dood moeten neutraliseren. Alle voorgaande dodenrituelen zijn vervangen door technische procedés. In elke andere maatschappij zou dit ondenkbaar zijn.

De schijn in haar ogen

Mrs. Fang is daar het bewijs van. Wat op westerlingen overkomst als een schreeuwende minachting – het geraas in de kamer, de doorlopende luidruchtigheid van mensen, de afwezigheid van dokters – is in feite niets meer dan het aanvaarden en omarmen van de dood. Niemand in Mrs. Fang is verlegen voor de dood. De naamloze protagonisten zijn hoogstwaarschijnlijk buren of vrienden die af en toe binnenspringen uit nieuwsgierigheid en om hun eerbied en steun te betuigen. Ze willen de stervende gewoon nog even zien.

Op het einde, als alle geluiden in de kamer uiteindelijk luwen en de camera van de regisseur zich naar de achtergrond zal terugtrekken om Mrs. Fang toe te laten heen te gaan in het mysterie, zullen de tien resterende aanwezigen zich onderdompelen in een droeve aanschouwing van de dood. Wat de camera zo lang aan het zoeken was, ligt nu verborgen achter hun ruggen.

Net als Till madness do us part werpt Mrs. Fang wel tal van morele vragen op. Weet Mrs. Fang zelf dat ze gefilmd wordt? Gaf ze ooit haar akkoord? En zo niet, is het ethisch om iemand te filmen die zich daar niet van bewust is?

Documentaire geeft ons de mogelijkheid kennis te maken met wat verborgen of inacceptabel is.

In een interview waarin Wang Bing zulke tactvol en subtiel opgebouwde vragen over morele kiesheid ronduit negeerde, vertelde hij dat hij Mrs. Fang vanaf de eerste dag in haar huis al in close-up in beeld bracht. Toen hij dezelfde avond de rushes bekeek, merkte hij de schijn op in haar ogen. De schijn die zei dat ze nog leefde. ‘I was thinking the best option would be to shoot the truth through her eyes. Her story.’

Heilige Graal

Zo geeft documentaire ons de mogelijkheid om kennis te maken met wat verborgen is voor onze ogen door de kapitalistische maatschappelijke ordes, met wat inacceptabel is, wat verzwegen wordt. Documentaire is een grondgebied dat vrij is van clichés, met soms schokkende waarheden. Wat in fictie taboe is, kan de Heilige Graal zijn in documentaire. En de dood is er zo een.

De laatste maanden van Manno Lanssens’ protagoniste worden argeloos en intiem in beeld gebracht, maar eindigen brutaal voor iedereen: voor de familie, die haar dierbare moeder verloren heeft, én voor de onvoorbereide kijker, die een schok ervaart wanneer de film hem tot getuige maakt van de letterlijke laatste adem. Het mysterie van de dood, door Wang Bing achter de ruggen van de aanwezigen verborgen gelaten, verzegelt Lanssens genadeloos met iets waar we nooit klaar voor zijn.