Moeder wordt mens

Door Anne van den Dool, op Mon Aug 31 2020 22:00:00 GMT+0000

Hoewel schrijfsters als Saskia De Coster, Sheila Heti en Rachel Cusk het stereotiepe beeld van de vrouw als moeder in hun werk aankaarten, legt de receptie van hun boeken haarfijn de schaamtecultuur bloot die nog steeds aan vrouwen kleeft die bewust kinderloos zijn.

Wie de discussie rondom het Boekenweekthema van 2019 heeft gevolgd, weet dat de moeder en de vrouw in de Nederlandstalige literatuur (en daarbuiten) allang niet meer dezelfde figuur zijn. Een storm van kritiek stak de kop op toen de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) het jaarthema bekendmaakte: ‘De moeder de vrouw’. Bij velen riep dat thema een uitgesproken conservatief vrouwbeeld op. Niet de vrouw aan het roer, zoals in het gedicht uit 1934 van Martinus Nijhoff waaraan het thema was ontleend, maar achter het fornuis. De vrouw als thuisblijver, als passieve figuur, die ook in de literatuur zogenaamd enkel een traditionele, dienende rol kan vervullen.

De keuze van de Stichting CPNB voor dit thema was, zo bleek uit een latere verklaring, een moedige poging om aandacht te schenken aan de groeiende diversiteit in het vrouw- en moederbeeld binnen de Nederlandstalige literatuur. Want inderdaad: er duiken steeds meer verschillende vormen van dit personage op. Van de moederfiguur die haar zorgplichten niet kan nakomen omdat ze daarvoor te veel met zichzelf in de knoop ligt tot de vrouw die zich zelfs tegen de moederrol verzet. Het archetype van de vrouw als hoeksteen van het gezin brokkelt in de Nederlandstalige literatuur langzaam maar zeker af.

Genie vs. muze

Deze afbrokkeling van de traditionele moederrol is een mooie beweging die past bij deze tijd, lijkt het. Helaas: niets is minder waar. Dat bewijzen de vele beschuldigende reacties op verschillende romans die recent verschenen, en die deze verscheidenheid aan mogelijke rollen van de moeder en de vrouw laten zien.

Uit recensies en interviews blijkt dat het moederschap nog te vaak een tempel is die we alleen met bedekte armen en benen mogen betreden.

Uit recensies en interviews blijkt dat het moederschap nog al te vaak een tempel is die we alleen met bedekte armen en benen mogen betreden. Geen kwaad woord over de zoon of dochter die je slapeloze nachten bezorgt, het bloed onder je nagels vandaan haalt en minstens twintig jaar vrijwel non-stop beslag kan leggen op je leven. Geen kwaad woord over de rust die je mist, de momenten voor jezelf. Nee. Dat is egocentrisch gepraat waarvoor men zich moet schamen. Dat past niet binnen het moederschap zoals we dat kennen in het echte leven én in de literatuur.

Schrijfsters Sheila Heti, Saskia De Coster en Rachel Cusk konden dan ook op een storm van kritiek rekenen toen zij een vrouwelijk personage creëerden dat zich verzet tegen de traditionele rol van de vrouw als moeder. Haarfijn liet de receptie van hun romans zien welke schaamtecultuur nog hangt rondom vrouwen die bewust kinderloos blijven. Alle drie tonen de auteurs in hun werk het dilemma van de scheppende schrijfster, van wie tegelijkertijd wordt verwacht dat zij een andere creërende rol vervult en een kind op de wereld zet. Zo stappen zij uit de rol van de passieve muze en in de rol van het scheppende genie dat traditioneel aan de man voorbehouden is.

Graag kijk ik daarom naar die cruciale momenten in de recente literatuur waarop de moeder, bijna-moeder of niet-moeder uit de doeken doet wat het moederschap voor haar betekent.

Een moeder kokhalst niet

Een treffend voorbeeld is Nachtouders (2019) van Saskia De Coster. Dit boek verhaalt over een pact tussen het lesbische stel Saskia en Juli. Haar kinderwens wordt vervuld op voorwaarde dat Saskia mag bouwen aan haar schrijverschap. Die afspraak komt onder druk te staan als ze samen met hun zoontje Saul afreizen naar het Canadese hippie-eiland waar Karl, de biologische vader van het kind, opgroeide. Wekenlang verblijft het gezin bij Karls familie en stelt Saskia zichzelf steeds meer prangende vragen omtrent het moederschap. Is zij eigenlijk wel een echte moeder als zij Saul niet gedragen of verwekt heeft? Kan ze zichzelf die rol aanleren, of mag ze die taak aan zich voorbij laten gaan?

Niet alleen in de roman, maar ook in de interviews die De Coster gaf, waren de twijfels over het ouderschap een terugkerend thema. ‘Ze wilde geen kind, maar toen de baby toch kwam, vreesde Saskia De Coster voor haar schrijverschap’, kopte de Volkskrant boven een interview met de auteur, daarmee ook meteen de inhoud van Nachtouders kernachtig samenvattend. Het interview opende met een citaat uit de roman: ‘Ik klem mijn kaken op elkaar en probeer niet door mijn neus te ademen. De dampende stank van rot fruit met maagsap. Karl kijkt me op de vingers terwijl ik Sauls billen schoonveeg. Mijn maag draait. Een natuurlijke moeder kokhalst niet als ze haar kleintje verschoont.’

‘Een natuurlijke moeder kokhalst niet als ze haar kleintje verschoont.’ Dat is de boodschap die Saskia’s innerlijke stem haar bestraffend aanpraat. Haar walging maakt haar ongeschikt voor het moederschap. Een kind, geeft ze eerlijk toe, is in haar ogen een monster ‘met klauwtjes en venijnig stampende pootjes en een hoofd zo groot als een luchtballon’. Bovendien had ze een andere taak in het leven: ze moest schrijven.

Deze afkerige houding van het moederschap vormt zowel de strekking van het boek als het interview, waarin de identiteit van de fictionele Saskia moeiteloos met die van de schrijver wordt verweven. Niet zo vreemd: beide werelden vertonen opvallend veel overeenkomsten. Zo vertelt De Coster in het interview over het ouderschap: ‘Ik was er, en ik deed mijn plicht, maar ik vond het ook saai. Ik vond de tijd met zo’n kleine baby eigenlijk helemaal niet zo leuk. Zo’n wezentje dat totaal afhankelijk van je is, maar waar je niet mee kunt communiceren. Als hij huilde, zocht ik de verklaring bij mezelf. “Zie je wel, hij vindt mij niet leuk, want ik ben zijn echte moeder niet.”’

Ook biecht ze in hetzelfde interview op: ‘Dat eerste jaar was ik eigenlijk voortdurend in paniek. Waardoor ik me juist afzijdig ging houden. Ik ben een affaire begonnen – tijdens de zwangerschap al. Om de paniek te bezweren.’ In al haar bewoordingen doorklinkt De Costers gevecht tegen het schuldgevoel, haar behoefte een korset van zich af te werpen dat niet naar haar vormen is gemaakt. Ze is geen moeder en ze wil het niet zijn – maar deze boodschap vindt in onze huidige wereld, hoe vooruitstrevend die ook is, nog steeds maar weinig weerklank.

Al haar antwoorden kunnen dan ook op afkeuring van de interviewer rekenen, blijkt uit diens vraagstelling. Zo associeert deze De Costers houding met die van ‘een bepaald type mannelijke kunstenaar dat zich verheven voelt boven het gezinsleven. Hij maakt kunst, de vrouw zorgt wel voor de kinderen’. Wanneer De Coster tracht uit te leggen hoe zij en haar partner tot de beslissing kwamen, wordt dit samengevat met een minachtend ‘Ik doe het gewoon en dan zien we wel – zoiets?’

Saskia De Coster legt de vinger op een pijnlijk taboe, namelijk dat het moederschap niet enkel hoogte- maar ook flink wat dieptepunten bevat.

Deze reactie maakt duidelijk dat De Coster een gevoelig punt raakt wanneer ze het moederschap niet als een heiligdom beschouwt. Nachtouders, dat de Volkskrant beschreef als ‘een kolkende mix van theaterdialogen, tobberige dagboekfragmenten, razende prozagedichten en scènes vol slapstick, ontaardend in een gothic novel compleet met afgezaagde vingerkootjes en familiegeheimen’ en met vijf sterren bekroonde, legt de vinger op een pijnlijk taboe, namelijk dat het moederschap niet enkel hoogte- maar ook flink wat dieptepunten bevat.

Zelfopoffering boven alles

Die dieptepunten mogen vrouwen echter niet aan de buitenwereld tonen, daarop wees ook de Canadese schrijfster Rachel Cusk in de Van der Leeuw-lezing die ze op 22 november 2019 in de Groningse Martinikerk hield. Cusk verzet zich tegen de idee dat het levensverhaal van de moeder automatisch samenvalt met het levensverhaal van het kind, tegen het ideaal van de ultieme moederlijke dienstbaarheid en zelfopoffering.

Die mythes rond het moederschap doorprikte ze al met haar roman A Life’s Work (2001, vertaald naar het Nederlands in 2004 als In het land van de moeders). Haar boek stuitte op hevige tegenwind, vooral van vrouwen die vonden dat Cusk een ‘fout’ beeld van het moederschap had neergezet. Ook in die tekst deed Cusk een poging een muur van schaamte te doorbreken: de schaamte om het moederschap als iets waarvan je nooit spijt mag hebben of zelfs maar even afstand mag nemen.

Het moederschap als hoogste goed

En zo ontstaat in de werkelijke én de gebruikelijke fictionele wereld een opgepoetst beeld van het moederschap. Een beeld dat ook potentieel toekomstige moeders schade toebrengt, zo laat Sheila Heti in het autofictionele Motherhood (2018) zien. De vertelster in haar roman doet er een heel boek over om te accepteren dat ze helemaal geen kind wil, hoezeer haar omgeving dat ook van haar verwacht. Alles doet ze eraan om die conclusie die ze al lange tijd geleden getrokken heeft te negeren: ze voert eindeloze gesprekken met haar vrienden mét kinderen, bezoekt waarzegsters, onderzoekt de mogelijkheid haar eicellen te laten invriezen, maar steeds weer beseft ze dat ze niet aan het moederschap wil beginnen. Een conclusie waarvoor ze zich schaamt en waartegen ze vecht, omdat een kind krijgen voor een vrouw nog steeds het hoogste goed lijkt te zijn.

Vincent Leynen

Net als De Coster verkiest ook Heti’s literaire alter ego het schrijverschap boven het moederschap – tegen de stemmen van de maatschappij in die ze zich inmiddels eigen heeft gemaakt. En toch is voor haar het schrijven datgene wat haar leven waardevol maakt, weet Heti. ‘Kinderen opvoeden is het tegenovergestelde van alles waar ik naar verlang, het tegenovergestelde van alles waarvan ik weet hoe ik het moet doen, en van alles waar ik plezier in heb’, legt de verteller ons uit.

Schrijvende vrouwen spelen het spel van de keuze voor het moederschap op het scherpst van de snee: ze hebben naast de ouderrol nog een andere taak die hun levens kan vullen. Die twee invullingen lijken maar moeilijk met elkaar te combineren, al stelt De Coster die centrale gedachte van haar boek in haar interview met de Volkskrant-interview bij: ‘Ik schaam me een beetje dat ik er zo over dacht. Het ouderschap en kunstenaarschap zijn verenigbaar, het is onzin om te zeggen dat het niet zo is, een groot cliché. Het ouderschap verbreedt je blik, dus het is zelfs winst.’

‘Er schuilt een wrede ironie in het lot van iemand die geen kind wil, om te kunnen schrijven, maar die niet anders kan dan schrijven over het niet willen van een kind,’ parafraseert Jan Postma Heti in zijn bespreking van Moederschap. In zekere zin is het schrijven van de roman voor deze auteur misschien zelfs een vorm van therapie geweest, een manier om te accepteren dat ze geen gehoor zal geven aan de roep van het moederschap die overal om haar heen klinkt: ‘Misschien is dit waarom ik het schrijf,’ schrijft ze, ‘om mezelf naar de andere oever te brengen, kinderloos en alleen. Dit boek is een voorbehoedsmiddel.’

Met hun boeken en de discussies die deze deden oplaaien geven De Coster, Heti en Cusk, kortom, diepgang aan de dialoog die naar aanleiding van de keuze voor het Boekenweekthema van vorig jaar ontstond. Hun werk valt te lezen als een verdiepend antwoord op de vraag waarom de koppeling van de vrouw aan het moederschap geen vanzelfsprekendheid kan en mag zijn. Ook als de vrouw thuisblijft, heeft zij nog steeds een keuze: zij vertrekt naar de kinderkamer of naar haar schrijfvertrek – of naar allebei.