Mircea Cantor in STUK: een eindeloze vrijheid

Door Bas Blaasse, op Wed Mar 31 2021 14:00:00 GMT+0000

Am I really free? Weinig titels zijn actueler dan die van de expo van de Roemeens-Franse Mircea Cantor in STUK. Maar de kunstenaar zelf cirkelt gezwind om de hapklare antwoorden heen. Bas Blaasse stelde de vrijheidsbeperkingen op de proef en liep de expo in tegenwijzerzin.

Aan de verlichting van een zaal kun je al opmaken in welke richting een presentatie zal gaan. Het is donker in de expositieruimte van STUK. Het overgrote deel van het licht is afkomstig van projectieschermen en televisiekasten. De eerste Belgische solotentoonstelling van Mircea Cantor bestaat op enkele foto’s en tekeningen na uit een selectie videowerken. Am I really free? is een traag bewegende reflectie op een brede waaier aan vrijheidsconnotaties, die als een cirkelbeweging telkens terugkomt bij jezelf.

Pal tegenover de ingang van de zaal speelt een video die minstens vier meter breed meet en tot het plafond reikt. Ik neem plaats op een klein bankje dat de basfrequenties begeleidt die ik door mijn lichaam voel trillen. Aquila non capit muscas (2018) is opgezet als een fragment uit een natuurdocumentaire dat de confrontatie tussen roofdier en prooi als een spannend spektakel voorstelt. Maar de afwezigheid van bombastische strijkers en een imminente ondertoon verklappen dat de natuurdocumentaire helemaal geen natuurdocumentaire is. De video toont een adelaar die boven een weiland op een drone jaagt. Een montage van verschillende close-ups in slow motion brengt ons dichtbij de actie en ontleedt het moment waarop de adelaar zijn klauwen in de drone plant. Op de drone is een kuiken bevestigd, misschien echt, wellicht nog in leven.

Ik heb bijna medelijden met de vogel die zoals Sisyphus is veroordeeld tot een altijddurende poging.

Zoals bijna alle gepresenteerde video’s zit de adelaar gevangen in een loop. Zodra de prooi is gevangen begint de sequentie opnieuw. De drone stijgt wederom op uit een grasveld terwijl de beginscène zelf door een andere drone wordt gefilmd. Een videoloop heeft op mij altijd een biologerend maar ongrijpbaar, haast gekmakend effect. Het is even bevrijdend als gevangennemend. Ik heb bijna medelijden met de vogel die zoals Sisyphus is veroordeeld tot een altijddurende poging. Door de onophoudelijke cirkelbeweging ontstaat een onmogelijke tijdsdimensie, waarin je kunt blijven dwalen. Die oneindigheid tart de logica van oorzaak en gevolg. Anders dan bij een foto, waarin de tijd lijkt stilgezet, ontstaat hier een serie inwendige verwijzingen. De videoloop is een immanent plaatshebben dat geen buitenwereld nodig lijkt te hebben: zonder begin, zonder einde.

Even googelen leert dat de Latijnse titel, aquila non capit muscas, betekent dat de adelaar ‘geen vliegen vangt’. Het spreekwoord suggereert dat degene met een hoge positie of veel aanzien geen tijd heeft voor onbeduidende zaken. Maar wat is onbeduidend en wie bepaalt dat? Een kind knipt in Vertical attempt(2009) met een schaar in water dat uit een kraan stroomt. Misschien hetzelfde kind zet in Wind orchestra (2012) drie keukenmessen rechtop op hun handvat in een rechte lijn, om ze vervolgens omver te blazen. Een protestmars wandelt door Tokio met transparante, plexiglazen protestborden in Adjective to your presence(2018).

Omdat ik in de waan ben dat er geen andere bezoekers zijn, besluit ik de aangebrachte looprichting niet te volgen. Alsof ik de expotitel op de proef wil stellen in een minimale daad van recalcitrantie.

Nu eens lijken de video’s relatief vlugge momentopnamen, als een toevallig fenomeen uit het dagelijkse leven van de kunstenaar. Dan weer lijken ze op nauwgezette orkestraties. Enerzijds lijkt Cantor te willen benadrukken dat waarde en schoonheid in het kleine en onopvallende schuilen, anderzijds lijkt hij het tegenovergestelde te beweren.

Voor de meeste onderdelen van de tentoonstelling geldt in ieder geval dat je ze moeilijk kunt negeren. Ze vragen je aandacht en beklemtonen dat hier iets bijzonders gebeurt. Sommige werken zijn zelfs al aanwezig voor je ze ziet. Bij binnenkomst is op de achtergrond reeds de muziek te horen van een nog onherleidbare bron, en elke acht seconden herhaalt een kinderstem als een mantra de vraag van de tentoonstelling: ben ik werkelijk vrij? Omdat ik in de waan ben dat er geen andere bezoekers zijn, besluit ik de aangebrachte looprichting niet te volgen. Alsof ik de tentoonstellingstitel op de proef wil stellen in een minimale daad van recalcitrantie.

Cantor geeft een klassieke vraag van de readymade, over het statuut en eigendom van een kunstwerk, een politieke lading.

De selectie werken in STUK mag verbazen voor wie bekend is met het werk van Cantor. Het overwicht van videowerk is een behoorlijk radicale keuze. Een groot deel van zijn oeuvre bestaat immers uit installaties, sculpturen en readymades. Zijn overduidelijk metaforische werkwijze blijft in Am I really free? vooral beperkt tot de tekeningen en foto’s. Chaplet(2014) en Rainbow(2014) zijn in dat opzicht typische werken. De kunstenaar heeft met zijn vingerafdrukken lijnen gezet op een bestaande rol tekst, waardoor vanop afstand bezien figuren ontstaan waarin de individuele vingerafdrukken opgaan. De vingerafdrukken volgen in eerste instantie het simpele recept van een optische illusie. Natuurlijk gaat dit over identiteit en mensen monitoren en staatscontrole, en de relatie tussen een individu en een gemeenschap. Maar de signatuur van het kunstwerk, dankzij de drager en de symboliek van een identiteitsbewijs, staat eveneens ter discussie. In zekere zin geeft Cantor een klassieke vraag van de readymade, over het statuut en eigendom van een kunstwerk, een politieke lading.

Deze dubbelzinnigheid en meerduidigheid, waarin hij vaker dwaalt, is anders dan als pure beeldspraak ook telkens in zijn videowerken aanwezig. Met de kennis van het aanzienlijke en rijke oeuvre dat schuilgaat achter bijvoorbeeld de vingerafdrukken in het achterhoofd voelt de kleine selectie wandwerken dan ook als een lichtjes overbodig compromis. De ingelijste tekeningen en foto’s steken flets af tegen de video’s, die op zichzelf volstaan, in het donker beter tot hun recht komen en een interessanter perspectief bieden op de rode draad van de tentoonstelling.

In Tracking Happiness (2009) ontdek ik de bron van het omineuze geluid dat mij al sinds het begin achtervolgt. De video wordt geprojecteerd in de enige witte ruimte van de tentoonstelling en wekt een serene indruk. Is wit de kleur van geluk? Ook in de video is alles gehuld in wittinten. Zes vrouwen in witte kleding lopen op blote voeten in een cirkel achter elkaar aan. Ze treden eindeloos in elkaars voetsporen. Met tentbezems in de hand vegen ze in gesynchroniseerde bewegingen steeds de voetstappen uit die hun voorgangers in het zand zetten. Zit geluk gevangen in een cirkelende herhaling? Of moeten we de gebaande paden juist verlaten om ons eigen geluk te kunnen achtervolgen? De ogenschijnlijke zinloosheid van deze choreografie is misschien nog de meest onomstotelijke referentie aan Sisyphus’ gevangenschap in de oneindigheid. Tracking Happiness wekt de vraag op in hoeverre geluk en vrijheid zich verhouden tot een cirkelbeweging, die in essentie elke vorm van keuze- en bewegingsvrijheid juist hermetisch lijkt uit te sluiten.

Zoals de video’s cirkelt de presentatie van de expo zelf telkens om het begrip van vrijheid heen.

De cirkel en de videoloop zijn een even ambigu als treffend commentaar op verschillende betekenissen van vrijheid. Vrijheid lijkt uitgesloten in een oneindige herhaling van zetten, maar tegelijkertijd deelt deze beweging een connotatie met een zuiver vrijheidsideaal. Absolute vrijheid bestaat alleen als een drogbeeld in de eeuwigheid. Het blijft onduidelijk wat de videoloop precies verwoordt. Echte vrijheid bestaat maar bij gratie van haar antithese: geen autonomie zonder heteronomie. Ik kan kiezen om de looprichting niet te volgen omdat de pijlen het tegenovergestelde van mij verlangen. Het kind vraagt of het vrij is wanneer het kan twijfelen aan zijn eigen handelsvrijheid, keuzevrijheid of bewegingsvrijheid. Het vliegen van de adelaar is het ultieme vrijheidssymbool, terwijl de vogel zijn instincten volgt, zelfs als de prooi een robot blijkt.

Zoals het format van de video’s cirkelt de presentatie zelf telkens om het begrip van vrijheid heen. Cantors werken zijn nooit ondubbelzinnige antwoorden op specifieke politieke, existentiële of esthetische vragen. Veel meer richten ze samen langzaam een netwerk op van uiteenlopende gedachten en bijklanken, waardoor ik mij steeds meer randvragen stel. Dankzij de tentoonstellingstitel lezen sommige werken automatisch als een reactie op de actualiteit. Maar de generieke zeggingskracht van Am I really free? heeft juist het vermogen om daarbovenuit te stijgen. Dankzij de veelzijdigheid van de verschillende video’s ontstaan legio referenties, zonder ooit te eindigen in een conclusie. De cirkel geeft de tentoonstelling ademruimte in een eindeloze beweging zonder bestemming.