Mensen zijn gemaakt van dun papier

Door Birsen Taspinar, op Thu Jun 28 2018 22:00:00 GMT+0000

Als deze maatschappij meer kwetsbaarheid nodig heeft, is dat niet om elk nog meer ons ‘ware zelf’ prijs te geven – individualisme is er al genoeg. Wel als brug naar wat ons bindt als mensen, als samenleving, voorbij de loutere verpakking van kleur of cultuur. De kunst van kwetsbaarheid is empathie.

Geen veelzeggender song over kwetsbaarheid dan ‘Mensen zijn gemaakt van dun papier’ van Jonas Winterland. Ontroerend tokkelt de Leuvense singer-songwriter het portret bijeen van een vrouw die elk moment kan scheuren. ‘In haar spiegel woont een meisje / veel te mager veel te broos / om de schimmen te verjagen / als de lichten zijn gedoofd.’

In de videoclip volg je een uitgeknipt papieren mannetje dat door de stad en de seizoenen dwarrelt als een vallend blad van een boom - dat vallen dat nodig is om de boom te vernieuwen. Extra veelzeggend is hoe Winterland zichzelf mee in het lied schrijft: ‘En ik houd haar vast, want daarom ben ik hier / als ik kijk hoe ze zucht / denk ik telkens weer hetzelfde / mensen zijn gemaakt van dun papier.’

We zijn allemaal breekbaar en kwetsbaar. Kwetsbaarheid leidt tot zelfreflectie, zelfreflectie tot empathie. Ze is dus cruciaal om met de ander in verbinding te kunnen gaan, ook als we met die ander niet dezelfde culturele geschiedenis delen. Onze kwetsbaarheid herinnert ons aan onze onderlinge afhankelijkheid, zeker in een maatschappij waarin veel intermenselijke zorg uitbesteed is aan kindercrèches, ziekteverzekeringen en ouderenzorg. Zulke voorzieningen vallen natuurlijk alleen maar toe te juichen, maar tegelijk is elk risico op kwetsbaarheid geprofessionaliseerd, is ons menselijke vermogen tot empathie gedelegeerd.

Kwetsbaarheid is cruciaal om met de ander in verbinding te kunnen gaan.

Onlangs raakte een deel van mijn schoonfamilie in Turkije betrokken in een zwaar ongeluk: een vrachtwagen reed van achteren in op hun auto, met daarin drie generaties. De kinderen bleven ongedeerd, maar hun moeder kwam om en hun vader en grootouders raakten gewond. Een complete chaos, iedereen uit zijn lood geslagen: een gezin in rouw dat niet voor zichzelf kan zorgen, iedereen die fysiek en mentaal moet herstellen, de grootouders die zich schuldig voelen… Dus heeft de hele familie zich moeten organiseren om elke dag zorg te komen bieden, van koken tot verplegen. Al leven we in een samenleving die alles onder controle wil houden, uiteindelijk val je toch terug op je omringende familie en vrienden. Dat creëert iets heel puurs.

Prik de scherpe naald bij jezelf

Ons collectief geheugen dreigt dat te vergeten, hoe je er op een kwetsbaar moment voor een ander moet zijn. Hoe doe je dat eigenlijk, je inleven? Cruciaal is de overweging ‘ik had ook in die auto kunnen zitten’. Dat besef van kwetsbaarheid is bijna een voorwaarde om er voor anderen te kunnen zijn. Is dat besef er nog? Een Turkse uitspraak zegt: prik de scherpe naald bij jezelf en de botte bij de ander. Kortom, wees strenger voor jezelf dan voor anderen.

In deze samenleving zien we eerder het omgekeerde: we zijn veel strenger voor de ander, zeker voor mensen van een andere origine. Van hen wordt veel sneller verwacht dat ze aan zelfreflectie doen, dat ze zich excuseren en kwetsbaar opstellen. De rechten zijn voor ons, de plichten schuiven we af op anderen. Dat maakt de ander nog meer kwetsbaar.

De blindheid voor de kwetsbaarheid van mensen van andere culturen is een van de grootste barrières om in verbinding te gaan.

Die blindheid voor de kwetsbaarheid van mensen van andere culturen is een van de grootste barrières om in verbinding te gaan. Neem het besef dat je bijvoorbeeld ook zelf in een oorlog had kunnen belanden of had moeten vluchten. Die oorlogservaring ligt hier in België nog niet zo ver achter ons, maar het collectief geheugen daarover is heel snel vervaagd. Oudere mensen dragen die ervaring wel nog met zich mee. Begin april, bij de 75e verjaardag van het zware bombardement van Mortsel, getuigde een vrouw op de radio: ‘Elke keer dat ik op tv kinderen in Syrië zie, komt die ervaring van toen weer boven, alsof ik dezelfde kinderen zie.’

Waarom wordt er met dat collectief bewustzijn zo weinig gedaan? In 2014 hebben we een historische kans gemist. Toen viel de herdenking van 100 jaar oorlog precies samen met de herdenking van 50 jaar migratie in België. De mogelijke verbanden zijn legio: hoe je na zo’n tabula rasa als oorlog of migratie alles moet heropbouwen, hoe na de Tweede Wereldoorlog zoveel mannen gestorven waren dat er gastarbeiders aangetrokken moesten worden…

Nergens anders in Europa heeft die synchroniciteit zich voorgedaan – in Duitsland en Nederland vierde men 50 jaar migratie bijvoorbeeld al enkele jaren vroeger. Hier gaf de tijd ons dus een prachtig cadeau om elkaars kwetsbaarheid minstens te herkennen als universeel menselijk, als de kern van wat ons allemaal verbindt. Maar al die herdenkingsprojecten verliepen gesegregeerd.

Onze rolluiken neer

Tegelijk zijn er zorgbehoevende ouderen die weigeren om thuis of in het ziekenhuis door gekleurde verzorgers geholpen te worden, of die geen poetshulp aanvaarden uit een ander land. Dat valt nauwelijks te bevatten. Je bent extra kwetsbaar, maar toch wijs je mensen af met juist een extra oog voor kwetsbaarheid. Zonder zorg dreigen te vallen – er is immers een tekort aan zorgpersoneel – valt blijkbaar te verkiezen boven de zorg van iemand van een andere cultuur. Dat zegt alles over een bizarre hiërarchie van kwetsbaarheid in onze samenleving. Met een andere kleur of afkomst moet je nog harder knokken.

Zonder zorg dreigen te vallen valt blijkbaar te verkiezen boven de zorg van iemand van een andere cultuur.

Zelf zijn zulke ouderen een schoolvoorbeeld van ‘opgesloten kwetsbaarheid’: ze vluchten ermee naar binnen, halen de rolluiken neer, isoleren zich. Hun gedecontextualiseerde kwetsbaarheid, afgesloten van de omgeving, is een vicieuze cirkel. Net die oorlogsgeneratie draagt al sinds haar jeugd bepaalde angsten en gevoelens van onveiligheid mee, ziet nu een toevloed van migratie, maar denkt nog vaak volgens het mens- en wereldbeeld van de koloniale tijd. Ze is ook op geen enkele manier begeleid in die verkleuring van de samenleving.

Dan gaan je hersenen allerlei signalen interpreteren als onveilig, treden er defensiemechanismen op. Veiligheid is immers gesocialiseerd: je cultuur heeft je geleerd wat veilig en onveilig is. Misschien zullen die ouderen met die angsten sterven. Hun vermogen tot empathie met mensen met een andere afkomst, vanuit het idee van universele of gecontextualiseerde kwetsbaarheid, lijkt wel afgeknepen.

Ook bij jongere generaties zie je die opgesloten kwetsbaarheid, maar bij hen ligt die veeleer aan hun aangeleerd individualisme: continu moeten presteren, streven naar perfectie, heel hard inzetten op je eigen pad, speciaal zijn … Het gewone leven lijkt niet interessant genoeg meer. Ook daardoor kan je volledig in je eigen realiteit opgesloten raken. Je toont je pijn en twijfels niet meer, maar vreet ze naar binnen. Tegelijk blijkt die grote individuele vrijheid vaak slechts schijn, zeker als je omwille van je huidskleur voortdurend je identiteitskaart moet bovenhalen voor de politie. Voor zulke jongeren blijkt individualiteit iets van twee maten en twee gewichten: een gevaarlijke combinatie.

Op de lange termijn leidt die niet-erkenning van elkaars kwetsbaarheid tot processen van dehumanisering.

Terwijl kwetsbaarheid een vorm van sociale intelligentie is, moet iedereen nu zo hard met zijn eigen verhaal bezig zijn dat we gaan geloven dat onze kwetsbaarheid een heel andere is dan die van anderen. Uiteindelijk is dat ook wat die oudere mensen zeggen tegen die verzorger van kleur: ‘met jou heb ik geen zaken’. Dat is niet zomaar een gebrek aan inlevingsvermogen, maar ook een ontkenning van de menselijkheid van de ander. Op de lange termijn leidt die niet-erkenning van elkaars kwetsbaarheid tot processen van dehumanisering.

Mensen als granaatappels

Vooral op kwetsbare groepen heeft dat gebrek aan inclusief denken een immense impact. Onze samenleving streeft wel naar inclusiviteit, maar in de praktijk is er een algemene cultuur van segregatie. In België is er bijvoorbeeld veel minder schaamte voor uitgesproken racisme en discriminatie dan in Duitsland. De effecten zijn navenant. In mijn jeugd had ik nog veel vrienden van Vlaamse origine, vandaag zitten jongeren veel meer in groepjes - terwijl je in deze superdiverse realiteit net meer vermenging zou verwachten.

Toen ik na mijn studies antropologie en psychologie lang heb moeten zoeken naar een vaste job, durfde ik dat thuis nauwelijks vertellen. Mijn vader zag dat met lede ogen aan. Maar ik was een arbeiderskind zonder veel netwerken, een vrouw met migratieachtergrond, pas afgestudeerd: die combinatie maakte dat ik allerlei jobs moest aannemen onder mijn niveau. Als ik dat nu aan jonge mensen vertel, kunnen zij dat nauwelijks geloven: dat zelfs iemand met twee diploma’s toch niet meteen haar plek vond. Tegelijk geeft zo’n kwetsbaar verhaal hen moed: niet meteen gelanceerd geraken gebeurt niet alleen bij hen, je moet er hard voor werken. Zulke verhalen verhogen het inlevingsvermogen in onze maatschappij. Ze bouwen een collectief geheugen op.

Er is een verschil tussen kwetsbaarheid en zwakte.

Er is een verschil tussen kwetsbaarheid en zwakte. Kwetsbaarheid is de kans die je loopt om verwond te raken, maar spreekt vooral je positieve en creatieve krachten aan: je moet ervoor gaan, leren vechten, strijd voeren. Bij zwakte daarentegen word je slachtoffer van een situatie, gaan de lasten je krachten te boven. Het is het gevoel dat je gefaald hebt, dat de situatie te zwaar is voor je. Mensen in meervoudige kwetsbaarheid lopen meer kans om in zo’n situatie terecht te komen. En verhoudingsgewijs zitten daar meer mensen met een migratieachtergrond tussen.

Dat merk ik ook zelf als psycholoog: cliënten met een migratieachtegrond vergen vaak intensievere therapie, omdat er meer contextuele factoren spelen. Met een Turks gezegde kan je hun situatie vergelijken met een granaatappel: je koopt er één op de markt, maar je komt er met duizend thuis. Met elke cliënt komen er duizend verhalen mee naar boven.

Een open blik is daarbij cruciaal. Als je de kwetsbaarheid van je cliënt enkel analyseert als wanhoop, gaat hij of zij die wanhoop overnemen. Als je alleen zwakte ziet, dan gaat je cliënt er zich zo naar gedragen. Wat mensen er uiteindelijk door haalt – zeggen ze zelf – is het feit dat jij in hen blijft geloven, hen niet laat vallen, perspectief biedt. Daar gaat het om: terug hoop geven, mensen weer doen geloven dat ze iets betekenen, iets kunnen bijdragen, erbij horen. Zeker gekleurde mensen in meervoudige kwetsbaarheid hebben in een niet-inclusieve samenleving een spiegel nodig: ‘het komt goed!’ Dat kan helend werken.

Ooit behandelde ik een jonge moeder die stemmen hoorde. Haar Turks klinkende naam en haar sterke accent in zowel het Turks als in het Nederlands deden me geloven dat ze hier was opgegroeid, als tweede generatie Turks. Een zwakke mama met een postpartum psychose, dacht ik. Maar na drie gesprekken waren die stemmen nog verergerd. Toen bracht ze zelf iemand van Kind en Gezin mee om mij te vertellen dat ze wél een sterke mama was, dat ze het echt goed deed met de baby. Dat was een eerste eye-opener. Tegelijk kwam haar werkelijke migratieverhaal naar boven: ze was eigenlijk een Afghaanse vluchtelinge die nog maar tien jaar in België was en onderweg in Turkije haar gehandicapte klein broertje was verloren. Die stemmen kwamen van hem. Plots vielen alle puzzelstukjes samen. Ze had Turks moeten leren om dat broertje terug te vinden. Ze had geen psychose, ze herbeleefde door die bevalling een trauma - een heel ander beeld. Ik was analfabeet geweest in haar kwetsbaarheid. Dat falen heb ik met haar gedeeld: ‘ik had een fout beeld van jou opgebouwd, sorry.’ Haar blik veranderde, op slag werd zij een andere vrouw. Ook haar stemmen zijn na die sessie gestopt. Als je iemands kwetsbaarheid als een zwakte ziet, ga je alleen maar verdubbelen wat die persoon al meemaakt in de buitenwereld. Alles begint bij jouw besef als hulpverlener dat jij ook op de stoel van die cliënt had kunnen zitten. Dat is voor mij de kern.

Genezende gevoelens

Hoe creëer je meer ‘samenleving’ op basis van empathie? Hoe maak je van ieders onderlinge kwetsbaarheid meer een creatief vermogen dan een gesloten isolement? Alles begint bij structurele ingrepen op ons socio-economische systeem: van een meer inclusief onderwijs tot een strenger antidiscriminatiebeleid op de huur- en arbeidsmarkt. Maar laat ons ook het puur menselijke aspect niet vergeten.

Cruciaal zijn voor mij zowel kunst als spiritualiteit. Kunst doorbreekt sneller de weerstand van mensen, spreekt ons aan op onze gedeelde kwetsbaarheid. Toen ik na mijn boek Moeders van de stilte lezingen gaf rond de drie vrouwenportretten in het boek, kreeg ik allerlei kritische vragen - ook over de islam, terwijl het boek daar totaal niet over gaat. Maar presenteerde ik het boek als een literaire vertelling met live muziek, dan bleef het gewoon stil. Mensen herkenden de universele gevoelens onder die verhalen en verbonden ze met hun eigen situatie. Dat is de kracht van kunst: de ziel openen, ons weer doen ademen. Daarom kan ik zelf niet zonder. Zonder schrijven en zingen, en vroeger schilderen, zou ik het leven hier niet kunnen leven. Aan kunst doen is mijn strategie om mezelf eraan te herinneren dat ik mag bestaan.

Rumi stelt dat net in de diepste kern van onze kwetsbaarheid onze schat schuilt

Tegelijk raad ik aan cliënten vaak Liefde kent veertig regels aan, de roman van Elif Shafak rond de spiritualiteit van Rumi, de dertiende-eeuwse Perzische dichter en soefi-mysticus. Hij stelt dat net in de diepste kern van onze kwetsbaarheid onze schat schuilt, de ziel van ons vermogen. Al te vaak veroordelen we onze sterkste gevoelens omdat anderen ze veroordelen: je mag je niet schamen, je mag je niet schuldig voelen, kwaadheid mag niet.

Rumi zegt: loop niet weg van die emoties, maar laat ze even zijn, observeer ze en ga hun betekenis na. Zij vormen de kern van ons zelfhelend vermogen: de kracht om geduldig te zijn, hulp te zoeken, inzicht te verwerven, te blijven vechten. Rumi’s inzichten doen je weer de mens in je aders voelen. Ze helpen om los te laten, sommige dingen te aanvaarden zoals ze zijn, niets te forceren als iets niet lukt.

Het gaat niet om ‘meer jezelf worden’, het is geen spiritualiteit van de individualiteit. In dat eeuwige appel van ‘wees jezelf’ lopen veel mensen juist verloren. Doe het maar eens. Hup, wees jezelf! Dat is als tegen een puber zeggen: doe normaal. Wat is dat dan, ‘normaal’? Wat is dat precies, ‘jezelf’? Het pure ik is een gedecontextualiseerd maatschappijbeeld dat vooral tot gesloten kwetsbaarheid leidt: iedereen met zijn eigen unieke kwetsuur achter de rolluiken van onze prestatiemaatschappij. Ons ik zit niet enkel diep vanbinnen, maar ook in onze sociale identiteiten, in onze familiale positie, in onze intermenselijke afhankelijkheid.

Stipjes in het heelal

Mijn ouders komen van heel ver, van boer naar arbeider naar hier in België. Ze hebben daar heel veel opofferingen voor moeten doen. Ik ben ook getuige geweest van hun meest kwetsbare momenten, zoals toen mijn vader na een arbeidsongeval werkloos werd, een jaar niet kon lopen, maar toch snel weer werk moest gaan zoeken. Het zijn zulke opofferingen die me een reden geven waarom ik hier ben, waarom ik het er meestal niet bij laat, als mij of anderen onrecht aangedaan wordt. Iets haalde me naar hier, dat mijn eigen ik overstijgt. Er is een leven dat ik hier moet leven.

De kern van kwetsbaarheid is het besef dat we allemaal stipjes zijn in het heelal.

Uiteindelijk is de kern van kwetsbaarheid het besef dat we allemaal stipjes zijn in het heelal, in een eeuwige tijd. We worden allemaal op dezelfde manier geboren en zullen onder de grond weer allemaal evenveel materie worden. Elk mens plant zich op dezelfde manier voort, wordt volgens dezelfde mechanieken blij of boos. Soms kunnen we zo opgaan in het uniek-zijn dat we die gedeelde menselijke kern vergeten. Dat we vergeten dat we elkaar nodig hebben. Lessen biologie of fysica zouden in de eerste plaats dat inzicht moeten meegeven: nu betekenen wij iets, maar straks is dat allemaal weg…

Geen veelzeggender voorstelling over onze gedeelde kwetsbaarheid dan U bevindt zich hier (2007) van de Nederlandse theatermaker Dries Verhoeven. Als enkeling werd je onthaald in een soort hotel van allemaal kleine houten kamertjes. Helemaal alleen kwam je op een bedje te liggen, terwijl je via briefjes onder de deur allerlei vragen kreeg over jezelf. Onbeschermd staarde je naar jezelf omhoog in een spiegelend plafond. Wie ben ik? Wat zijn mijn kwetsbare kanten? Het wonder gebeurde toen die spiegel omhoog rees, en je uiteindelijk naast je ook al die andere mensjes in al die andere kamertjes zag liggen op precies dezelfde bedjes, met hun zelfde opgesloten eenzaamheid. Allemaal dezelfde mensen, van dun papier.