Mei ‘68 in Israël: spiegelbeeld van de onderdrukking

Door Einat Tuchman, op Thu May 31 2018 22:00:00 GMT+0000

Het jaar 1968 was het jaar waarin ik geboren werd, in een kibboets in Israël, waar als commune geleefd werd naar socialistisch ideaal. Hoe hard is het land sindsdien veranderd. Toen al, in mei 1968, vierde de jonge staat zijn twintigste verjaardag met het nodige militaire vertoon, terwijl de Palestijnen van hun gronden werden verjaagd. Hebben we van die tijd nog iets te halen? Hier mijn eigen subjectieve verzameling van verhalen en opinies, met dank aan internet en gesprekken met mijn familie.

De geschiedenis van Israël bewijst: een identiteit die je opbouwt vanuit een slachtofferpositie kan gevaarlijk worden. De onderdrukte die ineens erkenning en controle krijgt, is vaak niet in staat om die omkering in de machtsrelaties te zien. Hij kan zelf gaan uitsluiten en de ander tot slachtoffer maken. Precies het verwerven van territoriale, politieke en economische controle kan ‘het slachtoffer’ doen veranderen in het spiegelbeeld van zijn onderdrukkers. Hij begint dan de machten te imiteren waartegen hij zich juist verzette.

Was het niet daartegen dat Mei ’68 wereldwijd in het geweer kwam? Terugkijken vanuit het perspectief van vandaag, kan een hopeloos terugkijken zijn. Het lijkt zowat onmogelijk en ook nutteloos om vandaag de krachten te mobiliseren die toen de straten bezetten om sociale rechtvaardigheid en gelijkheid te eisen.

Terugkijken naar '68 vanuit het perspectief van vandaag, kan een hopeloos terugkijken zijn.

Nu, vijftig jaar later, leven we onder een extreem neoliberaal systeem dat beheerst wordt door corrupte multinationals. De onderdrukkende macht is onzichtbaar: ze verbergt zich in hermetische gebouwen en achter gesloten hekken. (En een van hen is de voorzitter van de grootste partij in België, die zich verstopt in het Antwerpse stadhuis, van waar hij achter de schermen aan de touwtjes trekt.)

Linkse ideologieën van radicale democratie, sociale zorg en gelijkheid zijn aan stukken geslagen door een manipulatieve politiek van angst en terreur. Daarbovenop staan we machteloos tegenover de dramatische klimaatopwarming en de pijnlijke vluchtelingencrisis. Wat zouden wij vandaag nog in opstand komen? Kunnen we een aanwijzing voor verandering vinden door terug te duiken in de energie die naar boven kwam in het jaar 1968?

Na de oorlog

In Israël glom het jaar 1968 van euforie. De Zesdaagse oorlog tegen Egypte, Syrië en Jordanië werd door de meerderheid van de Israëli’s beschouwd als een glansrijke overwinning. Het Israëlische leger bezette de Golan hoogvlakte, de Westelijke Jordaanoever, Gaza, Sinaï en Oost-Jeruzalem. Iedereen haastte zich naar het oude stadscentrum en probeerde zo dicht mogelijk bij de Klaagmuur te komen.

Zesdaagse Oorlog, 1967

De plotselinge toename van verblindende nationale trots vanwege deze militaire triomf had verschillende oorzaken. Gedurende de hele Joodse diaspora in Europa waren joden uitgesloten, geweerd, vervolgd en vermoord geworden. Israël was eerst gebouwd door settlers die vooral uit Oost-Europa kwamen, met de bedoeling een ‘nieuwe jood’, de Israëli, te creëren. Die zou sterk zijn, goed opgeleid, verbonden met het land en bereid om te vechten om zijn bestaan op te eisen.

Ze geloofden in het socialisme en wilden zich zo ver mogelijk distantiëren van het beeld van de zwakke jood die zelfs tijdens de Holocaust niet in opstand kwam, die zich als een lam naar de slachtbank de gaskamers in had laten jagen.

Dat iedereen nu het graf van Abraham in Hebron kon bezoeken, wakkerde een nieuw verenigd identiteitsgevoel aan.

De bezetting tijdens de Zesdaagse Oorlog creëerde ook een nationale eenheid. Tot dan was Israël vooral verdeeld geweest in een heel aantal verschillende joodse gemeenschappen van over de hele wereld, die soms maar weinig gemeenschappelijk hadden. Er was een grote kloof tussen Ashkenazi (Hongaarse) joden en Sephardische (Spaans-Portugese) joden, seculiere en streng-religieuze Israeli, enzovoort.

Het feit dat iedereen nu naar het centrum van de oude stad van Jeruzalem kon en het graf van Abraham in Hebron kon bezoeken, wakkerde een nieuw sterk verenigd identiteitsgevoel aan. En zo begin het jonge land aan de voorbereidingen voor de feestelijkheden voor twintig jaar onafhankelijkheid. Die vieringen zouden plaatsvinden in mei, maar men was zich niet bewust van de consequenties van de radicale shift in die maand.

Groot Israël

De Israëlische zittende regering telde toen vooral sociaal-democraten. De meeste regeringsleden waren joden die aan het begin van de twintigste eeuw Europa verlaten hadden om dit nieuwe land te creëren. Ze hadden banden met en werden beïnvloed door de Europese socialistische ideologieën en geloofden sterk in Zionisme. De regering leidde een welvaartsstaat die zorgde voor de werkende bevolking en voor de zwakkeren in de maatschappij, en verzette zich tegen de privatisering van openbare diensten.

Alleen werd er politiek erg weinig rekening gehouden met de oorspronkelijke bevolking die al eeuwen in die gebieden woonde. Het Israëlische regime greep onmiddellijk terug naar het Europese model van kolonisatie. Ten gevolge van de Zesdaagse Oorlog moesten vele Palestijnen migreren en hun huizen verlaten of ineens onder militaire controle leven.

De beweging voor ‘Greater Israël’ werd opgericht onmiddellijk na die oorlog en begon de eerste kolonies op te trekken in de bezette gebieden. De leden van deze beweging waren joden met rechtse en linkse overtuigingen, zowel seculieren als religieuzen. Ze geloofden dat het Grote Israël ervoor zou zorgen dat enerzijds de grenzen beveiligd waren en dat zij anderzijds het Recht van hun voorvaderen konden uitoefenen in het beloofde land uit de Bijbel.

De eerste kolonie werd gebouwd in Hebron door Rabbi Moshe Levinger. De honderdduizend Palestijnen die op die gronden woonden, werden gezien als slechts een klein obstakel op de weg naar het op te bouwen ‘Land van melk en honing’. Het is erg moeilijk te bevatten hoe de joodse volkeren die keer op keer verjaagd waren uit de gebieden waar ze leefden, nu zo snel andere mensen konden gaan bezetten, uitsluiten en onderdrukken.

Matspen: beetje Parijs aan de Jordaan

Een kleine beweging onder de naam Matspen werd vroeg in de jaren 1960 in Israël opgericht. Het was zowat de enige organisatie die sterk geïnspireerd was door het gedachtegoed van de Mei-revolutie in Frankrijk. De beweging geloofde in samenwerking op managementniveau in bedrijven, universiteiten, culturele instellingen, economische ondernemingen en staatsautoriteiten. Hun utopische beeld was de twee-natiestaat, Palestina en Israël, die beide in volkomen gelijkwaardigheid deel zouden uitmaken van de eenheid van de hele regio.

Alle leden van Matspen waren in Parijs tijdens de Mei-revolte. In Israël zelf zouden ze er niet in slagen om zo'n revolutie op gang te brengen.

De mainstream politiek beschouwde hun activiteiten als gevaarlijk en tegen de natie. Sommigen van hun leden werkten immers samen met Europese kranten, die hen nieuws brachten van het slagveld, terwijl Israël dat censureerde. Zo mocht niet geweten zijn dat meteen na de Zesdaagse Oorlog complete families over de Jordaan trokken, van de oostelijke naar de westelijke oever. Elke nacht lag het leger in hinderlagen om mensen neer te schieten en te doden, en ’s ochtends kwamen de soldaten terug om te kijken wie er nog leefde en die alsnog af te maken.

Alle leden van Matspen waren in Parijs toen de Mei-revolte daar losbarstte. In Israël zelf zouden ze er echter niet in slagen om zo'n revolutie op gang te brengen. Het Zionistische verhaal was te dominant en de overwinningsroes na de Zesdaagse Oorlog viel onmogelijk in te perken.

De Driedaagse Mars

Eind april 1968 organiseerden de regering en het leger de ‘Driedaagse Mars’. Tienduizenden Israëlische gezinnen, jongeren, seculieren, religieuzen en soldaten stapten drie dagen lang door de bezette gebieden om het nieuwe land als het ware aan hun voeten te voelen. Er heerste een sfeer van thuiskomst en de naïeve hoop dat de vrede vlakbij was. Trots liepen de deelnemers aan de Mars over wegen en door velden die aan Palestijnse bewoners toebehoorden.

De ‘gastheren’ verwachtten deze parade niet: ze keken alles met verbazing aan. Sommigen glimlachten, zwaaiden gedag en verwelkomden de voorbijkomende menigte met falafel en drankjes. Maar de stappers bleven doorstappen in hun blind geluk, zonder de gevolgen daarvan te beseffen. Mocht het objectief van de mars niet geweest zijn om kennis te maken met het land en het gebied, maar eerder om de Palestijnse buren te leren kennen, dan zouden de zaken er vandaag misschien anders voor staan.

Independence Day 1968

De joodse wetenschapper en filosoof Yeshayahu Leibowitz schreef dat jaar in een nationale krant dat de bezetting en de controle van de Palestijnse gebieden het idee van de oprichting van een Joodse staat corrumpeerde. Hij voorspelde dat de Palestijnen onderdrukt zouden worden. Dat het land geleid zou worden door het leger en een kolonialistisch en corrupt regime zou worden.

Leibowitz voorspelde dat een veel groter deel van het nationaal inkomen en het overheidsbudget naar veiligheid zou gaan. Dat dit alles grote implicaties zou hebben op de aard van het onderwijs, de vrijheid van meningsuiting en de democratie. Hij benadrukte dat er niet zoiets is als ‘veilige grenzen’. Volgens Leibowitz bestaat de enige mogelijke veiligheid van een land erin te onderhandelen en vreedzame akkoorden te sluiten met zijn buren.

Militair vertoon

De Israëlische dag van de Onafhankelijkheid viel in 1968 dus in het begin van mei. Het hele land was versierd met bloemen en Israëlische vlaggen. Er waren ceremonies en vieringen, met muziek en mensen die op straat dansten en zongen tot het eerste ochtendlicht.

Ik werd geboren in een paradox.

De volgende dag was er een grote parade van het IDF, het Israëlische leger, in Jeruzalem. De route liep rond de oude stad en kwam voor het eerst door de bezette gebieden sinds die onder Jordaanse controle waren, om de verandering te benadrukken. De parade was buitengewoon groot: 4500 soldaten, 400 militaire voertuigen en 400 vliegtuigen.

Bovendien pakte men uit met een grote prijs, verworven tijdens de oorlog: Skyhawk vliegtuigen aangekocht in de USA én een Russische Mig 22, die tijdens de oorlog was buitgemaakt op de vijand. Het was één grote overwinningsmars. Meer dan 300.000 toeschouwers keken naar de spectaculaire landparade en luchtshow. Onder de juichende menigte bevonden zich de belangrijkste politieke en militaire figuren van Israël, zoals Ben Gurion en Golda Meir.

De parade was ook de eerste uitzending van het eerste Israëlische televisiekanaal. Dankzij de live verslaggeving werd het hele land betrokken in de indrukwekkende oorlogsprocessie. De hele gebeurtenis vervulde mensen met trots en gaf hen de valse hoop dat, nu zij de macht in handen hadden, vrede en welvaart heel snel zouden volgen.

Maar vrede en welvaart voor wie? In juni 1968 was de bezetting één jaar oud. Er liepen onderhandelingen tussen Israëlische en Palestijnse politici om een oplossing te vinden voor Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Tegelijk onderhandelde de Jordaanse koning Husain ook met de Israëlische regering over de controle over die gebieden.

Independence Day 1968

Intussen ging het Israëlische leger door met mensen van hun gronden te verjagen. De Raad voor de Mensenrechten van de VN had Israël opgeroepen om alle praktijken te stoppen waarbij huizen vernield werden van Palestijnen die in de bezette gebieden woonden. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken benadrukte dat termen als ‘bezette gebieden’ en ‘de bezettende macht’ niet gebruikt mochten worden. Hij suggereerde om het eerder te hebben over ‘het grondgebied van de militaire regering’, of over ‘gebieden onder Israëlische controle.’

Er gaapte in die periode een geweldige kloof tussen vrede en veiligheid, terwijl zowel de USSR als de VS controle probeerden te krijgen over de regio. Het jonge land dat geconstrueerd was als oplossing voor het Joodse volk, werd binnengezogen in een hopeloos en gewelddadig, woelig tijdperk van kolonisatie en onderdrukking.

De Kibboets als commune

Ik ben geboren in oktober 1968, in een Kibboets. Mijn moeder komt uit een Sefardische joodse familie, mijn vader uit een Ashkenazi-gezin. Ik werd geboren in een paradox. In die tijd was de Kibboets nog onderdeel van de politieke beweging van het land. We geloofden in socialisme, in linkse ideeën van gelijkwaardigheid, democratie en vrede. We deelden onze infrastructuur, onze economie, zelfs onze kleren. We experimenteerden met hoe je kon werken, leven en cultuur beleven in collectieven. We waren trots, we waren goed opgeleid, we waren boeren en we waren kunstenaars.

Vele Europese jongeren streken in de kibboets neer om ook te ervaren hoe buitengewoon het was om in commune en gelijkheid te leven.

Aan het eind van de jaren 1960 waren de Kibboets enorm populair bij Europese jongeren. Velen streken er voor een paar weken of zelfs maanden neer om ook te ervaren hoe buitengewoon het was om in commune en gelijkheid te leven.
Ik herinner me die magische momenten waarop we samen zaten, een natuurlijke symbiose, een versmelting van jezelf en je omgeving. De huizen, de tuinen, de velden, de feesten, de mensen: niets was van mij, maar alles was met mij verbonden, creëerde mij als het ware. Deze manier van leven leerde mij om anderen te zien als gelijk aan mij, evenwaardig, als datgene wat mij definieert.

Pas later in mijn leven, na jaren in Europa te hebben geleefd, ging ik alle discrepanties van dit socialistische Utopia doorzien. Ik ontdekte dat mijn Kibboets gebouwd was op de grond van enkele Palestijnse dorpen waarvan de inwoners hadden moeten vluchten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Ik besefte ook dat we al vanop erg jonge leeftijd waren opgeleid om goede soldaten te worden. Dat we, wars van wat onze ideologie ook was, ons geliefde land moesten beschermen tegen onze vijanden. Dat onze sociaal democratie exclusief en geïsoleerd was, omdat in ons dagelijkse leven alles wat anders was, werd geminacht en afgewezen.

Wanneer ik nu naar Israël kijk, vind ik het land waarin ik opgroeide niet terug. Nu is zelfs de paradox verdwenen en de socialistische droom gebroken, aan scherven gevallen. De verandering voltrok zich traag, onder invloed van een jarenlang conflict dat alle sociale waarden heeft uitgehold, zoals Leibowitz 50 jaar geleden al voorspelde.

Een revolutie van het lokale

Ik heb de laatste achttien jaar in België gewoond, omdat ik het de meest veelzijdige en verwelkomende plek vond die ik op mijn pad al was tegengekomen. Die enkele magische momenten die ik heb ervaren in de Kibboets, maken het me vandaag mogelijk om als kunstenaar te blijven zoeken naar die plek waar uitwisseling mogelijk is tussen mij, de ander en de collectieve omgeving.

Vandaag zie ik helaas in België (en wereldwijd) een nationale omslag van een solide sociale democratie naar een rechtse kapitalistische ideologie, waarin de regering racistische taal gebruikt om verdeeldheid en angst te zaaien en zo macht te oogsten. In de afgelopen jaren is het socialisme in België op een of andere manier gedesintegreerd en lijkt het alsof er geen alternatieven zijn.

Dus hoe kunnen we protesteren? Misschien kan de revolutie van het lokale een weg zijn naar transformatie. Om lokaal opnieuw buurten uit te bouwen als netwerken van begrijpen, van leren en van uitwisselen. Luid op straat gaan roepen zal wellicht weinig uithalen, simpelweg omdat niemand luistert. Daarom moeten we beginnen bij onderling gesprek. Praten met je buur die van elders komt, je oor lenen aan de winkeluitbater en de jongere op de hoek. We moeten de massa’s verenigen door vriendschap of verzet.

Ik wil ons, kunstenaars, oproepen om creatieve hubs te ontwikkelen, waar we het sociale opnieuw kunnen uitvinden.

Ik wil ons, kunstenaars, oproepen om ons te begeven in de maatschappij en om creatieve hubs te ontwikkelen, waar we het sociale opnieuw kunnen uitvinden en de revolutie van relaties tussen mensen kunnen beïnvloeden. Alleen door het aaneenbreien van individuen en van groepjes kan België een grond van mogelijkheden blijven en zal het niet in de afgrond vallen van uitsluiting, onderdrukking en discriminatie.

En ik hoop dat die paar utopische momenten uit het verleden, de radicale geest van de generatie van 1968, terug mag doorsijpelen en op een dag het nieuwe soort socialisme kan worden, dat van gelijkheid en bekommernis.