Liefde in tijden van chronische ontevredenheid

Door Anne van den Dool, op Tue Jan 08 2019 23:00:00 GMT+0000

Is het een betoog voor de onwerkbaarheid van een relatie of toch vooral een portret van onze 21ste-eeuwse ontevredenheid? Na het lezen van Bregje Hofstedes nieuwste roman Drift is Anne van den Dool daar nog niet helemaal over uit. Dat het een prachtige roman vol liefdeswijsheden is, wel.

Het omslag van Drift, de nieuwste roman van Bregje Hofstede (1988), lijkt zich in alles af te zetten tegen zijn lievige voorganger: de overstap van Cossee naar Das Mag resulteerde in een transitie van een traditionele schilderijencover naar een paarsroze tekening van een gehurkt fantasiewezen, titel en auteursnaam er met de hand bijgeschreven.

De overgang is representatief voor de verandering die Hofstede tussen De hemel boven Parijs en haar tweede boek heeft doorgemaakt. Waar haar debuut een vrij klassiek verhaal vertelde over de steeds intensere band tussen een kunstgeschiedenisstudente en haar mentor, is Drift een over zichzelf heen buitelend emotioneel relaas met dagboekfragmenten, filosofische overpeinzingen, stukken geschiedschrijving en zelfs een in het verhaal geïntegreerde extra roman die een eigen paginanummering aanhoudt.

Goedmaakseks

Drift verhaalt over de eind-twintiger Bregje die haar jeugdliefde Luc na tien jaar verlaat, en in de veertig dagen durende bezinningsperiode die daarop volgt uit de doeken doet wat de situatie zo onhoudbaar maakte. Ondanks al hun gezamenlijke intimiteit en steevast succesvolle goedmaakseks blijkt aan hun relatie een fundamentele ongelijkheid ten grondslag te liggen. Hij kan zich niet onttrekken aan het idee dat hij niet voldoet aan haar stilzwijgende eisen: dat ze hem niet intelligent genoeg zou vinden, zijn carrière mislukt en zijn familie te slordig.

Waar in het begin van hun relatie de klassieke tegenstelling tussen de twee – hij wild en brutaal, zij zorgvuldig en terughoudend – nog goed lijkt te werken, is Lucs persoonlijkheid op fundamentele onzekerheid gebouwd waar Bregje maar moeilijk grip op krijgt.

Van de eerste stappen in hun verliefdheid tot hun laatste snik, alles staat in Drift opgetekend.

Andersom heeft zij evenmin een allerpositiefst zelfbeeld: haar achtervolgt de gedachte dat ze in feite helemaal geen leuk mens is, met de adders die ze overal onder het gras ziet loeren, de stiekem superieure houding die ze ten opzichte van allerlei zaken aanneemt en de avances van andere mannen die ze op een afstand houdt, maar in feite veel te diep koestert.

Met haar theoretische gedachtegangen en eeuwige dagboekkrabbels zal Bregje sommige lezers op de zenuwen werken. Dat is het risico van een boek dat zo bol staat van uitdrukkingen van het innerlijke leven: Bregje – of dat nu een blauwdruk is van Hofstede of niet – komt dichtbij door haar openheid van zaken, door de implicatie dat zij ieder detail van haar relatie met Luc aan de lezer toevertrouwt. Van de eerste stappen in hun verliefdheid tot hun laatste snik, alles staat in Drift opgetekend.

Liefdeswoordenschat

Natuurlijk speelt Hofstede een spel met de lezer door haar hoofdpersonage dezelfde voornaam als zichzelf te geven en zulke hyperparticuliere details op te tekenen: van het afknabbelen van de eelt op elkaars teenkootjes tot het maken van vissengeluiden tijdens het scheren, allemaal blijven het kunstgrepen om de lezer in het verhaal te trekken, en hem te doen geloven dat dit niet verzonnen kan zijn.

Hofstede speelt een spel met de lezer door haar hoofdpersonage dezelfde voornaam als zichzelf te geven en hyperparticuliere details op te tekenen.

Andersom kan het voor de lezer ook ontluisterend werken wanneer hij ziet dat dit fictieve stel uit Drift soortgelijke koosnaampjes gebruikt, soortgelijke ochtendrituelen heeft, soortgelijke seksuele uitspattingen kent. Hoe uniek iedere relatie ook is, uiteindelijk kent ze altijd overlappingen met andere: dezelfde ruzies over wie het eten klaarmaakt, dezelfde stilzwijgende frustraties over rondslingerende onderbroeken en ook dezelfde angst voor ongelijkheid, die misschien wel aan iedere liefde ten grondslag ligt.

Het is precies die algemeenheid waar Bregje moeite mee heeft. Ze beseft maar al te goed dat het vocabulaire van seks en liefde eigenlijk onaangenaam algemeen is: frases als ‘Ik hou van jou’ en ‘Ik vind je geil’ zijn al oneindig vaak uitgesproken, en zeggen daarmee zoveel minder over de affectie die je voor die ander voelt dan alle knorretjes, kreetjes en brommetjes die je gezamenlijk kunt slaken – die woordenschat is veel particulierder, en daarmee veel meer de moeite van het uiten en horen waard.

Jammer genoeg hebben we, zo blijkt ook uit Lucs minderwaardigheidscomplex, juist vaak die algemeenheden nodig om de ander te kunnen geruststellen: alleen een simpel ‘Ik hou van jou’ voldoet soms om onzekerheden over wederkerigheid weg te nemen.

Voelen is geloven

De Bregje in Drift is een schrijfster, en ambitieuze schrijvers hebben moeite met clichés. Al die algemeenheden zijn voor haar dan ook bermbommen: de liefde maakt je loom, inwisselbaar en kinderlijk in je formuleringen. Aanvankelijk heeft Luc geen enkele moeite met het uiten van die generieke liefdesverklaringen, maar ook hij voelt zich, wanneer ze na twee jaar huwelijk opgebrand bij een relatiepsycholoog zitten, plotseling rot wanneer hij zegt dat zij na verloop van tijd ‘als een bloem’ voor hem openging. Als een bloem – die uitdrukking had hij, en een stoet aan anderen voor hem, natuurlijk al veel te vaak gebruikt.

Bregje ziet in alles de symboliek: wanneer ze aan het einde van de roman door Pompeï loopt en de met gips volgegoten beelden ziet, bedenkt ze dat zij Luc op dezelfde manier heeft volgegoten met haar eigen ideeën, en hem daarmee net zo hard, star en koud als zichzelf heeft gemaakt. Als ze haar lichaam in bochten wringt in een klimhal, realiseert ze zich dat literatuur precies hetzelfde doet: je vragen je in een andere ik te verplaatsen. Samuel Coleridges willing suspension of disbelief verbindt zij aan de liefde: net als bij het lezen van literatuur dien je ook in de liefde je ongeloof op te schorten om haar te doen slagen.

Oerdrift

Hoewel je Drift zou kunnen lezen als een betoog voor de onwerkbaarheid van een relatie, is het idee dat na het dichtslaan van het boek het meest blijft hangen dat het vooral de overtuiging van de twee geliefden is die een relatie tot een succes kan maken. Voor een buitenstaander oogt de relatie tussen Luc en Bregje niet per se als gedoemd te mislukken: hun problemen zijn tenslotte niet onoverkomelijk.

Is Drift daarmee ook een portret van onze 21ste-eeuwse ontevredenheid, die ervoor zorgt dat we banen opzeggen die prima bij ons passen, huizen verkopen die ons als gegoten zaten en relaties beëindigen die ons veel geluk hebben gebracht? Altijd lonken de alternatieven, en die idealiseren we maar al te graag.

In Drift is schrijven een synoniem voor niet uitspreken

De titel van Hofstedes tweede roman benadrukt de biologische, onstuitbare component van de liefde: onze oerdrift leidt ons naar seks en nageslacht, maar tegenwoordig misschien ook naar eeuwige hoop op verbetering. Wie ouder wordt, raakt daar na verloop van tijd wellicht ook in getemperd – en zo is iemands liefdesgeschiedenis ook de historie van hoe iemands geest verjaart: hoe men steeds beter omgaat met tegenslagen, zichzelf leert kennen en steeds realistischer wordt.

In Drift is schrijven voorlopig echter nog een synoniem voor niet uitspreken: alles wat Bregje niet over haar lippen krijgt, noteert ze in haar dagboekjes. Zo moet literatuur al vaker gewerkt hebben: menig roman zal de vervanging geweest zijn van een woedeuitbarsting of een stevig gesprek. In dit geval zijn we Hofstede er dankbaar voor: al die opkropping heeft geleid tot een prachtige roman, vol schitterende gedachtestromen, raamvertellingen en liefdeswijsheid.