László Krasznahorkai: zoeken naar betekenis in een wereld zonder ankerpunten
Door Laurent De Maertelaer, op Fri Dec 05 2025 08:00:00 GMT+0000Monumentaal, duister en hypnotiserend – zo kun je het werk van László Krasznahorkai samenvatten. Zijn zinnen slingeren zich als een trage, inktzwarte rivier door pagina’s vol verval, melancholie en groteske humor. Het is uniek proza, muzikaal en ritmisch, literatuur die niet zomaar vertelt maar meesleept. In 2025 erkent de Nobelprijs voor Literatuur wat lezers en critici al jaren weten: Krasznahorkai is een van de allergrootsten.
Van Booker tot Nobel
Toen László Krasznahorkai in 2015 de prestigieuze Man Booker International Prize ontving, was hij nog een relatief onbekende schrijver. In beperkte literaire kringen stond hij bekend als die ietwat prettig gestoorde Hongaar met een onuitspreekbare en moeilijk te onthouden naam, auteur van uit de kluiten gewassen romans, met buitengewoon lange zinnen en uiterst pessimistische wereldbeelden. Jarenlang prijkte hij zonder verder gevolg bovenaan de lijstjes met Nobelprijsvoorspellingen, maar op 9 oktober 2025 – precies een decennium na de Booker – was het dan eindelijk zover: de Zweedse Academie bekroonde hem voor zijn ‘meeslepende en visionaire oeuvre dat, te midden van apocalyptische terreur, de kracht van kunst opnieuw bevestigt’. Op 10 december 2025 zal Krasznahorkai tijdens een huldigingsceremonie in Stockholm zijn medaille en diploma in ontvangst nemen. Het is uitkijken naar zijn toespraak: hoe politiek (of juist apolitiek) zal hij die maken?
Krasznahorkai is na Imre Kertész in 2002 de tweede Hongaar die de Nobelprijs in de wacht sleept. Uiteraard waren de minister van cultuur Balázs Hankó én premier Viktor Orbán er op sociale media als de kippen bij om de gevierde auteur te omarmen als ‘de trots van Hongarije’. Zonder twijfel tot ergernis van Krasznahorkai, die niet bekend staat als het activistische type en zich in het verleden meer dan eens duidelijk uitsprak tégen Orbáns extreemrechtse beleid. Zo noemde hij in een interview eerder dit jaar de Hongaarse neutraliteit ten aanzien van de oorlog in Oekraïne ‘psychiatrisch gestoord’.
De morele neergang begint niet met geweld, maar met onverschilligheid – een thema dat door Krasznahorkais hele oeuvre golft.
Opvallend aan Krasznahorkais eerste reactie op de Nobelprijs, was zijn liefdesverklaring aan het Hongaars. Toetreden tot het Nobelpantheon moedigt hem aan te blijven schrijven in zijn ‘kleine moedertaal’, zo stelde hij. Het Hongaars heeft inderdaad een aantal bijzonderheden die het tot een echt buitenbeentje van de Europese talen maakt, zoals een agglutinatieve structuur, klinkerharmonie, een flexibele woordvolgorde, het ontbreken van grammaticaal geslacht, ruim twintig naamvallen en een klemtoon die altijd op de eerste lettergreep valt. Het is geen evidente taal, maar des te muzikaler – en die muzikaliteit is precies de kwaliteit die Krasznahorkais werk zo uitzonderlijk maakt. De onvermoeibare Mari Alföldy vertaalde vijf van Krasznahorkais romans voor Wereldbibliotheek en maakte zo zijn werk toegankelijk voor het Nederlandstalige publiek. Alföldy bracht eerder, samen met haar overleden echtgenoot Viacheslav Sereda, de bundel Waar woont de haat? (2020) uit, waarin Hongaarse auteurs schrijven over identiteit en de haatcultus die Orbán al decennialang voedt. In Krasznahorkais bijdrage voor die bundel gaat een dorp ten onder aan angst en bijgeloof: haat groeit er van binnenuit. De morele neergang begint niet met geweld, maar met onverschilligheid – een thema dat door zijn hele oeuvre golft.
Kwintet epieken
De vijf romans die Alföldy vertaalde – Satanstango, De melancholie van het verzet, Oorlog en oorlog, Baron Wenckheim keert terug en Herscht 07769 – vormen een samenhangend geheel dat Anders Olsson, voorzitter van het Nobelcomité, een ‘quintet of epics’ noemde. Naar onder andere het Engels, Frans en Duits is er meer vertaald, maar ik beperk me hier tot deze ‘epische vijf’.
Krasznahorkais stijl is meteen herkenbaar: hij schrijft extreem lange, ritmische zinnen die de lezer meeslepen in een bedwelmende stroom van gedachten en observaties. Zijn eerste Engelse vertaler George Szirtes sprak van ‘een trage, verhalende lavastroom, een enorme zwarte rivier van tekst’, terwijl het Nobelcomité zijn ‘vloeiende syntaxis’ prees. Zijn zinnen kunnen pagina’s lang zijn, zonder duidelijke pauzes, alinea’s of paragrafen. De uitgesponnen zinnen creëren een soort traagheid die thematisch terugkomt. Ze zijn niet alleen vorm, maar ook inhoud: ze belichamen de verstikking van een wereld die haar richting verloren heeft, de existentiële angst en psychologische uitputting die vaak geassocieerd wordt met het communistisch verleden en de bureaucratische absurditeit.
De uitgesponnen zinnen belichamen de verstikking van een wereld die haar richting verloren heeft.
Krasznahorkais romans zijn geen voor de hand liggende lectuur. Zijn werk is complex, maar zeker niet ontoegankelijk. De Booker-jury omschreef het destijds treffend: ‘moeilijk zoals Beckett moeilijk is, en Dante.’ Krasznahorkai houdt weinig of geen rekening met de verwachtingen van zijn lezers. Hij sluit bij geen enkel genre aan en bouwt niet verder op een raditie. Het begrip ‘verteller’ ondermijnt hij constant, zijn romans volgen zelden een klassiek narratief verloop. Een heldere opbouw, climax of ontknoping ontbreken evenzeer. Zijn eindeloos over elkaar heen tuimelende zinnen waaieren alle kanten uit. Abrupt schakelen tussen vertelperspectieven en onverwachte sprongen in de tijd zijn schering en inslag. Krasznahorkai lezen vergt met andere woorden een totale overgave en veel geduld, een bijna meditatieve aandacht.
Satanstango
Krasznahorkais debuut Satanstango (1985, Nederlandse vertaling 2012) geldt als het fundament van zijn oeuvre. Toen de roman veertig jaar geleden verscheen, sloeg hij in als een bom en maakte zijn auteur prompt tot een literaire sensatie in eigen land. Satanstango – een duistere variant op Franz Kafka’s Het slot (1926) – speelt zich af op een verlaten collectieve boerderij op het Hongaarse platteland, net voor de val van het communisme. Wanneer de charismatische Irimiás, van wie iedereen dacht dat hij dood was, zich roert in het dorp, stellen de bewoners al hun hoop op deze messiasfiguur van twijfelachtig allooi.
Het verhaalverloop gaat afwisselend naar voren en terug in de tijd, volgens het zesdelige stappenpatroon van een tango. Satanstango bulkt van de nachtmerrieachtige sequenties en buitensporige karakteriseringen. Als lezer duik je in een labyrintische vertelling, waarin tijd en ruimte hun lineaire karakter verliezen. De nummering van de hoofdstukken loopt eerst op van 1 tot 6, om halverwege rechtsom te keren en af te lopen. Flarden van zinnen uit het begin van het eerste hoofdstuk worden herhaald aan het einde van het laatste hoofdstuk, waardoor start en staart in elkaar haken en de dance macabre helemaal rond is.
In zijn debuut zijn Krasznahorkais zinnen nog niet abnormaal lang. De twaalf hoofdstukken bestaan wel elk uit slechts één paragraaf, met een uitgevulde alignering. Nergens gaat hij aan de lijn of springt hij in, ook niet in dialogen, waardoor de hoofdstukken massieve tekstblokken lijken. Door het vermijden van alinea’s, door herhalingen en sprongen in de tijd, ontstaat bovendien een effect van tijdloosheid en vertraging.
Tarrs sombere zwart-witbeelden, erg langzame camerabewegingen en lang aangehouden shots zijn de visuele tegenhanger van Krasznahorkai’s ononderbroken zinnen.
Satanstango’s narratieve traagheid kreeg een filmische echo in Béla Tarrs legendarische verfilming uit 1994, die zeven en een half uur duurt. Tarr en Krasznahorkai werkten samen aan zes films, waarvan Kárhozat (1988) de eerste was. Tarrs sombere zwart-witbeelden, erg langzame camerabewegingen en lang aangehouden shots zijn de visuele tegenhanger van Krasznahorkai’s ononderbroken zinnen: beiden zoeken de schoonheid in verstilling en stagnatie. Hun samenwerking is een zeldzaam voorbeeld van een volmaakte symbiose tussen literatuur en cinema.
Taal als verzet
De thema’s van de valse profeet en de ontwrichting van disfunctionele gemeenschappen door de komst van externe krachten, komen terug in De melancholie van het verzet (1989, vertaling 2016). Wanneer een merkwaardig circus, met als enige attractie het opgevulde karkas van een walvis, midden in de winter zijn tenten opzet in een onbepaald Hongaars stadje, doen de meest bizarre geruchten de ronde. De circusmensen zouden kwade bedoelingen hebben, en de angstige burgers klampen zich vast aan alles wat hen een beetje zekerheid en orde kan bieden – van waarzeggerij tot astrologie en van vreemdelingenhaat tot allerlei vormen van totalitarisme. Enkele bewoners grijpen hun kans en geven zich over aan hun zucht naar macht, met catastrofale gevolgen. Krasznahorkai ontleedt het effect van hysterie en collectieve irrationaliteit. De roman is te lezen als een grimmige allegorie van de fragiliteit van de menselijke samenleving: het kwaad sluipt langzaam binnen via onwetendheid en apathie.
Ook De melancholie van het verzet (of althans een deel ervan) werd verfilmd door Tarr als Werckmeister harmóniák (berucht om zijn 39 shots in 145 minuten film, pure slow cinema). Vorig jaar ging in Berlijn tevens de opera Melancholie des Widerstands: eine filmische Oper in première. Maar het zijn vooral twee blurbs van twee grote denkers op de achterflap van de Engelse vertaling die de reputatie van deze overdonderende roman maakten: Susan Sontag noemde Krasznahorkai ‘een meester van de Apocalyps’ en W.G. Sebald bombardeerde hem tot de ‘Gogol van het hedendaagse schrijven’.
Opnieuw bestaat elk hoofdstuk uit één paragraaf en de zinnen worden alsmaar langer. Alle paragrafen openen met dezelfde zinsneden waarop de vorige paragraaf eindigde, wat alweer een circulair effect creëert.
Mislukt mensentype
Met Baron Wenckheim keert terug (2016, vertaling 2019) richt Krasznahorkai zijn blik op het hedendaagse Hongarije. Een bejaarde, gokverslaafde aristocraat keert na jaren terug uit zijn Argentijnse ballingschap naar zijn Hongaarse geboortestad, in de hoop zijn schulden te ontvluchten en zich te herenigen met zijn jeugdliefde. Het door de sensatiepers opgeklopte gerucht van zijn terugkeer ontketent een golf van verwachtingen: de vermeend kapitaalkrachtige baron zal de stad rijkdom, macht en overvloed brengen. Wanneer de baron plots overlijdt, is de desillusie bij de bevolking totaal. In Baron Wenckheim keert terug – een meesterlijke politieke satire – snijdt Krasznahorkai veel actuele thema’s aan: nepnieuws, racisme, corruptie, falende overheid en nationalisme. Tegelijk toont hij in de bijtende karakterschetsen van zijn levensechte personages dat zijn zwartgallige universum ook onweerstaanbaar grappig kan zijn.
Baron Wenckheim keert terug is berucht voor de door de baron geschreven filippica tegen ‘de Hongaar’, een virulente scheldtirade die zelfs Thomas Bernhard zou doen blozen.
Baron Wenckheim keert terug is een meerstemmige roman. Er is geen feitelijke verteller, enkel een langgerekte aaneenschakeling van tientallen innerlijke monologen. Ook hier worden Krasznahorkais zinnen steeds langer, tot een paar bladzijden lang. Punten zijn schaars, net als bij zijn collega-Nobelprijslaureaat Jon Fosse trouwens, die de punt ook al in de ban heeft gedaan. Ooit verklaarde Krasznahorkai zelfs dat de punt enkel aan God toebehoort.
Ter compensatie stuwen allerhande verbindende en nevenschikkende taalinstrumenten (komma’s, voegwoorden, bijwoorden, voorzetsels) de taal ritmisch voort. Met deze obsessieve drang naar parataxis creëert Krasznahorkai zo het overweldigende gevoel van een ononderbroken bewustzijnsstroom, waardoor de lezer niet anders kan dan zich gewillig over te leveren aan de chaos en de complexiteit van de vertelling.
Dat de zinnen in Baron Wenckheim keert terug tot in de eeuwigheid doordraven, is zelfs letterlijk te nemen. De laatste woorden van de roman zijn ‘Da capo al fine’ – een muziekterm die aangeeft dat de hele compositie nogmaals dient te worden gespeeld tot aan het woord ‘fine’ –, waarmee de tekst in principe doorgaat tot in het oneindige. Als bij een ouroboros vloeien begin en einde alweer in elkaar over, net als in Satanstango en in De melancholie van het verzet.
Baron Wenckheim keert terug is berucht voor de door de baron geschreven filippica tegen ‘de Hongaar’, een virulente scheldtirade die zelfs Thomas Bernhard zou doen blozen. Hierin worden de Hongaren ‘een weerzinwekkend volk’ en ‘een volkomen mislukt mensentype’ genoemd. Wenckheim doet op veel vlakken denken aan Prins Mysjkin in Fjodor Dostojevski’s De idioot (1869). Hij is een typische Krasznahorkaisiaanse antiheld, weerloos ten aanzien van de hem omringende realiteit, zoals Valushka in De melancholie van het verzet, Florian in Herscht 07769 of Korin in Oorlog en oorlog.
Ritme temt chaos
In Oorlog en oorlog (1999, vertaling 2022) reist de wereldvreemde en suïcidale archiefmedewerker György Korin vanuit een Hongaars provinciestadje naar New York om een geheim manuscript ‘aan de eeuwigheid’ toe te vertrouwen door het online te publiceren. Het is een even absurde als ontroerende onderneming, een queeste naar betekenis in een wereld die geen antwoorden meer geeft. De legende wil dat Krasznahorkai Oorlog en oorlog heeft geschreven in het New Yorkse appartement van beat poet Allen Ginsberg. Het is een genadeloos grappige roman, die zowel destructieve obsessie onderzoekt als de fragiele grens tussen waanzin en inzicht.
Wederom strekken de kenmerkend lange zinnen zich uit over de lengte van een hoofdstuk. De alle kanten uitlopende plot is van secundair belang, de rijke ritmiek van de taal overstemt het verhaal. Voor Krasznahorkai begint schrijven bij ritme, zo verklaarde hij in een interview: ‘Ik word door een zin gevonden en dan volg ik hem. En deze zin, of zinnen, hebben een ritme, een melodie én een snelheid. Dit is het belangrijkste: de juiste snelheid vinden.’ Hoe complex zijn zinnen ook lijken, ze blijven helder en meeslepend, gedragen door hun interne cadans. Het ritme temt de chaos, laat de immer voortrazende zinnen in de pas lopen.
Ritme impliceert muzikaliteit, een talent dat Krasznahorkai voel- en hoorbaar te over heeft. Hij is een begenadigd pianist, werkt al geruime tijd aan een boek over Johann Sebastian Bach (wist-je-datje: oervader Veit Bach zou in Hongarije zijn geboren) én is een gepassioneerd verzamelaar van muziekinstrumenten. Niet verwonderlijk dus dat iemand met een dergelijke muzikaliteit een klankrijke taal als het Hongaars tot ongeziene stilistische hoogtes weet te drijven.
Bach en neonazi’s
Zoals literatuur voor Krasznahorkai onlosmakelijk is verbonden met Kafka, is muziek dat met Bach. De grondtoon van zijn proza is Das wohltemperierte Klavier (BWV 846-893) – Bachs beroemde verzameling preludes en fuga’s. Bach speelt een centrale rol in Krasznahorkais meest recente roman Herscht 07769 (2021, vertaling 2023). In het fictieve stadje Kana (postcode 07769), in het Oost-Duitse Thüringen (de plek waar Bach zijn leven lang woonde en werkte), zwaaien neonazi’s de plak. De behulpzame spierbundel Florian Herscht probeert het volgens hem nakende einde der tijden af te wenden door brieven aan bondskanselier Angela Merkel te schrijven. Florian is ervan overtuigd dat het antwoord om de Apocalyps te voorkomen, verborgen zit in de muziek van Bach, zijn grote held.
James Wood noemde in The New Yorker Herscht 07769 Krasznahorkais meest toegankelijke roman, maar dat is met een serieuze korrel zout te nemen. Het boek is niet alleen complex, chaotisch en surreëel, maar ook en vooral vormelijk veeleisend omdat het uit één enkele zin van bijna vierhonderd pagina’s bestaat. Er is maar één enkel finaal punt en dat vind je op pagina 396. Strikt genomen zijn er wel een aantal ‘punten’ te bespeuren als onderdeel van vraagtekens, uitroepingstekens, beletseltekens, puntkomma’s en dubbele punten, maar deze onderbreken de zin nooit, net als de korte hoofdstukaanduidingen, die de voortrazende frase nergens een halt toeroepen. Herscht 07769 is het ultieme, niet neer te leggen boek, zeg maar, de roman waarin je nooit kan stoppen met lezen.
Wie Krasznahorkai leest, betreedt een wereld zonder ankerpunten. Hij laat zien dat literatuur geen grenzen kent. Zijn romans zijn liturgieën tegen de wanhoop: ondanks zijn diep pessimistische visie, bewijst hij met zijn eigenzinnige stijl dat schoonheid nog kan bestaan, zelfs midden in de ondergang. Zijn proza dwingt de lezer te vertragen en te luisteren. In tijden die snakken naar snelheid en helderheid, schrijft hij als een componist van vertraging en verdichting.
In de zomer van 2026 is er een nieuwe roman van Krasznahorkai aangekondigd, met als werktitel Zsomle wacht.