Kunst op de VRT 2: de Passie van de Meester
Door Dagmar Dirkx, op Thu Aug 20 2015 23:21:01 GMT+0000Terwijl het vernieuwde Canvas cultuur terug moet doen pronken op de openbare omroep, zijn de wonden in het steekspel tussen VRT, geschreven pers en cultuursector nog niet helemaal gelikt. Overschrijden de dominante argumenten in het aloude debat niet stilaan hun houdbaarheids-datum? Zeker zo relevant als ‘wat de VRT allemaal niet meer doet’, is het kunstenaarsbeeld dat op de buis wordt uitgedragen in wat de VRT wél nog doet. Hier de analyse van een politicus, een kunstenaar, een cultuursocioloog, een ex-medewerker, een communicatiewetenschapper en twee netmanagers.
De tv-toren aan de Reyerslaan vertoont barsten, dat is niet nieuw. De VRT kreeg dit jaar een besparing van 17,8 miljoen euro te slikken, en daarbovenop greep de geschreven pers de interne worstelingen van de openbare omroep aan om nog wat extra punches uit te delen. In een ware hype van ‘VRT’-bashing verkondigden velen van aan de zijlijn gretig hun visie op een ‘moderne’ openbare omroep. Zo schreef De Standaard vernietigend over het ‘wollige marketingsjargon’ in het documentje dat het nieuwe Canvas aankondigde, en had De Morgen een vette kop over de onbestuurbaarheid van de VRT na het wegvallen van ceo Sandra De Preter. En passant meldde Stijn Meuris dat hij het fijn zou vinden als Canvas hem terug zou kunnen vervoeren tot in de zevende hemel.
Een gewild voorwerp van kritiek bleek zeker ook de beslissing van mediaminister Sven Gatz om cultuur terug als kernopdracht van onder het stof te halen. Cas Goossens, voormalig administrateur-generaal van de VRT, waarschuwde voor het wegschuiven van sport en entertainment ten voordele van cultuur en informatie. Hoewel Goossens erkent dat de VRT er ‘ook voor minderheden’ moet zijn, vreest hij toch dat een grotere klemtoon op cultuur uiteindelijk zou leiden tot een neerwaartse spiraal richting nichezender. Of het diezelfde schrik voor de kijk- en luistercijfers was die het populaire cultuurprogramma Joos in 2013 de das omdeed? Zelfs de eigen redactie van Radio 1 luidde er publiek de noodklok rond. In een omstreden brief wezen verschillende medewerkers op ‘de angst om iets cultuur te noemen’. Maar vooral verder weg van de Reyerslaan wekte de stopzetting van Joos een storm van verontwaardiging op, waarbij onder meer Tom Lanoye, Jef Neve en Rik Torfs met vuur spuwden. Het vroege uitzenduur van vervanger Bar Du Matin tussen 7 en 9 uur ’s ochtends deed het gesnuif van de culturele sector enkel toenemen.
De commotie rond Joos deed het sluimerende debat tussen de openbare omroep en de culturele sector weer helemaal opflakkeren. In zijn landschapstekening van de kunsten stelde Kunstenpunt dat voor de culturele opdracht van de VRT kwalitatieve indicatoren moeten gelden, in plaats van kijk- en luistercijfers. Wanneer de sector de VRT het ‘onnodig opleuken’, de korte spreektijd of de flitsende vormgeving van cultuurprogramma’s onder de neus schuift, repliceert men vanuit de Reyerslaan steevast dat cultuur alleen op die manier toegankelijk kan worden voor een breed publiek, en blijft men lustig zwaaien met de gestegen kijk- of luistercijfers. Zo verzandden culturele sector en openbare omroep in een eindeloos pingpongspel tussen meer of minder cultuur, tussen wederzijds verwijtende clichés als ‘cultureel elitarisme’ of ‘kijkcijferfetisjisme’. Is de discussie niet in een doodlopend straatje beland? Sluimeren onder de oppervlakte niet nog andere elementen? We vroegen het aan betrokken figuren als Bart Caron, Paul Peyskens, Daniël Biltereyst en Karlien Vanhoonacker.
Cultuur in ruil voor democratie
Over het waarom van kunst en cultuur op de openbare omroep bestaat er opvallend weinig wrijving.
Hoe groot is de kans dat al deze beschouwers – en zelfs de politici in het Vlaamse parlement – het ook ergens over eens zijn wat betreft de openbare omroep? Nihil, dachten ook wij. Maar op de vraag waarom cultuur al sinds jaar en dag tot het clubje kernopdrachten van de VRT behoort, antwoordt iedereen – zij het soms wat schoorvoetend – unisono: voor de democratie. Vlaams parlementslid Bart Caron (Groen) gaat uit van het principe dat cultuur een broodnodige bouwsteen is van elke samenleving die je beschaafd zou kunnen noemen, en dat de gedeelde aandacht daarvoor het best te bereiken valt via een openbaar net. ‘Kijk naar die samenlevingen waar cultuur en openbare omroep aan elkaar gelinkt zijn. Dat zijn ook de samenlevingen waarin cultuur het meeste gesteund wordt.’ Cultuursocioloog Pascal Gielen sluit zich daar naadloos bij aan: ‘Het klinkt een beetje flauw en breed, maar je moet voortdurend de diversiteit in beeld brengen. Dat is de opdracht van de openbare omroep: laten zien dat je samenleving open en dynamisch is en dat er voortdurend nieuwe culturele uitingen en gewoonten kunnen ontstaan én ook toegelaten worden. Zo speelt de openbare omroep een heel belangrijke rol in het beeld van een mentaliteit of zelfs een attitude van democratie.'
Uit andermans doppen leren kijken, dus. Kunstenaar Jasper Rigole bevestigt dat als de Vlaamse Gemeenschap de kunsten steunt, ze het resultaat daarvan ook moet uitdragen. Ook Daniël Biltereyst, professor Film- en Mediastudies aan de Universiteit Gent, ziet de samenleving als een marktplein, een agora waar je aan publieke meningsvorming moet kunnen doen. ‘Het is aan de publieke omroep om de burgers niet alleen passief toegang te verlenen tot die agora, maar hen er ook actief hun mening te laten uiten. Van die uitwisseling is cultuur, waaronder kunst, een onvervreemdbaar ingrediënt.’ Wie naar de website van de VRT surft, stoot er inderdaad meteen op die opdracht: ‘De VRT informeert in de breedte en in de diepte over cultuur in Vlaanderen.’ Die missie vloeit rechtstreeks voort uit wat ook het huidige regeerakkoord stelt, namelijk dat alle bevolkingsgroepen van onze diverse samenleving recht hebben op culturele ontplooiing. Over het waarom van kunst en cultuur op de openbare omroep bestaat er dus opvallend weinig wrijving.
Maar in 2006 legde M HKA-directeur Bart De Baere een pijnpunt bloot dat ook vandaag nog altijd het debat beroert: dat de openbare omroep er haast automatisch vanuit gaat ‘dat aanbod met enige diepgang enkel geldt voor een nichepubliek’. Ook vandaag lijkt die interpretatie nog altijd in het dna van de VRT te zitten. Hoewel eindredacteur Bertrand Lafontaine van De Canvasconnectie dit jaar nog in De Morgen beweerde dat kunst weer helemaal mag op televisie, bevestigde ook hij in één adem: ‘Kunst op tv is per definitie niche.’ De vraag is natuurlijk hoe je die interpretatie waardeert. Paul Peyskens, nagelnieuw ‘Canvas’-netmanager en bedenker van De Canvasconnectie, wil van ‘niche’ net een sterkte maken: ‘Niche is nooit een doel op zich, maar wel het gat in de markt. Spring daar maar op, want niche is alles wat iemand nog niet heeft opengedaan.’
Liefde en passie voorop
Met andere woorden: de VRT moet kunst en cultuur niet programmeren om anders te willen zijn, maar om het publiek kennis te laten maken met wat het nog nooit eerder heeft gezien. Peyskens wil de kijker de ogen openen. Wanneer het nieuwe Canvas keuzes zal maken, mikt hij vooral op reacties als ‘Dit wist ik niet’, ‘Zo had ik het nooit bekeken’ of ‘Zo kan het dus ook’. Die intentie klinkt alvast heel anders dan wat de openbare omroep steeds verweten krijgt in de geschreven pers en door de cultuursector. Maar de hamvraag blijft: als kunst op televisie dan toch een niche zou zijn, hoe breng je die dan precies in beeld voor de kijker? Met welke criteria scheid je het kaf van het koren, wélke vormen van kunst en cultuur kunnen de ogen openen? En vooral: welk beeld van kunst en kunstenaars draag je met die selectie uit? Het is niet omdat de intenties goed zijn, dat ze geen jammerlijke neveneffecten kunnen hebben…
Als het van Peyskens en Pattyn afhangt, mag de liefde voor de kunst duidelijk weer vrijuit spreken op de openbare omroep.
Rond hun gedroomde selectieproces voor culturele items op de VRT zijn Paul Peyskens en Klara-netmanager Chantal Pattyn het roerend eens: het draait om goesting en passie. Daarmee overtuigt een teamlid de eindredacteur van bijvoorbeeld De Canvasconnectie: ‘Dit moet je gezien hebben, dit is zo fantastisch!’ Peyskens stelt dat de redactionele keuzes voor dat programma niet vertrekken vanuit kennis, maar vanuit een nieuwsgierige ontdekkingstocht. Dat wat de redactie beklijft, blijft. En dat gevoel wordt dan geïntroduceerd in de Vlaamse huiskamer. Pattyn van haar kant benadrukt dat die kennis nog wel degelijk van belang blijft. Vanuit de som van kennis en ieders stukje specialisme draait een programma als Pompidou nog vier dagen per week op radio Klara, gepresenteerd door Pattyn zelf.
Een andere princiepskeuze die de VRT hoog in het vaandel voert om een ‘niche’ als kunst waardig op televisie te brengen, is technische knowhow en kwaliteit. Bart Caron looft de verbeterde formats van culturele programma’s als Belpop of Atelier De Stad. Maar ook kunstenaar Jasper Rigole – die zelf een centrale gast was in De Canvasconnectie – prijst de manier waarop de ploeg van het programma de tijd nam om alles ten gronde te doen. ‘Die opnames bleken best intensief. Ook van een aantal kunstenaars die ik aanraadde, zijn ze echt beelden gaan opnemen.’ Tijd en ademruimte voor de kunsten, het was iets wat Rigole niet echt met de hedendaagse televisiecultuur associeerde. Ook inzake beeldvoering wil het nieuwe Canvas toonaangevend zijn, beloofde Paul Peyskens op de persvoorstelling.
Verder mikken Peyskens en Pattyn op een nog sterkere samenwerking met de culturele sector om content te verschaffen. ‘Je ziet dat in alle buitenlanden’, aldus Pattyn. ‘De grote concertzalen streamen al hun concerten en hebben de openbare omroep strikt genomen niet meer nodig: de mediagebruiker kan alle cultuur zelf vinden. Maar je hebt wel mensen nodig die gidsen, die richtingsaanwijzers zetten. En daarin spelen de media nog altijd een cruciale rol.’ Ook Peyskens zou met het nieuwe Canvas graag veel sterker inspelen op die samenwerking met de culturele huizen. ‘Ik denk dat we ons samen efficiënter kunnen organiseren. Zowel de VRT als de culturele sector kunnen elkaar helpen om nog relevanter te worden voor onze doelgroepen.’ Als het van Peyskens en Pattyn afhangt, mag de liefde voor de kunst dus duidelijk weer vrijuit spreken op de openbare omroep.
Maar waar is de kritiek?
Alleen, hoe zal die ‘passie’ – al dan niet verrijkt door kennis – zich concreet vertalen? Welke consequenties heeft ze voor hoe kunst op de agora gepresenteerd wordt? Alvast niet iedereen is optimistisch over die hechtere samenwerking tussen openbare omroep en culturele sector. Dat heel wat cultuurinstellingen zich meer en meer zijn gaan plooien naar de mechanismen van de publieke omroep of de pers, leidt er volgens Pascal Gielen toe dat de media ook steeds meer het verlengstuk worden van het aanbod van de meer kapitaalkrachtige musea en theaters. ‘Paradoxaal genoeg ondergraaft de cultuursector daarmee zichzelf. Men betaalt nu mediaruimte die eigenlijk voorbehouden zou moeten zijn – vind ik – voor onafhankelijke kritiek. En kunst gaat dood zonder kritiek.’
Het valt op dat je op tv nog zelden de figuur van de criticus of de beschouwer in beeld krijgt.
Misschien is het dus niet zozeer de ruimte, de liefde of de techniek die de kunsten ontberen op televisie? En is het enige wat werkelijk verdwijnt, echte kritiek – van het diepergravende soort dat de generatie van Jef Cornelis en Annie Declerck bewust naar voren schoof? Het valt in elk geval op dat je op tv nog zelden de figuur van de criticus of de beschouwer in beeld krijgt. Terwijl die tot 1989 misschien zelfs te nadrukkelijk het beeld bepaalde (zie deel 1 van deze reeks), geldt hij of zij vandaag nog zelden als tv-waardig. Omdat alleen kunstenaars en producenten het alleenrecht op de passie hebben? De weinige kritiek die rest, vindt Gielen jammerlijk vernauwd tot ‘het aantal sterren, de like of de dislike’, aangepast aan een alles kwantificerende marktlogica. ‘Je moet ook critici aan het woord durven laten die echt beargumenteerd een mening formuleren: waarom is een werk nu goed of niet, maatschappelijk relevant of niet? Al vind je deze of gene kritiek de grootste onzin, je kan er tenminste op reageren.’
In die zin zouden veel liefde en passie voor kunst niet alleen een zekere discussiecultuur in de weg kunnen staan, maar ook een zeker pluralisme. Daniël Biltereyst waarschuwt bijvoorbeeld dat het afschaffen van de Uitzendingen door Levensbeschouwelijke Verenigingen – de eigen zendtijd voor katholieken, protestanten, moslims of vrijzinnigen – het democratische hart van de openbare omroep rechtstreeks treft. Met het verdwijnen van die levensbeschouwelijke derden, zo merkt hij op, verdwijnt het laatste voorbeeld van extern pluralisme op de omroep. Nieuws en duiding, zeker over zulke gevoelige materies als religie en levensbeschouwing, worden dan het monopolie van de VRT-redactie. Onderzoek naar het journaal geeft aan dat daar nu al sprake is van een heel scheve verhouding: vertegenwoordigers met een katholieke signatuur domineren het journaal in extreem hoge mate. ‘Met de afschaffing van de derden verdwijnt niet alleen het laatste stukje extern pluralisme, maar ook een evenwichtige berichtgeving en een zeker specialisme. Voor kunst en cultuur, hoewel zo verschillend, zien we gelijkaardige tendensen.’
Karlien Vanhoonacker, ex-cultuurmedewerker van onder meer LUX XL, observeert eveneens dat het aantal specialisten, kenners en recensenten van de verschillende cultuurdomeinen sterk is afgenomen. ‘Eind de jaren 1990 bracht een radioprogramma als Kunstkaravaan op Klara dagelijks nog drie tot vier cultuurrecensies. Vandaag is dat veel minder.’ Vanhoonacker verwijst ook naar een zeker mediadiscours dat de recensent aan de kant schuift omdat ‘het publiek zélf moet kunnen oordelen’. Dat vindt ze een valse discussie. ‘Het gaat om een soort knowhow dat je meegeeft. Daarna kunnen de mensen nog altijd een eigen oordeel vormen.’ In het _4x4-_debat van Campo en rekto:verso rond de rol van de openbare omroep (op 28 april), stak ook ex-radiomaker voor Klara Jean-Pierre Rondas van wal tegen het gebrek aan specialisme: ‘Als je onbenul vertelde en niet te veel diploma’s had, was dat de garantie dat je een populair, veelbeluisterd programma zou hebben.’
Chantal Pattyn erkent: ‘Voor cultuur gold hier jaren aan een stuk dat het gebracht moest worden door mensen die niet _au courant _waren. Dan denk ik: fout bezig. Alles begint met die passie. En met kennis van zaken.’ Die hier verwijst niet naar Klara, noch naar Canvas, maar vooral naar de andere VRT-zenders, die met het ruimere publiek. ‘Ik heb het nog meegemaakt dat als je in de omgeving van de televisiediensten het woord “kunst” of “cultuur” durfde uitspreken, je werd aangekeken als iemand met rare ziekte.’ Pattyn haast zich dan ook om te beklemtonen: ‘Cultuur mag nooit het privilege worden van Klara. Want dan zijn wij uitgezongen, dat zou een drama zijn!’ De passie moet op de VRT verder reiken dan Canvas en Klara.
‘Mijn achtertante kan dat ook’
Maar liefde maakt soms ook blind. Programma’s als Hoera Cultuur! of Alleen Elvis blijft bestaan geven enkel kunstenaars of culturele figuren het vrije podium. Zij zijn de enigen die hun werk voor de camera mogen komen duiden. Door die carte blanche worden zij een soort ‘cultural hero’ wiens waarheid nergens in twijfel wordt getrokken, tenzij door henzelf. Zo selecteert en bepaalt de openbare omroep wat kunst is en wat niet. Pascal Gielen: ‘Vraag aan de doorsnee tv-kijkende Vlaming die af en toe naar kunst kijkt, wie de beste schilder van Vlaanderen is, en dan luidt het antwoord gegarandeerd Sam Dillemans, niet Luc Tuymans. Dat komt omdat die media zelf hun eigen voorkeuren naar voren schuiven.’
Sam Dillemans is inderdaad een schoolvoorbeeld. Niet alleen dook hij op in talloze programma’s als Republica, Terzake, Alleen Elvis blijft bestaan of zelfs Het Journaal. Ook zond Canvas op 30 oktober 2007 Woestijnvis’ bejubelde documentaire De Waanzin van het Detail uit, die maar liefst twee prijzen in de wacht sleepte. De kwaliteit van de uitzending is onberispelijk, met prachtige details en de juiste muziek, maar tegelijk krijg je ook een sterk ‘performende’ Dillemans die zich opwerpt als de herboren versie van de negentiende-eeuwse gestoorde, maar geniale kunstenaar. Tegelijk spreken de voice-over en Dillemans zelf boekdelen over de gangbare manier waarop de media naar kunst kijken. Uitspraken als ‘Terwijl zijn collega’s krampachtig proberen te vernieuwen...’ , ‘een hoop afval of een vis op sterk water kan geen kunst zijn’ of ‘mijn achtertante kan dat ook’, herhalen oeroude clichés over hedendaagse of conceptuele kunst – haast als een mantra door de hele documentaire. Wanneer Dillemans als schilder en bokser, misschien zelfs als filmpersonage, de gedroomde gast blijkt, knuffelt de openbare omroep hem dood en promoveert hem tot Vlaamse volksheld.
Meer aandacht voor kunst betekent niet vanzelf meer aandacht voor het artistieke werk zelf.
Goeie televisie levert het op, maar ook een breder draagvlak voor kunst? De vis op sterk water impliceert een duidelijke verwijzing naar het werk van Damien Hirst, terwijl de hoop afval het clichématige denken van vele kijkers bevestigt dat conceptuele hedendaagse kunst eigenlijk iets belachelijks heeft. Meer aandacht voor kunst betekent dus niet vanzelf meer aandacht voor het artistieke werk zelf. Wie op deredactie.be naar het onderdeel van de kunsten gaat, zonder door te klikken naar de cultuurwebsite cobra.be, ziet dat de nieuwswaarde van de hedendaagse kunst dikwijls samenhangt met spektakelverhalen, schandaalkunst, uit het dak schietende veilingprijzen of – zoals Rigole het benoemt – een of ander kunstwerk of een installatie die is opgeruimd door de poetsvrouw.
Ook Pattyn benoemt het fenomeen: ‘Wie met de ogen van een socioloog naar onze totale culturele covering kijkt, zal zien dat bepaalde keuzes veel minder uitgaan van de passie en de expertise die wij bij Klara verdedigen. Er gelden dan eerder selectiecriteria als: zit daar spektakel achter, zit daar een privéverhaal achter? Neem het geval Luc Tuymans, met die recente plagiaatkwestie. Iemand zou eigenlijk eens moeten analyseren hoe hij op verschillende platformen is aangepakt – niet alleen op de VRT, maar ook in de kranten.’ In lijn met de heisa rond de vliegende katten van Jan Fabre of de financiële flop van Arne Quinze in Mons, vormde de aanklacht voor plagiaat tegen Tuymans inderdaad het zoveelste schandaal waar de algemene pers maar wat graag op sprong. Tegelijkertijd vergeven de VRT en de algemene pers het deze kunstenaars maar wat graag. Kijk hoe ook een artiest als Jan Decorte steeds weer voor de camera’s en in de studio’s wordt gehaald: het gaat hen om de passie van die gekke, maar geniale Meester.
Een grote brok lef
Ja, een veelzijdige blik op cultuur garandeert een gezonde democratie – daarover lijken zowel de Vlaamse regering, de VRT als de cultuursector het eens. En ja, dat impliceert een volgehouden keuze voor ‘niche’. En dus prikkelen programma’s als De Canvasconnectie en Pompidou met veel passie en goesting ook de kunstleek, zonder het vingertje van weleer. Alleen kan overdaad de democratie ook schaden. De Canvasconnectie weet die passie aardig te monitoren, maar van programma’s als Alleen Elvis Blijft Bestaan of Hoera Cultuur! riskeert het liefdevolle geknuffel met kunstenaars en romantische kunstenaarsbeelden algauw uit te monden in een enge tunnelvisie. En dat staat diametraal op ‘culturele informatie in de breedte en de diepte’. Wil de kernopdracht Cultuur op de VRT tot zijn volste recht komen – nu de nieuwe beheersovereenkomst 2016-2020 met rasse schreden nadert – is het belangrijk dat de VRT haar rooskleurige bril ook durft af te zetten. Het is (ook) de kritiek die – zoals Gielen vermeldde – kunst en cultuur voldoende zuurstof geeft om open te bloeien. Af en toe een fikse woordenwisseling met genoeg diepgang kan kijkers en cultuurprogramma’s opnieuw uitdagen.
Daarnaast mag de liefde voor cultuur en kunst niet van één kant komen, niet alleen van Canvas en Klara. Als de VRT zich als één front achter kunst en cultuur schaart, hoeven blunders als die rond Joos – de passie zelve – niet voor te komen. Wat ontbreekt, is een grote brok lef. Wat dat betreft, geeft Pattyn alvast het goede voorbeeld. Klassieke muziek in de Brusselse discotheek De Fuse? Doen! Zelf dromen wij alvast van een jonge kunstenaar als Sammy Baloji in een interview op MNM, van een reportage over een organisatie als De Nieuwe Opdrachtgeversop Eén of van een gesprek op Radio 2 met Tim Goossens, curator in MoMA PS1. En gooi er hier en daar ook maar weer eens een wervende criticus tussen. Totdat de vonken er écht van afspatten.
Dit artikel is het tweede in een driedelige reeks over ‘kunst op de VRT’. Lees hier deel 1: was het vroeger beter? en deel 3: de stille dood van Cobra.
Dagmar Dirkx studeerde af als kunstwetenschapper aan de KU Leuven. Ze schreef deze reeks in het kader van een onderzoeksstage bij rekto:verso.