Kankeren op de kritiek

Door Charlotte De Somviele, Ciska Hoet, op Wed May 20 2020 22:00:00 GMT+0000

Kots in je bakkie. Elke recensent krijgt weleens een kwade mail van een misnoegde theatermaker of toeschouwer. Critici Charlotte De Somviele en Ciska Hoet stellen echter vast dat daarbij steeds vaker ook de kunstkritiek zelf in vraag wordt gesteld. Dat is niet alleen betreurenswaardig, schreven ze eerder in Etcetera, de kunstensector schiet er mee in z’n eigen voet.

In tijden van sociale media, Facebookrelletjes en reaguurders hoeft het wellicht niet te verbazen dat ook recensenten te maken krijgen met haatmail. Theatermakers zijn boos omdat je hun voorstelling niet goed begrepen hebt of geen rekening hield met de staande ovatie. Toeschouwers zijn verongelijkt omdat je criteria gebruikt die zij volstrekt onzinnig vinden. Directeurs tikken je op de vingers omdat je niet alle co-productiepartners hebt vermeld. In het beste geval zijn het opmerkingen waaruit – als beide partijen bereid zijn even door elkaars bril te kijken – een interessant gesprek kan ontstaan over de noden van de hedendaagse kunstkritiek.

Bovendien is dit geen nieuw fenomeen. Jan Fabre stond er twintig jaar geleden al om bekend geen critici in zijn zaal te dulden die zich negatief over zijn werk hadden uitgelaten. Toch hebben we de indruk dat de reacties steeds vaker ontsporen in persoonlijke aanvallen. Vorig jaar werd een collega bedreigd met een juridisch proces omdat hij na een onduidelijke afspraak toch een voorstelling had gerecenseerd. Iemand anders werd weggezet als een ‘slecht mens’ omdat ze zich kritisch had uitgelaten over een voorstelling met kwetsbare acteurs. Nog iemand kreeg een agressieve dreigtelefoon van een theatermaker nadat hij een productie één ster had toegekend. En dan hebben we nog niet eens de golf van kleinerende reacties vermeld die één van ons over zich heen kreeg toen ze vragen had bij de vrouwenrollen in een repertoirestuk. Zowel op Facebook als in enkele media werd ze persoonlijk op de korrel genomen.

We stellen in toenemende mate een diepere, onderliggende kwaadheid vast tegenover de kunstkritiek als zodanig.

Los van het intimiderende effect van dit soort dreigmails en public shaming, stellen wij in toenemende mate een diepere, onderliggende kwaadheid vast tegenover de kunstkritiek als zodanig. Steeds vaker krijgen we in de wandelgangen impliciet en expliciet de (niet altijd zo) beleefde boodschap dat onze recensies niet dienstbaar zijn aan de sector, dat aankondigende interviews en voorbeschouwingen interessanter zijn dan kunstkritiek en dat we met onze reviews niets toevoegen aan het denkproces dat een kunstenaar heeft doorgemaakt.

Wat ons daarbij vooral de wenkbrauwen doet fronsen is dat deze mening meer en meer door theatermakers zelf verkondigd wordt en niet langer vooral door programmatoren, verkoopbureaus en persmedewerkers die een voorstelling tot bij een publiek moeten krijgen.

Marktlogica

Geloven zij dan niet meer dat een autonome kunstkritiek een essentieel onderdeel is van een levendig en alert kunstenveld?

Ja, ook wij zien met lede ogen aan hoe de ruimte en middelen voor reflectie over kunst steeds verder worden ingeperkt waardoor niet elke voorstelling de complexe bespreking krijgt die ze verdient. Toch blijven we ervan overtuigd dat critici belangrijk zijn om het debat te voeden en samen met toeschouwers en kunstenaars na te denken over het belang, de impact en het geheugen van de kunstpraktijk. En gelukkig ligt de tijd waarin het standpunt van de criticus kon maken of kraken al lang achter ons. Een recensie is geen punt maar een komma in een gesprek.

Het werk van de criticus wordt steeds vaker enkel nog getolereerd en erkend wanneer het een directe return heeft.

Soms lijkt het echter alsof een recensie alleen nog gewaardeerd wordt om wat ze buiten zichzelf teweegbrengt: zichtbaarheid, speelkansen, symbolisch kapitaal, middelen. Positieve reviews zijn handig om reclame mee te maken of om een subsidieaanvraag te versterken. Negatieve bemerkingen worden verworpen of veroordeeld als nadelig voor een carrière. Het werk van de criticus wordt steeds vaker enkel nog getolereerd en erkend wanneer het een directe return heeft. Maar laat dat helaas nu net het laatste zijn wat je van kunstkritiek kan verwachten. Op dat vlak hebben de kunst en de kritiek veel met elkaar gemeen.

Zijn er verzachtende omstandigheden aan te voeren voor deze verschuiving? Zeker. In een sector die al jaren op z’n tandvlees zit, gedwongen wordt zich aan een verstikkende marktlogica te conformeren, dagelijks moet vrezen voor z’n voortbestaan en door z’n eigen minister uit elkaar gespeeld wordt, is kritiek een gevaar met reële consequenties. We beseffen bovendien dat het haast onmogelijk is om aan dit systeem te ontsnappen. Het resultaat is dat steeds meer mensen kunstkritiek vandaag liever inruilen voor zelfpropaganda.

Vijandige partijen?

We betreuren het dat podiumkunstenaars en critici in dat klimaat vaak lijnrecht tegenover elkaar gezet worden, als waren het vijandige partijen die fundamenteel andere belangen dienen terwijl ze op dit moment eigenlijk vooral solidariteit van elkaar nodig hebben. Voeren we immers niet dezelfde strijd, geconfronteerd met gelijkaardige tendensen van precarisering en instrumentalisering?

De verfreelancing van de kunstkritiek heeft ervoor gezorgd dat de ‘vakcriticus’ die zich voltijds aan zijn ambacht kan wijden zo goed als uitgestorven is.

De verfreelancing van de kunstkritiek heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de ‘vakcriticus’ die zich voltijds aan zijn ambacht kan wijden zo goed als uitgestorven is. Het is een publiek geheim dat recensenten vaak niet meer dan 50 à 80 euro verdienen aan een review terwijl ze onder druk staan om steeds maar snellere en kortere teksten te publiceren. En ja, soms wordt er liever gescoord met vinnige retoriek in plaats van met genuanceerde analyse. Zeker binnen de marktlogica van een krant zijn recensies producten geworden die lezers voor zich moeten winnen. Dat brengt zowel de criticus als de kunstenaar in een oncomfortabele positie.

Net zoals we voor de kunsten dus een autonome ruimte moeten blijven opeisen om de status quo te bevragen en zich te verzetten tegen recuperatie van buitenaf, hebben we zo’n vrij domein ook nodig voor de kritiek. Komt de ene pool in gevaar, dan heeft dat automatisch consequenties voor de andere.

Wordt kunst niet heel kwetsbaar als er geen platform meer is waar haar artistieke waarde geëvalueerd kan worden?

Wordt kunst niet heel kwetsbaar als er geen platform meer is waar haar artistieke waarde geëvalueerd kan worden (en dat omvat zowel haar politieke, sociologische, maatschappelijke, intellectuele als emotionele betekenis)? Een makkelijk hap-snap-consumentisme loert alleszins om de hoek. En als kritiek marketing wordt, is het maar een kleine stap naar een verarming van het aanbod volgens het primaat van de markt.

Liefdesverklaring

Soms hebben we het gevoel dat je als criticus vandaag veel moed nodig hebt. Moed om kritisch te blijven nadenken over de inherente waarde van een kunstwerk, terwijl je heel goed weet in welke precaire context die kunst wordt gemaakt en binnen welke commerciële sfeer je recensie willens nillens wordt opgeslokt.

Wat ons betreft is consequent kritisch blijven dan ook de grootste liefdesverklaring en het grootste engagement dat we aan de kunsten kunnen geven. Misschien is het tijd om onze wederzijdse geloften eens te vernieuwen?