Joni Mitchell: 75 jaar eigenzin

Door Bieke Purnelle, op Thu Nov 01 2018 23:00:00 GMT+0000

Op 7 november wordt Joni Mitchell 75. Drie kwart van een eeuw. Dat vond ik een geschikte aanleiding voor een ode. Altijd dat wachten tot mensen doodgaan vooraleer we hen onze lof of liefde betuigen, ik ben daar tegen. Daarom, en omdat Joni mijn leven heeft gekleurd: tijd voor een hoogst persoonlijke en subjectieve lofzang.

Haar muzikale erfenis is al lang opgeteld. Boeken, essays en doorwrochte artikels werden aan haar gewijd. Odes en terugblikken op een carrière worden doorgaans voorbehouden aan wie sterft. Maar Joni wordt 75, maakt allang geen albums meer en treedt al ruim 15 jaar lang niet meer op.

Wie haar naam googlet leest onderaan, bij de gerelateerde zoekopdrachten: ‘Joni Mitchell overleden’. Elke keer slaat mijn hart verschrikt over. Stel dat het deze keer echt waar is.

Joni heeft driekwart eeuw kritiek, muzieksector, mannen, relaties en een hardnekkig bestaan overleefd. Nog steeds zingt ze door mijn leven, ook al is ze allang gestopt.

'Oprechtheid is mijn allergrootste zwakte’, zou Joni ooit gezegd hebben. Ik geloof het blindelings. Als er iemand is die ik niet van onoprechtheid verdenk, dan wel Joni Mitchell.

Fontein in de woestijn

Ik weet nog vrij exact waar en wanneer ik haar voor het eerst hoorde. Ik was vijftien, lag omstandig te puberen op een bed met een harige roze sprei en mijn broer draaide The Last Waltz, de soundtrack van de gelijknamige Scorsese-docu over het afscheidsconcert van de Canadees-Amerikaanse rockband The Band. Joni speelde er het nummer ‘Coyote’, het openingsnummer van haar album Hejira, een mysterieus relaas over haar korte relatie met Sam Shepard. Van al die wetenswaardigheden had ik toen nog geen idee.

Ik hoorde Joni en was in geen geval meteen verkocht. Toch weet ik het nog: de sprei, de ondermaatse klank van de goedkope cassettespeler, en die onverwacht klaterende stem tussen de neuzelende en kreunende mannenstemmen, als een fontein in het midden van de woestijn.

Muzikanten die zichzelf en hun stiel ernstig nemen, houden bijna allemaal van Joni.

Zeven jaar later werd ik voor het allereerst constructief verliefd. Die eerste grote liefde bleek een drummer met een boon voor Joni. Muzikanten die zichzelf en hun stiel ernstig nemen, houden bijna allemaal van Joni. Bovendien was het lief into jazz en had Joni, zonder dat ik het wist, de jazz ontdekt en omarmd, tot spijt van de folkfans die hun neus optrokken voor dat weerbarstige fusion-gepingel.

Ik bedacht dat de fans wel eens gelijk konden hebben, maar deed m’n best om Joni’s ode aan Charles Mingus te appreciëren, zoals mensen hun best doen om olijven te lusten, omdat dat dat bij volwassen worden hoort. Ik, die een boek definitief en genadeloos opzij legde wanneer het me na een enkel hoofstuk niet kon bekoren, vond om onduidelijke redenen dat je Joni Mitchell niet zomaar opzijschoof zonder op z’n minst een poging te doen om van haar te houden.

Dus verzamelde ik haar platen, van vooraan te beginnen, werkte me gestaag door haar hele oeuvre, met toewijding en geduld, een soort verzameldrang die mij verder vreemd was.

Folksopraan met rokersstem

En toen, midden in het tijdperk van de grunge, de indierock en de hiphop, terwijl ik het niet meer verwachtte, raakte ik betoverd door een plaat die ze maakte in 1971, het jaar waarin ik werd geboren, een toevalligheid die te mooi is om onvermeld te laten.

Die raar en wijd open gestemde gitaar, waarvan je altijd heel even dacht dat ze vals klonk; die gekke uithalen van een krankzinnig lenige stem die alle registers bereikte, zodat je haar nummers nooit luidop kon meezingen zonder de mist in te gaan; die songteksten die een hele roman omvatten in vier strofen en een refrein: ineens klopte het allemaal, kwam het universum en de condition humaine samen in een blauwige kartonnen hoes.

Met niemand heb ik zoveel geduld gehad als met Joni Mitchell, van de lieflijke bosnimf tot de rijpe bohemienne, van de ukelele tot het symfonisch orkest, van de wat naïeve schetsen tot de dik aangezette Van Gogh-achtige portretten, van de folksopraan tot de doorleefde, diepe rokersstem. Als Joni sprak, dan luisterde ik. Nooit voelde ik de behoefte om dat ontzag te verklaren of te analyseren.

Tot ik onlangs een essay las van Zadie Smith, waarin ze beschrijft hoe haar afkeer van Joni Mitchell liefde werd. ‘I hated Joni Mitchell — and then I loved her. Her voice did nothing for me — until the day it undid me completely. This is the effect that listening to Joni Mitchell has on me these days: uncontrollable tears. An emotional overcoming, disconcertingly distant from happiness, more like joy — if joy is the recognition of an almost intolerable beauty. I can never guarantee that I’m going to be able to get through the song without being made transparent—to anybody and everything, to the whole world. A mortifying sense of porousness.’

Bovenal gaf ze ons briljante en avontuurlijke songs die zich niets aantrokken van de algoritmes van de popmuziek.

Mijn eigen liefde voor Joni Mitchell was een beslissing én een coup de foudre, een traject én een moment. En opmerkelijk genoeg, nu ik terugkijk op de plaats van Mitchell in mijn leven, ook een aaneenschakeling van mensen, momenten en periodes – met de liefde, of het falen van de liefde als rode draad: haar matig tot slecht verkopende jazzfusion-platen in de collectie van de drummer die mijn eerste grote liefde was; het boek met al haar lyrics dat ik kreeg van een kortstondige geliefde voor wie ik niet bestemd was; Joni die mij doorheen de tergend trage en pijnlijke geboorte van mijn eerste kind zong; de verzamelbox Love has many faces die mijn tweede en laatste grote liefde me cadeau deed na een folterend trage en pijnlijke breuk.

Zoekende natuur

De groeiende liefde voor haar muziek kreeg bijval van mijn fascinatie voor haar intrigerende persoonlijkheid. Ik heb een voorliefde voor eigengereide mensen, die niet krampachtig proberen te behagen, maar onverstoorbaar doen waarvoor ze gekomen zijn. In het geval van Mitchell leverde die eigenzinnigheid ook artistieke missers op. Maar bovenal gaf ze ons briljante en avontuurlijke songs die zich niets aantrokken van de algoritmes van de popmuziek.

Haar zevende album, The Hissing of Summer Lawns (1975), is wellicht het beste voorbeeld van haar onverschrokken experimenteerdrang. De plaat werd lauw tot ronduit slecht onthaald door critici en publiek. De opvallende jazzinvloeden en de gewaagde arrangementen stuitten op onbegrip en ontgoocheling bij fans van Mitchell de folkgodin. Mitchell vond het haar beste album tot dusver.

Pas toen Prince in verschillende interviews zijn appreciatie uitsprak voor Mitchell, en in het bijzonder voor The Hissing of Summer Lawns, kreeg het album een tweede kans en verwierf het een ironisch soort cultstatus. Ook opvolger Hejira, waarop jazzbassist Jaco Pastorius een prominente rol speelt, werd pretentieus en te modernistisch genoemd. Zelf noemde ze het zonder verpinken een meesterwerk.

Ik heb me nooit thuis gevoeld in een nauw afgebakend muziekgenre. Duke Ellington was en is mijn grote held en jazzmuzikanten wezen me de weg naar artistieke vrijheid. De regels en tradities van het gitaarspel waren me vreemd, omdat ik mezelf tijdens een lange periode van ziekte een speelstijl had aangeleerd die veel verder ging dan de drie akkoorden uit de folkmuziek. Ik stemde mijn gitaar in zelfverzonnen configuraties. Niet de zekerheden van de folk, maar de zoekende natuur van jazzimprovisatie werd mijn leidraad.

Condities zonder compromissen

In haar leven en relaties toonde Mitchell zich even vrij, dwars en eigenwijs als in haar werk. Natuurlijk waren er mannen. In elke beschouwing over Mitchell en haar werk keren ze terug: rijen illustere mannen die haar hebben bemind en die ze heeft liefgehad. De matig getalenteerde Chuck Mitchell, wiens naam ze zou houden, ondanks de kortstondigheid van hun huwelijk. De puberale jager Sam Shepard. David Crosby die haar ‘ontdekte’ en trots pronkte met zijn vondst. Leonard Cohen, de enigmatische troubadour met wie ze een liefde voor de letteren deelde. Warren Beatty en Jack Nicholson wiens avances ze weerstond.

Joni liet zich nooit definiëren door de mannen van wie ze hield.

De lijst is indrukwekkend genoeg: Graham Nash, James Taylor, Jaco Pastorius, Jackson Browne… Joni werd gretig verliefd en prominente mannen verloren hun hart aan haar zoals kinderen hun wanten verliezen. Maar Joni liet zich nooit definiëren door de mannen van wie ze hield.

Hun namen kleefden aan haar als tatoeages. De mannen zelf werden beroemd zonder dat haar naam aan hun roem werd verbonden. Alsof zij haar ontdekt, gekneed, geïnspireerd hadden, maar het tegendeel ondenkbaar was. Egocentrische Peter Pans, noemt Mitchell hen schouderophalend. Ze doorzag en doorprikte hun kinderlijk kleine kantjes zoals alleen moeders dat kunnen, maar zonder de onconditionele moederliefde.

‘Joni is net zo bescheiden als Mussolini’, liet David Crosby optekenen. Leonard Cohen formuleert het wat omfloerster: hij noemde haar als beginneling al helemaal volgroeid en stelde dat ze daarom ‘haar eigen invloeden kon kiezen’.

Busy being free

Zo kritisch en compromisloos als Mitchell was voor anderen, zo was ze ook voor zichzelf. Ze wist al heel snel dat ze niet samen met anderen wilde componeren, spelen en zingen. Nadat ze zich uitdrukkelijk had geërgerd over de keuzes van topproducer Paul Rothchild voor de productie van haar debuutalbum, zou ze de regie van haar werk nooit meer uit handen geven.

Een moeilijke tante, eigengereid, tegendraads:, zo klonk het in de coulissen van de muziekscene. Natuurlijk was ze dat. Zoals Dylan, Young en Browne dat waren. Het soort eigenzinnigheid dat meestal onlosmakelijk samengaat met buitengewoon talent, maar dat mannen een extra aureool geeft, en vrouwen laatdunkend neerhaalt. Alsof het Joni’s missie was om aardig te worden gevonden...

Toen platenbaas David Geffen haar aanspoorde om een hit te schrijven, gaf ze hem ‘You turn me on, I’m a radio’: een vrolijk meezingbare, maar nauwelijks verholen sneer naar de pedante aard van zijn verzoek.

Haar vrijheid was hard en koppig bevochten. Mannen zagen in haar een muze, een echtgenote, een minnares, projecteerden hun verlangens en fantasieën op haar zonder de hare te erkennen. ‘She’s so busy being free.’ De muziekscene zag haar het liefst keurig in een vakje en reageerde verbaasd en ontgoocheld wanneer Joni de wanden van het vakje sloopte door verwachtingen en afgelijnde genres stoutmoedig uit te dagen.

Interviews en optredens uit het begin van haar carrière tonen een wat schuchter en lieflijk meisje dat zich keurig plooit naar de wensen van pers en publiek. Naarmate ze aan zelfvertrouwen won, toonde ze zich als de complexe, eigengereide vrouw die ze was.

Haar nummers roepen vaak een landschap, een scene, een stilleven of een portret op.

Muzikale cultheldin of niet, schilderen was haar eerste en bleef haar grootste liefde. ‘I’m a painter first’, herhaalde ze stellig in elk interview waarin iemand vroeg naar haar werk. ‘I am a lonely painter. I live in a box of paint’, zingt ze in ‘A Case of You’, het allermooiste liefdeslied dat ooit werd geschreven.

Joni schreef en componeerde zoals ze schilderde: in kleur, met subtiele, maar rake vegen en toetsen, laag na laag. Het is geen toeval dat ze haar bekendste album de naam van een kleur gaf. Het is evenmin toeval dat haar nummers vaak een landschap, een scene, een stilleven of een portret oproepen. Joni observeerde met oog voor het kleinste, het schijnbare detail.

Kroniekschrijven

Toen ik Joni beter leerde kennen, leek mijn eigen leven een langgerekte kroniek der zorgeloosheid, waar ik van feest naar feest doorheen danste, elke dag veilig en genoegzaam beëindigend in hetzelfde bed, naast dezelfde liefde. Terwijl zij, zelf een twintiger, songteksten schreef die getuigden van het soort maturiteit, sociale intelligentie en zelfreflectie waar de meeste mensen een heel mensenleven en een hoop malheuren voor nodig hebben.

Die ondertoon van onvermogen, vergankelijkheid en verlies in vrijwel al haar nummers begon mij pas later te dagen, toen het leven mijn jeugdige en volgehouden argeloosheid langzaam, maar geamuseerd ontrafelde.

In Joni’s verhalen hoor je een tijdperk ontluiken waarin ruimte vrijkomt voor het vrouwelijke perspectief, waarin het persoonlijke en het interrelationele de aandacht opeist. Mitchell schrijft over menselijke relaties zoals alleen schrijvers van het kaliber van Alice Munro dat kunnen: nauwkeurig observerend, perfect subtiel en daarom zo raak.

Ze schuwde de grotere thema’s niet, maar probeerde ze niet te vertalen in meezingbare protestsongs of pamflettaire teksten. Songs over vrouwen die zich proberen te onttrekken aan mannelijke dominantie (‘Don’t Interrupt the Sorrow’), partnergeweld (‘Not to Blame’) of de schande van de Ierse Magdalena kloosters (‘The Magdalena Laundries’) vertelt ze vanuit het persoonlijke perspectief van wie er middenin staat, met de interesse van een antropoloog en het observatievermogen van een havik.

Feminisme, seksuele bevrijding, verraad en verlies, de teleurstellingen van de romantiek, de oppervlakkigheid van een samenleving in overdrive: ze bezingt het allemaal als een kroniekschrijver, even scherp voor zichzelf als voor haar omgeving.

‘Confessioneel’ wordt haar muziek wel eens genoemd, een adjectief dat vooral voor vrouwelijke artiesten wordt gehanteerd, hoeveel zielenleed mannen ook uitwringen in hun muziek.

Bakkeleien in de beerput

Haar relatie met de industrie die haar oppikte en gebruikte, was nooit vanzelfsprekend. Judy Collins scoorde een hit met haar versie van ‘Both Sides Now’, een nummer dat Mitchell in 1967 schreef als beginneling. Collins’ won er een Grammy Award mee, en zette zo de deur wijd open voor Joni’s eigen carrière, maar Joni kon het niet laten om duidelijk te maken dat Collins niets van het nummer had begrepen.

Ik ging nog meer van haar houden naarmate ze ouder werd, en op elegante wijze ‘fuck you’ zei.

Mitchell had ook geen goed woord over voor de manier waarop platenfirma’s vrouwelijke artiesten misbruikten. Toen haar platenlabel Geffen voor de vierde keer van eigenaar veranderde, belde Joni de nieuwe eigenaar op. ‘“My name is Joni Mitchell, I am an artist on your label, did you know that?” He said, “No.” I said, “Of course you didn’t because you haven’t made a dime so the people buying from you don’t know either, so give me back my masters.” Well, he wouldn’t.’”

‘Uitbuiting en slavernij’, noemt ze de artiestencontracten die platenfirma’s hun artiesten bieden. In 2002, op haar 58ste, haalt ze in Rolling Stone snoeihard uit naar de sector ‘waar ze zich voor schaamt’ en kondigt ze aan dat ze ‘die corrupte beerput’ verlaat. Om vijf jaar later toch weer met een nieuw, maar deze keer definitief laatste studio-album voor de dag te komen. Daarna bleef het stil, op een sporadisch alarmerend bericht over haar tanende gezondheid na.

Onthutsende oprechtheid

Artiesten gaan vaak vervelen wanneer ze te lang meegaan. Jezelf heruitvinden zonder ontrouw te zijn aan wie je bent, het is weinigen gegeven. Hoe verleidelijk lonkt het compromis, hoe aanlokkelijk om terug te vallen op het vertrouwde patroon, de aangeleerde trucjes die hun succes hebben bewezen.

Joni kon alleen maar Joni zijn, of daar nu een publiek voor was of niet. Het compromis lag niet in haar aard. Ik ging nog meer van haar houden naarmate ze ouder werd, en op elegante wijze ‘fuck you’ zei tegen wat ze onzin vond of haar niet zinde; naarmate haar stem zakte en verdiepte en haar muzikale dagboek een terugblik werd op een vol en authentiek leven, waarvoor ze berustend de prijs betaalde.

De oude Joni is minstens zo fascinerend als de jonge versie.

Voor Travelogue (2002), maakte ze een selectie van nummers van de jaren ‘70 tot en met de jaren ‘90 om ze opnieuw te arrangeren en op te nemen met een symfonisch orkest, in het notoire gezelschap van jazzlegenden Herbie Hancock en Wayne Shorter. Niet meteen een toegankelijk album, zo schreven critici. De recensies zwalpten van twee naar vijf sterren. Ik schiet er na 16 jaar steeds vaker van vol.

Muziekcritici omschrijven de de vijf platen die ze maakte tussen 1971 en 1976 (Blue, For The Roses, Court and Spark, The Hissing of Summer Lawns, Hejira) als het hoogtepunt van haar carrière. Niet toevallig de periode waarin ze jong was, maar snel en opvallend evolueerde en rijpte.

Zelf hou ik minstens evenveel van haar creatieve wedergeboorte Night Ride Home uit 1991, een album waarop een contemplatieve, gerijpte en volgroeide Joni te horen is, en ze zich ook tekstueel overtreft. Zowel de titelsong als ‘Come in from the Cold’ en ‘Cherokee Louise’ behoren tot mijn lievelingssongs.

Ook de poëtische opvolger Turbulent Indigo (1994) bevat een aantal van mijn favorieten, als ‘Borderline’, ‘The Magdalene Laundries’, ‘Not to Blame’, ‘The Sire of Sorrow’ en het briljante ‘Yvette in English’: een nummer zo rijk, subtiel en gesofisticeerd dat eender welke artiest er een ledemaat of twee voor zou veilen.

De oude Joni is minstens zo fascinerend als de jonge versie, een geniale vrouw die de wereld heeft gezien en het leven beleefd op haar manier, met volgehouden authenticiteit en onthutsende oprechtheid.

Buiten de wereld

Op haar best was Joni indrukwekkender en avontuurlijker dan Dylan en Young tesamen, haar invloed op hele generaties muzikanten en songschrijvers staat boven alle twijfel. In 1971 herdefinieerde ze op haar eentje het begrip songschrijver door met Blue een zeldzaam openhartig en persoonlijk album af te leveren, een werkstuk met zo’n onmiskenbare emotionele lading dat haar goede vriend Kris Kristofferson haar waarschuwde: ‘Oh Joni, save something for yourself!’, een advies dat ze zelfzeker in de wind sloeg, zoals ze haar hele leven lang de tips en raadgevingen van platenbonzen, managers en critici in de wind zou slaan.

Joni is al lang klaar met de wereld. Nooit zal ik klaar zijn met Joni Mitchell.

Joni zou exploreren, experimenteren en de grenzen van de expressie en de vrijheid aftasten, in haar werk als in haar persoonlijk leven.

In de lijst van 100 beste rock- en popartiesten aller tijden van het toonaangevende Rolling Stone staat Joni Mitchell op 62. Net onder Metallica. In 1997 kreeg ze met belachelijk veel vertraging een plaats in de Rock and Roll Hall of Fame. Natuurlijk kwam ze niet opdagen voor de ceremonie.

Nooit zal ik klaar zijn met Joni Mitchell. Joni is al lang klaar met de wereld. ‘I don’t belong to this modern world and I’m out of it, but I don’t want in.