Je me présente

Door Frédéric Lubansu, op Tue Jun 03 2025 08:53:00 GMT+0000

Tijdens de tweedaagse conferentie (Re)-appropriation: Kunstenaars & archieven (14-15 oktober 2023) in het AfricaMuseum gaf kunstenaar, acteur en regisseur Frédéric Lubansu een gelaagde toespraak over identiteit, herinnering en representatie. Er werd hem gevraagd zich even voor te stellen aan het publiek. Maar wat betekent dat, ‘jezelf voorstellen’? Welk parcours schuif je naar voren, en welke identiteit(en) belicht je? Een transcriptie en vertaling.

Dag iedereen

Mijn naam is Frédéric Lubansu en eerlijk gezegd ben ik wat nerveus. Normaal gesproken heb ik daar nooit last van, maar vandaag wel, omdat ik zo onder de indruk ben van het publiek.

Ik ga mezelf voorstellen, zoals gevraagd.

Ik ben Frédéric Lubansu. Ik ben beeldend kunstenaar, afgestudeerd aan Saint-Luc, hier in Brussel, ik ben acteur en theaterregisseur. Ik zie dat Bart [Ouvry, directeur van het AfricaMuseum, nvdr] in de zaal zit. Bart, ik ben een echte Brusseleir. Je suis un vrai Bruxellois. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet op het Londenplein. Mijn vader verbleef in het Maison Africaine. Mijn moeder verkocht brood in de bakkerij op het plein. Het was liefde op het eerste gezicht, en zo werd ik geboren, en mijn broer ook. Mijn broer en ik, wij zijn echte Brusselaars, echte Belgen. We zijn metissen, geboren uit liefde.

Aangezien ik mij moet voorstellen, Bart, stel ik mij voor – nog eens. Ik ben beeldend kunstenaar, ik ben acteur en regisseur. En om daar nog iets aan toe te voegen, want er moet blijkbaar altijd iets aan toegevoegd worden, wil ik ook benadrukken dat ik docent ben in culturele rechten aan vier hogescholen: IHECS, met name in de masteropleiding sociale communicatie, aan het ISFSEC in de sociale wetenschappen, aan Francisco Ferrer in de sector toegepaste kunsten, MSI, economie en pedagogie, en aan HELB Prigogine, in een heel specifieke richting, namelijk kunsttherapie.

Als kunst voor iedereen toegankelijk moet zijn, dan moet ze ook door en samen met iedereen gemaakt worden.

Ik weet niet of iedereen weet wat culturele rechten precies zijn. Iedereen kent natuurlijk Artikel 27 van de Rechten van de Mens, of dat hoop ik toch. Dat artikel stelt dat kunst toegankelijk moet zijn voor iedereen. In 2007 hebben enkele mensen, of beter gezegd: naties, zich in Fribourg verzameld om dat artikel te evalueren. Ze besloten er een belangrijk aspect aan toe te voegen: als kunst voor iedereen toegankelijk moet zijn, dan moet ze ook door en samen met iedereen gemaakt worden.

Er is geen dominante cultuur. Elke noot in een muziekstuk is belangrijk. Misschien zijn er wel meer violen in dit of dat werk, maar de cimbalen die ondertussen wachten tijdens het hele concert …

Lubansu, 'Je me présente', screenshot

Wanneer ze dan weerklinken, zijn ze belangrijk — even belangrijk als het samenspel van de andere instrumenten. Een opera bestaat uit veel instrumenten en stemmen, en culturele rechten zijn eigenlijk een beetje hetzelfde: het is vandaag belangrijk dat iedereen deel kan uitmaken van die cultuur, van wat men ‘de algemene cultuur’ noemt.

Ik wil ook graag benadrukken dat ik sinds kort de kans heb om coördinator en programmator te zijn van een cultureel centrum dat in januari 2024 zal worden ingehuldigd. Het gaat hier om het regionale, stedelijke niveau, en om acties op het terrein om de culturele rechten van jongeren tussen 16 en 29 jaar in de kijker te zetten — en dat op een bijzonder interessant grondgebied: de gemeente Elsene.

Bart, ik ben ook lid van de AMCP, de Association des Médiateurs Culturels Professionnels, een vereniging die alle culturele bemiddelaars uit Brusselse en Franstalig-Belgische cultuurhuizen verenigt. Verder ben ik lid van Community of Art, een vereniging die ik samen met mijn broer heb opgericht — hij is neurochirurg – en die als doel heeft om zowel kunstenaars als andere burgers, wie ze ook zijn en in welke hoedanigheid dan ook, in de kijker te zetten.

Wat ik vooral wil zeggen, is dat ik lid ben van Afropean Project vzw. Afropean Project is een organisatie die ontstaan is vanuit de wil om vroegere, huidige en toekomstige relaties te onderzoeken tussen Afrika en Europa.

We hebben ons werkveld en onze reflectie al snel uitgebreid naar machtsverhoudingen in het algemeen, en uiteraard zijn we terechtgekomen bij de culturele rechten. Afropean Project is actief op verschillende vlakken: politiek, economisch, sociaal, pedagogisch en cultureel. Ik heb de eer verantwoordelijk te zijn voor de pijler ‘educatie en cultuur.’

We organiseren artistieke, pedagogische en burgerzin bevorderende activiteiten, en die acties worden gevoerd in het verenigingsleven, voor burgerschapsvormingen en in het onderwijs (middelbare scholen, hogescholen). Dat neemt uiteenlopende vormen aan: workshops, publieke labo’s, maatschappelijke experimenten, en vooral culturele bemiddelingsprojecten. Zowel eenmalige als terugkerende projecten, met de bedoeling tot duurzame, constructieve reflectie te komen. Die projecten worden gesteund door onder andere Africalia, COCOF, de Promotion de la citoyenneté et l'interculturalité, en de Commission transversale de la culture.

En we hebben de moed gehad – of misschien gewoon het verlangen, een verlangen dat uiteindelijk bleek te baten – om een festival op te richten dat we ‘Nos Métissages’ hebben genoemd.

De link met het AfricaMuseum? Wel, die komt eraan. Ik ken het AfricaMuseum omdat ik deel uitmaakte van het directieteam van Théâtre Varia en in die hoedanigheid ook betrokken was bij NACA, Networking for African Cultural Activities.

Dat was interessant. De eerste keer dat ik in dat kantoor kwam, waren er alleen maar witte mensen. Dus alle instellingen die Afrikaanse kunst beheerden, werden geleid door die mensen. Ik wil beklemtonen dat ik niet boos ben opgestapt – zo ben ik niet. Er is een Afrikaans gezegde: ‘Je moet in huis plassen, niet op het huis.’ We hebben dan acties gevoerd, eerst consultaties, daarna ook concrete acties. We werden ook geraadpleegd bij de verdere uitbouw van het Afropolitan Festival.

Met het Afropean Project hebben we meer dan tweeduizend leerlingen naar het AfricaMuseum geleid.

Afropean Project is nu acht jaar actief, en in die tijd hebben we meer dan tweeduizend leerlingen naar het AfricaMuseum geleid. Bij onze projecten hebben we het museum telkens als partner betrokken. We hebben het geluk dat twee van onze leden gids zijn in het museum, wat zorgt voor een mooie samenhang tussen onze projecten en de rondleidingen daar.

Ter verduidelijking: de projecten die we hebben georganiseerd zijn vooral coachingprojecten rond publiek lezen. Als acteur ga ik naar scholen om jongeren te coachen in het hardop lezen van teksten. En ik had de toepasselijkheid of misschien wel brutaliteit om in de Franse les niet met Camus of Molière aan te komen zetten, maar met Sony Lab'ou Tansi, Léonora Miano, Frantz Fanon.

Die publieke lezingen gingen altijd gepaard met filosofische gesprekken. We hebben het geluk gehad dat sommige van die teksten door jongeren konden worden gelezen, uitgesproken en gefilmd in het AfricaMuseum. Dat gaf een heel andere betekenis aan die woorden, aan die geschriften – of op zijn minst een bijzondere betekenis.

We hebben ook samengewerkt in een Erasmus+-project. We hebben gewerkt met het Belgische, Franse, Oostenrijkse, Engelse, Duitse en Senegalese verenigingsleven rond de kwestie van de restitutie van kunstwerken, van geplunderde werken, en dan vooral gericht op de jeugd — met en door jongeren.

Ik heb geluk, ik ben heel blij. Al dit werk gebeurt samen met organisaties, met verenigingen.

Maar ik ben ook gewoon een mens — soms ook alleen. Fredo, de artist in residence, heeft in dit museum verschillende zaken geïnitieerd. Ik heb een theatergezelschap opgericht dat Colibri heet. Ik heb een voorstelling gemaakt met de titel Du blanc au noir over mijn parcours, over het parcours van een Brusselaar — een Brusselaar die plotseling geconfronteerd wordt met kunst. Of liever: die door kunst van de straat wordt gehaald, die zich door kunst emancipeert — beeldende kunst, theater, enzovoort. Het gaat over 25 jaar carrière en over professionele confrontaties.

En ik wil, hier en nu, tegen iedereen zeggen — sorry, het zal sommigen misschien choqueren:

Dames en heren,
ik ben niet wit.

Dames en heren,
ik ben niet zwart.

Dames en heren,
ik ben
100% Europeaan
én
100% Afrikaan.

Sorry,
ik ben een mens van 200%.

En ik wil ook zeggen:
Dat zeg ik niet zelf.
Dat zeggen Bertrand Dicale,
Sylvie Chalaye,
Léonora Miano, die me heeft geholpen om ‘de grens te bewonen’.

Alles komt van één plek.
In mijn parcours is dat dit boek:
het boek waar ik momenteel hier in het AfricaMuseum over werk.
Het boek heet:
Du noir au nègre. L’image des Noirs au théâtre de 1550 à 1960.

Lubansu, 'Je me présente', screenshot

Geschreven door Sylvie Chalaye,
hoogleraar aan de Sorbonne,
specialiste in dramaturgieën uit Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan,
en partner van Koffi Kwahulé — een echte autoriteit.

Je kan aan het boek zien dat ik het heb verslonden,
letterlijk en figuurlijk.
Het heeft me enorm veel geleerd.
Vooral heeft het me doen begrijpen waarom ik in mijn eerste drie voorstellingen
altijd blootsvoets en gehurkt moest spelen van de regisseur …

Dit boek heeft me doen begrijpen waarom ik altijd blootsvoets en gehurkt moest spelen van de regisseur.

Ik heb het geluk gehad Sylvie Chalaye te ontmoeten,
en we zijn vrienden geworden — Koffi ook.
En in het museum stel ik voor om dat boek toegankelijk te maken,
het te herlokaliseren,
ervoor te zorgen dat het boek weerklinkt
met mij én het museum.
Het te plaatsen binnen ons ruimte-tijdskader,
en er een gedeelde tijdslijn van te maken.

Ik nodig je uit om het te lezen, Bart — heel aandachtig.

Ik ben hier nu ook, in het AfricaMuseum, met een gek idee, misschien.

Mijn eerste echte ontmoeting met het museum:

Toen ik klein was,
kwam ik op een dag naar het AfricaMuseum
en raad eens wie ik daar ontmoette: Bambi Ceuppens.
Ik ging naar haar toe omdat ze op mij leek.
En mijn allereerste vraag aan haar was: ‘Maar waar zijn de metissen in het museum?’

En ze haalde een klein fichekaartje boven, ergens uit een hoekje …

Lubansu, 'Je me présente', screenshot

Gelukkig is sindsdien de AMB, de vereniging van Metissen van België, erbij gekomen.
Ze hebben zich eindelijk verenigd en bewezen dat we ver kunnen gaan:
de excuses van de eerste minister, de excuses van de kerk …

Maar nu stel ik me de vraag: Wat met de plaats van de metissen in het museum?

Wat met ons?

En dat brengt me bij mijn slotwoorden.

Als acteur leer je veel zaken, ook vreemde dingen,
die soms heel diep doorwerken.

Ze zeggen je dat je als acteur ‘beer in de voeten’ moet zijn, ‘vogel in het hoofd’, ‘vis in het bekken’. Wat betekent dat?

Dat je geworteld moet zijn in je grond, in onze gronden.

Dat je grote ideeën moet hebben voor de toekomst.

En dat je intussen soepel moet blijven,
om van de aarde naar het hart en naar de hemel
alle reflecties die ons doorkruisen
te laten doorstromen.

Wij vormen één mensheid.
Wij zijn genetisch allemaal metis.

Bekijk de captatie van de lezing hier:

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.