Aan jullie de zwijgenden

Door Sébastien Conard, op Sun Feb 02 2020 23:00:00 GMT+0000

De jonge stripmaker Evangelos Androutsopoulos bespeelt fijne snaren, tussen klassiek stripwerk en grafische poëzie in. Veelbelovend mengt hij traditie en persoonlijke vertelling, maatschappijkritiek en eeuwenoude toonvormen. Twee recente kleinoden van zijn hand getuigen van een bijzonder fijnzinnige stripauteur in wording.

Op de jongste editie van het Grafixx-festival in De Studio in Antwerpen bemande Evangelos Androutsopoulos met enkele collega’s de stand van Kuti Kuti. Dat is al een betrekkelijk lang bestaand Fins stripmagazine, dat tevens als platform dient voor een resem jonge en minder jonge stripmakers uit de Noord-Europese regio. Evangelos is een stille, bedeesde en schuchtere en jongeman van Griekse afkomst, maar studeerde illustratie en vrije kunsten in Helsinki, om vervolgens terug te keren naar het beeldverhaal.

Androutsopoulos’ even poëtische als beheerste werk staat in contrast met het jolig grafische lawijt van zijn landgenoten.

Zoals vele stripmakers lijkt hij voornamelijk te vertoeven in een innerlijke wereld, tussen woord en beeld in, tussen droom en daad, tussen kindertijd en volwassenheid. Zijn even poëtische als beheerste werk staat dan ook in contrast met het jolig grafische lawijt van zijn landgenoten. Kuti Kuti excelleert immers vooral in het soort kleurrijk geweld dat aan de grondslag ligt van vele hedendaagse zines: een art-brutachtige post-punkesthetiek die het blad enigszins gemeen heeft met bijvoorbeeld het Zuid-Franse Dernier Cri of tal van Amerikaanse underground comix.

Daartussen gedijen gelukkig ook rustiger beeldwerk en de subtiele stripgedichten van Evangelos. Alles in zijn jonge werk ademt een licht gespannen maar niettemin stille, afstandelijke rust uit. Zijn personages ‘giet’ Evangelos in soms behoorlijk hiëratische houdingen, van een haast antieke starheid. Zoals hijzelf lijken ze versteend door de omstandigheden, door de gruwel om hen heen of de complexiteit van de wereld waarin ze vertoeven.

Ruimte voor ongemak

In een handvol strips en zines, in het bijzonder Holiday at the coast (2015) en Eviction (2017), zet Evangelos enkele kernpunten van het hedendaagse stripverhaal op scherp.

Het accent van Holiday at the coast ligt duidelijk op het verhaal en het getoonde personage, niét op de auteur

Ten eerste is er Holiday at the coast (2015), een bescheiden maar mooi en in eigen beheer uitgegeven stripboek, met steun van het Finse Promotiecentrum voor de Kunsten (Bij Literatuur Vlaanderen komen bibliofiele uitgaven, onafhankelijke publicaties in eigen beheer of stripboeken uitgegeven door collectieven sinds jaar en dag niet in aanmerking voor subsidies). Het album schippert ergens tussen A4 en A5 en heeft een eenvoudige en smaakvolle cover, in lijn met de internationale alternatieve comic.

Wat meteen opvalt, is het ontbreken van de auteursnaam. Enkel de handgeschreven titel prijkt boven de ietwat gefragmenteerde tekening van een jonge vrouw die in een klassiek aandoende pose op een rij tegels zit. Het accent ligt dus duidelijk op het verhaal en het getoonde personage, niét op de auteur als eventuele pion van een op namen gerichte promotiecampagne.

De voeten van het meisje op de cover lijken verdwenen, maar bij nader inzien worden enkel haar sandalen gesuggereerd. Ze kijkt ons aan met diepzwarte ogen, zonder oogwit. Het beeld is enigmatisch: deze cover geeft zich niet meteen prijs, maar vraagt van de lezer meteen al om interpretatie. Kunst of literatuur heet dat dan, niet je alledaagse one-dime-comic.

De achterflap biedt geen flaptekst, maar toont een jongeman met een gezicht dat lijkt op dat van het jonge meisje op de voorkant. Hij zit krampachtig en houdt met de ene hand zijn andere pols vast. Hij kijkt weg naar rechts, naar iets buiten beeld of naar het meisje op de cover, als je de omslag opvat als een diptiek. Nog voor je het boek opent, ontvouwt zich dus al een mogelijke verhouding, een ontastbare spanning, die meteen contrasteert met het hoopvolle ‘vakantie aan zee’ van de titel.

‘That evening I was on my way to my sister’s apartment’, kondigt een van de eerste kaderteksten aan. Dansende lijnen suggereren wind, water, natuur en vervolgens de omtrekken van een niet nader bepaald rustig stadje – ergens in ‘het zuiden’, meen je na verloop van tijd. De jonge protagonist is op stap naar zijn zus voor een gezamenlijk babybezoek bij nog iemand anders.

Tussen de doelloos wiegende lijnen van ons handelen en spreken vindt Evangelos steeds een ruimte voor ongemak.

Maar van meet af aan blijkt onze naamloze hoofdfiguur de weg kwijt. Bij zijn zus aangekomen, slaat de ontheemding verder toe. Hij lijkt haar niet meer te herkennen, haar manier van doen, van praten, van reageren lijkt wel nieuw: de afstand groeit zienderogen, en ook als lezer word je opzettelijk in het ongewisse gelaten over wie of wat de gesprekken precies gaan.

Zoals in het alledaagse, ‘echte’ leven dat Evangelos hier beschrijft, vindt tussen de doelloos wiegende lijnen van ons handelen en spreken steeds een leegte plaats, een ruimte voor ongemak. De vervreemding lijkt bij uitstek de kop op te steken wanneer we bij onze meest dierbaren vertoeven. Zijn zij of wij opnieuw al iemand anders? Fluctueert alles en eenieder tegenwoordig zo snel dat emotionele aliënatie onze alledaagse conditie is geworden?

Holiday at the coast (2015) ©Evangelos Androutsopoulos

Broer vs. zus

In de luttele 44 pagina’s zwartwit weet Evangelos die gespannen verhouding tussen broer en zus uiterst gebalanceerd te kenschetsen. Evangelos hanteert de juiste ritmes, de juiste accenten, pauzes en witruimtes om het onbehagen voelbaar te maken. Zijn subtiele wissels in tekenstijlen en -registers (soms meer geschetst, dan weer duidelijker of cartoonachtig), alsook zijn materiaalkeuzes (inkt en grafiet) geven het eenvoudige verhaal alle tonaliteiten mee van een goed uitgewerkt toneelstuk. Nochtans betreft het hier niet meer dan een uitgesponnen situatieschets.

Bovendien laat Evangelos elke nadrukkelijke gestiek en mimiek achterwege, conform onze hedendaagse cool of apathie. Gezien strippersonages niet werkelijk kunnen ‘spelen’ – ze blijven immers gefixeerde wezens van inkt en papier – is het de grafische uitvoering (lijn, korrel, ritme) die de emotionele lading meegeeft.

Vele hedendaagse illustratoren wisselen om de haverklap van grafisch register, alsof het een supermarkt voor virtuositeiten betrof.

Vele hedendaagse illustratoren neigen daar nogal misbruik van te maken: men wisselt om de haverklap van stijl of grafisch register, alsof het een supermarkt voor virtuositeiten betrof. Vergelijk het met slechte jazzpop: alle lades opentrekken, vooral om te tonen wat je allemaal kan, zonder nog enige rekening te houden met de muziek en de toehoorders. Evangelos heeft die slimme en sobere narratieve poëzie gelukkig wél in de vingers zitten.

Bovendien mengt de Grieks-Finse auteur op hoogstpersoonlijke wijze een aantal opmerkelijke invloeden die binnen het stripverhaal garant staan voor een vorm van poëtisch realisme: Hugo Pratt, Jacques Tardi, José Munoz en Didier Comès, maar ook toetsen van Edmond Baudoin, Lorenzo Mattotti, David B. en Davide Reviati of recentere makers als Aristophane en Nicolas Presl. Van al die auteurs zou je kunnen zeggen dat ze deelachtig zijn aan een gevoelige maar allesbehalve sentimentele ‘zuiderse lijn’. Die is vloeiend, jazzy en aftoetsend, en speelt vernuftig met contrastrijk chiaroscuro.

Evangelos schikt zich in de lijn van een sobere traditie die hem toelaat met weinig middelen toch veel te vertellen.

In de achtergrond duiken ook oudere, artistieke invloeden op, zoals de droefdromerige personages van Odilon Redon, Amedeo Modigliani of Arturo Martini. Evangelos schikt zich in de lijn van een sobere, melancholische traditie, die hem toelaat met weinig middelen en wars van effectbejag toch veel te vertellen.

Het is niet verwonderlijk dat suggestie en ellips een grote rol spelen, ook binnen de summiere maar precies gemikte dialogen. Die vertalen een zekere hedendaagsheid, die bij nader inzien even oud blijkt te zijn als onze moderniteit zelf: ‘If she’s going to be so damn controlling, why doesn’t she control herself?’, vraagt de zus over hun gastvrouw, zich niet bewust dat ze hiermee evengoed over haarzelf spreekt. ‘She tries to do too much. Everything at the same time,’ antwoordt haar broer enigszins gelaten, laconiek.

Holiday at the coast (2015) ©Evangelos Androutsopoulos

Tweedehandse feiten

In het kortverhaal Eviction (Grafiskie stâsti, 2017) staat een rauwere realiteit centraal: de ontruiming van een migrantenkamp, door de protagonist zowel van ‘dichtbij’ als van ‘veraf’ beleefd. Hij deelt ons in dit pocketboekje van slechts 24 pagina’s mee dat hij met een vriend tussen de verlaten gebouwen van het havengebied wandelde en dat die hem vertelt over het voormalige kampement in een nu leegstaand gebouw: de erbarmelijke levensomstandigheden van de vluchtelingen, hun onderlinge ruzies en spanningen, hun uiteindelijke uitwijzing door de autoriteiten en de finale ontruiming van de plek.

De toon van zowel tekst als tekening is hier bescheiden en ingehouden. Evangelos focust op het tweedehandse van de feiten, op hun overlevering. Maar op geen enkele manier doet dat afbreuk aan de verschrikking. Integendeel. De zachte droge toon, summier en opsommend, de leemtes, de betrokkenen die er niet langer zijn, de gebeurtenissen die enkel als herinnering gedijen of als ‘melding’ verschijnen: samen benadrukken ze net de horror, het zielloze van het doorvertelde feit.

Eviction is een ‘fictie’ waarvan we als lezer de realiteit bijna altijd tweedehands kennen, een gegeven dat hier verdubbeld wordt en ons helpt om ons te vereenzelvigen met de afstand van de hoofdfiguur. Deze zaken gebeuren en we weten ervan, ‘iemand’ ziet ze en vertelt ze aan een derde, die ze optekent en op zijn beurt overlevert. Net als de personages en de auteur zitten we ergens tussenin, even ‘veilig’ achter een stripboek, een tijdschrift of een scherm, indien we zelf niet onderworpen zijn aan de terreur van verhaalde feiten.

Is die affectieve vervreemding van Holiday at the coast de eigentijdse expressie van onze onmogelijkheid om de juiste antwoorden te bieden op de migratiecrisis, die nog onlangs terecht als een opvangcrisis is aangestipt? Of gaat het in beide gevallen hoe dan ook om een ruimer, typisch modern onbehagen: always out of place?

in Eviction accentueert Evangelos wat zijn personages niet zien, wat ze zich niet kunnen inbeelden.

Zeker in Eviction accentueert Evangelos wat zijn personages niet zien, wat ze zich niet kunnen inbeelden. Centraal staat dus de gruwel, het trauma als een eerst deels uitgewist en vervolgens weer opgerakeld feit waarvan men de kern (of ‘de waarheid’) niet kent. ‘Daar waren mensen’, zou de uiterst beknopte samenvatting van Eviction kunnen zijn: ‘Men heeft ze weggestuurd.’ De rest is hearsay, onduidelijk, vast tegelijk onjuist en waar.

‘Daar waren mensen’

Evangelos hanteert in Eviction een sobere, enkelvoudige lijn: geen stijlwissels maar een meer documenterende, sikke tekentoon. Ook de kleuren blijven ondersteunend, minimaal. De beelden volgen gehoorzaam de kaderteksten die op zich al citaten vormen: gezien de juistheid van de woorden van meet af aan al in vraag is gesteld, blijft ook de zekerheid van het getoonde steeds in het ongewisse zweven. De tekeningen raken ons als vanop een afstand, als een verre herinnering of iets wat je je tracht in te beelden, of jezelf van te overtuigen: is het zo geweest?

De vluchtelingen en politiemensen blijven zonder gezicht en worden tevens van op afstand en ten voeten uit afgebeeld, in starre composities. Deze ‘optochten’ in profiel herinneren aan de Oud-Griekse bas-reliëfs op tempelfrontons, net als de lange, toneelachtige en statische scènes in de films van Theo Angelopoulos, of in mindere mate ook die van cineast Roy Andersson.

Eviction ©Evangelos Androutsopoulos

Opnieuw roept Evangelos’ beeldtaal elementen op uit de oude culturen rond de Middellandse Zee: het hiëratische van de personages herinnert aan de Egyptische kunst, terwijl het Oud-Griekse drama – dat allesbehalve ‘dramatisch’ was – zijn beeldende vertelling doorspookt.

Als hier al sprake is van ‘ironie’, dan is het veeleer in een brede, filosofische zin, als een vorm van gelaten afstand waar het gezegde en getoonde meer (of iets anders) impliceert dan wat gesteld wordt. In tegenstelling tot het nadrukkelijk ‘komische’ van vele strips, vaak zelfs sarcastisch van toon, is bij Evangelos een bedachtzame afstandelijkheid aan het werk.

Met deze twee onopvallende kleinoden stond de timide Evangelos Androutsopoulos dus aan de boekenstand van het Finse Kuti Kuti, terwijl grote namen als Paul Cox, Kitty Crowther en Rinus Van de Velde het bredere publiek trokken. Maar stripboeken zoals die van Evangelos halen hun kracht uit hun eenvoud, hun stilte, hun precisie: de onhoudbare spanning die heerst tussen de zwijgenden, zij die zwijgen om niet mee te kakelen en zij die verkiezen te zwijgen uit angst, lafheid, domheid of eigen belang. Benieuwd naar wat Evangelos onze zwijgende blikken in de toekomst zal willen richten.