In fictie moeten foute meningen blijven mogen

Door Carl De Strycker, op Fri Sep 21 2018 05:00:00 GMT+0000

Waar begint in kunst racisme? Heleen De Beuckelaere en Raven Ruëll hadden het er onlangs over in hun dubbelgesprek rond Het leven en de werken van Leopold II. Soms lijkt dit debat de kunstigheid van kunst zelf te willen opgeven, zoals de kracht van meerduidigheid. Een pleidooi voor ‘functioneel fout’.

In 1952 werd Willem Frederik Hermans voor het gerecht gedaagd. Aanklacht luidde: belediging van katholieken, omdat een van zijn personages in de roman Ik heb altijd gelijk zich laatdunkend had uitgelaten over deze geloofsgroep.

Het kwam tot een proces, waarbij Hermans werd vrijgesproken op basis van de redenering dat kunst een autonome ruimte is waarin meningen moeten kunnen worden geventileerd die tegen de haren instrijken, en het besef dat de opinies van personages niet samen hoeven te vallen met die van de auteur. Dat werd toen als progressieve rechtspraak ervaren. (Wie meer wil weten over het proces en de argumenten, verwijs ik graag door naar het boek De wet van de letter. Literatuur en rechtspraak van Klaus Beekman en Ralf Grüttemeier).

Ik wil deze beroemde casus als uitgangspunt nemen voor een standpunt over de controverse rond De leven en de werken van Leopold II die eind vorig seizoen ontstond.

Functionele beledigingen

In het seizoen 1996-1997 was een van mijn eerste en tegelijk meest overrompelende theaterervaringen de enscenering door Franz Marijnen van Shakespeares Othello in de KVS. Niet het minst door de indrukwekkende acteerprestaties van Bert André (Othello) en Hubert Damen, die een gewiekste Jago neerzette, die er dankzij zijn slinkse intriges en zijn racistische spot in slaagde om een hetze tegen zijn zwarte legeroverste als een gif te verspreiden onder de andere personages.

De literatuur en het toneel moeten een vrijplaats zijn waar ook foute meningen geventileerd kunnen worden.

Het is een van de weinige keren dat ik zo sterk in een stuk ben opgegaan. Het was het moment waarop ik begreep dat acteurs die ‘de slechterik’ speelden in vroegere tijden aan de artiestenuitgang werden opgewacht en op hun gezicht getimmerd kregen. Ik was gedegouteerd door de sluipende werking van Jago’s racisme.

Ik beschouw deze voorstelling dan ook als een van de belangrijkste momenten in mijn opvoeding tot kritisch wereldburger. Om die reden ligt net dit stuk van Shakespeare mij heel na aan het hart.

TAZ 2015. Toneelgroep Maastricht speelt Othello met Koen de Sutter in de rol van legeraanvoerder en Michaël Pas als zijn antagonist Jago. Ik ging kijken met een erg linkse dichter die na de voorstelling onthutst was, niet over de mechanismen van Jago’s racistische propaganda die in het stuk worden blootgelegd, maar door het feit dat Jago beledigend over Othello spreekt en hem onder andere ‘zwarte aap’ noemt. Dat kon in deze tijden toch niet meer? Dat had toch geschrapt moeten worden!

'Othello', Toneelgroep Maastricht (c) Ben van Duin

Daarmee maakte deze dichter, overigens met de beste bedoelingen, volgens mij dezelfde fout als de aanklagers van Willem Frederik Hermans: de vereenzelviging van de fictie met een realiteit. Uiteraard zijn de beledigingen van Jago aan het adres van Othello even ongepast als de memes van Schild & Vrienden, het verschil is alleen: in het stuk zijn ze niet reëel, maar functioneel.

Immers: de literatuur – en het toneel behoort daartoe – moet een vrijplaats zijn waar botsende standpunten getoond moeten kunnen worden, en dat betekent dat ook foute meningen er geventileerd moeten kunnen worden, precies om het verkeerde en de kwalijke werking ervan te tonen.

Het is bij wet verboden om de Holocaust te ontkennen, maar wie een negationist ten tonele wil voeren moet dat wel kunnen, precies om aan te tonen hoe walgelijk dat is. Hetzelfde geldt voor Othello: hoe kan je de werking en impact van racisme tonen als je de racistische uitspraken van het personage wegknipt?

Racisme in your face

TAZ 2017. Opnieuw Othello, nu in een versie van Jan Decorte. In een kritiek op het festival liet Tunde Adefioye verstaan dat net dit stuk van Shakespeare best niet meer opgevoerd kan worden vanwege het openlijke racisme. Dezelfde dramaturg wipte vorig seizoen na een heropvoering van Hugo Claus’ De leven en de werken van Leopold II op het podium om deze voorstelling scherp te veroordelen. Twee keer moest ik fronsen, want ook daarmee wordt naar mijn mening de Hermans-fout gemaakt.

In mijn opinie zijn Othello en De leven en de werken van Leopold II geen racistische stukken.

De voor zwarte mensen vernederende uitspraken en handelingen van de witte personages worden als echte uitspraken waargenomen, in plaats van als verwerpelijke replieken van personages die zichzelf daarmee als racistisch karakteriseren.

Wat de auteurs van de stukken hier gebruiken, heet in de verhaalanalyse ‘impliciete karakterisering’ (tegenover ‘expliciete karakterisering’, waarbij een personage zelf roept ‘ik ben een racist’). Het is een van de technische subtiliteiten die van fictie kunst maken. Een personage maakt door zijn uitspraken duidelijk wat voor iemand hij of zij is.

In mijn opinie zijn Othello en De leven en de werken van Leopold II geen racistische stukken, maar allebei teksten die het racisme net willen veroordelen en dat doen door je er als toeschouwer precies genadeloos mee te confronteren – dat werkt veel meer ‘in your face’ dan een expliciete verhandeling over het onderwerp. De racistische uitspraken zijn een noodzakelijk kwaad in het kader van de antiracistische boodschap die het stuk brengt.

Ne Swarte, Jan Decorte © Danny Willems

Je zou de werking daarvan kunnen vergelijken met die van ironie. Ook daarbij wordt iets gezegd, maar het tegendeel beweerd. Het is een vorm van humor die de laatste tijd op zijn retour lijkt te zijn, omdat de ironie steeds minder begrepen wordt en bepaalde ironische uitspraken verkeerdelijk voor waar worden aangenomen. Je mag toch hopen dat niet alles geëxpliciteerd hoeft te worden en dat er ruimte blijft voor de subtiliteiten van de retoriek, zoals ironie en impliciete karakterisering.

Open voor interpretatie

In dat kader en tussen haakjes: Heleen Debeuckelaere beweert in het gesprek met Raven Ruëll naar aanleiding van de controverse over Claus’ stuk dat David Van Reybroucks bestseller Congo hem ‘geen windeieren gelegd heeft’ (daarmee suggererend dat hij er een flinke stuiver aan verdiend heeft, maar ook dat hij er bijzonder veel symbolisch kapitaal door verworven heeft), maar dat ze hem ‘nog nooit een publiek statement heeft horen maken over Congo of racisme of discriminatie’.

Het boek ís toch het statement? Dat is, voor zover ik het kan inschatten, geschreven met het grootste respect voor de Congolese bevolking en met de gepaste kritische houding ten opzichte van ons koloniale verleden. Spreekt daaruit niet voldoende de veroordeling van het Belgische wangedrag in de voormalige kolonie? Moet de auteur wat hij 700 pagina’s lang toont, ook nog eens expliciet onderstrepen?

Dat iets kwetsend overkomt, is een emotioneel argument waarop je geen antwoord kan formuleren.

Uiteraard kan de boodschap van een stuk of een boek fout begrepen worden, en uiteraard moet het voor sommige mensen pijnlijk zijn als het publiek lacht bij de racistische beledigingen die op scène te berde gebracht worden. Alleen is het feit dat iets kwetsend overkomt, een emotioneel argument waarop je geen antwoord kan formuleren. Daarvoor kan je je enkel excuseren.

Bovendien is het niet duidelijk hoe die lach geïnterpreteerd dient te worden. Is het daadwerkelijk de ongepaste uiting van een zich wentelen in een superioriteitsgevoel? Of kan het ook een zenuwachtige lach van schaamte zijn, van afkeuring of van ongeloof?

Ik was niet bij de opvoering, dus ik kan onmogelijk inschatten of het een smakelijk (te veroordelen) of een ongemakkelijk lachen was. Ik stel alleen de vraag en wil zeggen: de betekenis van zo’n reactie van het publiek valt niet te peilen, net zoals de intentie van de auteur niet te achterhalen valt en het ook niet helpt om te vragen die te expliciteren, omdat ze dan nog steeds misbegrepen kan worden. Kunst is open voor (mis)interpretatie en een ‘juiste’ interpretatie kan je helaas niet sturen.

Oefenen in ongewone kaders

Je interpreteert altijd vanuit bepaalde kaders. Een goed voorbeeld is volgende reclamefoto van Benetton waarover controverse ontstond:

Oliviero Toscani maakte dit portret van een witte baby die gezoogd wordt door een zwarte vrouw. Wat door het modemerk en zijn fotograaf naar eigen zeggen bedoeld was als een boodschap van gelijkheid en verdraagzaamheid (United Colors!), werd door anderen geïnterpreteerd als een verwerpelijke verwijzing naar de slavernij: de zwarte min die het witte kind moet voeden.

In die lezing bevestigt het beeld precies bepaalde verschillen en herstelt het een ongewenste hiërarchie. Bovendien wordt de vrouw op de foto ook nog eens ‘onthoofd’ en dus van haar gezicht en haar identiteit beroofd.

Los van het feit dat die interpretatie ook omgedraaid kan worden – het zwakke witte ras dat als een hulpeloos pasgeboren kind volledig afhankelijk is van het mooie en krachtige zwarte? – is daarmee het probleem scherp gesteld: kan je de intenties van een kunstenaar peilen? Het antwoord is uiteraard nee. Je kan enkel jouw interpretatie geven en die kan mijlenver afstaan van die van de maker.

Anno 2018 kan het toch niet progressief zijn om deze problematiek op te lossen met een rode stift?

Dat betekent dat we aan die interpretatiekaders moeten wrikken, ons moeten openstellen voor en oefenen in voor ons ongewone kaders en moeten proberen te interpreteren vanuit verschillende perspectieven. Dat zal maken dat we elkaars interpretaties beter snappen. Het gaat om een wederzijds proces, en misschien zelfs vooral van de kant van wie (zoals ik) groot geworden is met de klassieke westerse canon: wat valt er allemaal buiten ons blikveld?

Maar dat kan toch niet betekenen dat we bepaalde literatuur in de ban moeten doen omwille van uitspraken van personages? Of dat we moeten tornen aan de verworvenheden van de literatuur (zoals haar autonome ruimte en technische trucs)?

In 1952 had de Nederlandse rechter dat goed begrepen, anno 2018 kan het toch niet progressief zijn om dezelfde problematiek op te lossen met een rode stift over alles wat toneelstukken of hun personages aan onoorbare dingen zeggen?