Hooggeachte humanist

Door Laura Herman, op Fri Jun 14 2024 10:19:00 GMT+0000

In een brief stelt Laura Herman scherp op een morele tegenstelling. Kun je wel ijveren voor gelijke rechten voor alle mensen als je achteloos omspringt met het lot van dieren? Herman pleit voor meer-dan-menselijk denken, waarin we grotere waarde toekennen aan alles wat naast en met de mens bestaat.

Hooggeachte humanist

Wereldwijd worden verworven rechten bedreigd, ook bij ‘ons’, en het is al geruime tijd bon ton om pakweg vreemdelingenhaat als een kwestie van gezond verstand te presenteren. De stap naar ontmenselijking, van taal naar geweld, is dan erg klein. Tal van ontluisterende voorbeelden uit de recente en minder recente geschiedenis tonen hoe taal, als instrument van onderdrukking, tot volledige ontmenselijking en buitensporig geweld kan leiden. Op 9 oktober 2023, twee dagen na de aanval van Hamas op Israël, beschreef de Israëlische minister van Defensie Yoav Gallant het Palestijnse volk als ‘menselijke dieren die als zodanig behandeld moeten worden’.

Het beeld dat daartegenover staat, is dat van een Palestijns meisje op de vlucht dat haar vogelkooi stevig vasthoudt en zegt: ‘Als ik blijf leven, dan mijn vogel ook’. In Gaza lijkt iedereen zich al decennialang als een gekooide vogel te voelen, maar desondanks of juist daardoor blijft de zorg voor dieren als honden, katten, vogels en ezels doorgaan, in de mate van het mogelijke. Van een superioriteitsgevoel tegenover dieren, ook wel ‘speciësisme’ genoemd, lijkt geen sprake te zijn. Elk dier verdient het om gered te worden, en in ruil daarvoor helpen de zangvogels de Palestijnen om de oorlog door te komen. Kanaries, dwergpapegaaien en distelvinken dempen de angstaanjagende bombardementen op Gaza met hun gezang.

In Gaza lijkt iedereen zich al decennialang als een gekooide vogel te voelen, maar desondanks of juist daardoor blijft de zorg voor dieren als honden, katten, vogels en ezels doorgaan.

De onwerkelijke uitspraak ‘menselijke dieren die als zodanig behandeld moeten worden’ werpt vragen op over de relatie tussen genocidale uitingen en de gruwelijke uitbuiting van dieren. Het brengt me bij het boek Dierenleven (1999) van J.M. Coetzee, waarin de fictieve schrijver Elizabeth Costello in plaats van een traditionele lezing over literatuur te geven, haar betoog onverwachts richt op dieren en ethiek. In haar controversiële toespraak waarschuwt Costello voor een neerwaartse spiraal in onze exploitatie van dieren in de moderne bio-industrie, waarin de wreedheid en moord niet alleen vergelijkbaar zijn met die tijdens het Derde Rijk, maar ze zelfs overtreffen. Het is een systematische en genadeloze industrie waarin konijnen, pluimvee en vee continu ‘geproduceerd’ worden zonder dat ze het recht op leven krijgen, maar slechts ingeroepen worden om gedood te worden.

Wat heeft de exploitatie van dieren nu juist te maken met menselijke onderdrukking? Costello benadrukt de morele blindheid en het onvermogen van mensen om het immense lijden van dieren te erkennen. Die is volgens haar vergelijkbaar met de onverschilligheid tijdens de Holocaust jegens specifieke groepen mensen. Een van de makkelijkste manieren om een persoon of groep te schaden, is die te reduceren tot ‘dier’ – bijvoorbeeld zwarte mensen met apen vergelijken. Of tot ongedierte, in het geval van de Tutsi’s, die in de Rwandese genocide ‘als kakkerlakken’ uitgeroeid moesten worden.

Een van de makkelijkste manieren om een persoon of groep te schaden, is die te reduceren tot ‘dier’.

Zulke vergelijkingen met dieren geven aan dat mensenlevens als minderwaardig worden beschouwd, en beroven hen van bewustzijn en morele waarde. Dat proces van dehumanisering is moeilijk te begrijpen zonder de context van bredere ideologieën en wereldbeelden. In Aphro-Ism. Essays on Pop Culture, Feminism, and Black Veganism from Two Sisters (2017) stellen de Amerikaanse schrijvers Syl en Aph Ko dat het label ‘dier’ vaak wordt misbruikt om geweld tegen bepaalde groepen te rechtvaardigen. Door anderen als ‘dierlijk’ te bestempelen, impliceert men dat ze niet voldoen aan bepaalde normen (uiterlijk, gedrag, of geloof) die overeenkomen met wat Syl Ko beschrijft als ‘eurocentrische, witte idealen’. Hetzelfde superioriteitsgevoel waarmee mensen de exploitatie van dieren in stand houden en rechtvaardigen, legitimeert dus ook de onderdrukking wanneer ze anderen gelijkstellen aan dieren. De zussen Ko pleiten ervoor het onderscheid tussen mens en dier te doorbreken, omdat het cruciaal is om systemen van overheersing te bestrijden en mensen te bevrijden die niet binnen het ‘ideale’ mensbeeld passen. Volgens hen houdt de ‘herhumanisering’ van een specifieke groep (ook wij zijn mensen!) alleen maar de ‘witte superioriteit’ in stand, terwijl het decentraliseren van witheid ook een weg kan openen naar de bevrijding van dieren en onderdrukten.

Het besef dat dieren gruwelijk worden behandeld is gelukkig al veel eerder ingedaald. Al in de tiende-eeuwse Arabische tekst De zaak van de dieren tegen de mensen werden belangrijke argumenten opgeworpen over ecologie, antropocentrisme, speciësisme en rechten voor alles wat leeft. In dit verhaal weigeren de dieren nog langer te tolereren dat mensen hun leefomgeving binnendringen, hen bejagen, opsluiten en opeten. Ze besluiten hun zaak voor te leggen aan een neutrale rechter, de koning van de djinns, mens noch dier.

Het is opmerkelijk hoe we ons in de eenentwintigste-eeuwse westerse samenleving inzetten voor mensenrechten, maar tegelijkertijd dieren nog steeds als minderwaardig beschouwen. Ze als minderwaardig beschouwen stelt ons immers in staat voorbij de gruwel te kijken. Een aantal landen heeft wel wetten die dieren beschermen tegen mishandeling (in de Belgische grondwet is dierenwelzijn pas afgelopen mei ingeschreven). Toch genieten dieren nog steeds geen fundamentele rechten, zoals het recht op leven. Door zowel mensenrechten als dierenrechten ernstig te nemen, kunnen we een meer inclusieve en ethische samenleving creëren. Als we ervoor kiezen om geen dieren meer in kooien te houden, waarom zouden we dan wel nog mensen in kooien houden?

Als we ervoor kiezen om geen dieren meer in kooien te houden, waarom zouden we dan wel nog mensen in kooien houden?

De weg naar bevrijding voor dieren is nog lang, al neemt de aandacht ervoor wel toe, vanuit de politiek maar ook vanuit de kunsten. Onlangs opende in het M HKA de tentoonstelling Dierenleven, geïnspireerd op Coetzee’s gelijknamige roman, met een mooi overzicht van kunstwerken die thema’s als dierenbevrijding, domesticatie en co-existentie verkennen. De tentoonstelling opent met werk van Lin May Saeed (1973–2023). Volgens Saeed gedragen dieren zich anders wanneer ze bevrijd zijn en betere levensomstandigheden hebben – ook al kunnen ze hun bevrijding niet zelf bewerkstelligen. Dat ethos vormde de kern van haar artistieke praktijk. In het videowerk Progress vs Sunsets van Melanie Bonajo bespreken kinderen in de basisschool vragen over de natuur. De Nederlandse kunstenaar zegt in een interview over het maakproces: ‘Je voelt de beklemming van het dier, dat geen dier meer kan zijn zonder de controle en visie van de mens.’Dierenleven pleit voor meer empathie en sympathie jegens niet-menselijke dieren om zo ‘dierlijke objectificatie’ binnen de voedings-, kleding- en entertainmentindustrie tegen te gaan. Maar zou een pleidooi voor het accepteren van elkaar op basis van verschil niet nog waardevoller zijn?

In zijn boek Poétique de la relation (1990) benadrukt de Frans-Antilliaanse schrijver Édouard Glissant dat het omarmen van verschil van onschatbare waarde is. Empathie houdt een zekere afstand in. We trachten de gevoelens en ervaringen van anderen te begrijpen, en focussen op gelijkenissen of verplaatsen ons in de ander. Terwijl we zouden moeten proberen te aanvaarden dat we niet begrijpen, waardoor we het verschil werkelijk omarmen.

Discussies over dierenrechten gaan vaak uit van vergelijkingen met menselijke eigenschappen als begrip en berouw. In de wetenschap lijkt het idee geleidelijk minder populair te worden dat dieren louter worden geleid door reflexen, instincten en andere onbeheersbare krachten, en niet door ervaringen, emoties en overtuigingen. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat kraaien tot vier kunnen tellen, en studies suggereren dat ratten spijt kunnen voelen en elkaar kunnen helpen ontsnappen. Daarnaast neemt de interesse toe in de intelligentie en nieuwsgierigheid van octopussen, zoals te zien is in de documentaire My Octopus Teacher (2020). Het gaat om een ‘bambificatie’ van de natuur, waarbij dieren vaak niet worden erkend in hun eigenheid. Ook antropomorfisme speelt een rol: huisdieren worden soms overdreven ‘vermenselijkt’, met speciale begraafplaatsen, kappers, hotels en zelfs psychologen. Daardoor krijgen sommige dieren een bijzondere status en bescherming, terwijl het verlagen van mensen tot dierlijke status hen juist degradeert.

Dat betekent niet dat de grens tussen mens en niet-menselijk dier moet verdwijnen. Het is van belang om het onderscheid te respecteren. In 1985 schreef sciencefictionschrijver Ursula Le Guin een kortverhaal voor The New Yorker met als titel ‘She Unnames Them’. Daarin stelt ze voor dat dieren zichzelf ontdoen van door mensen bedachte namen, om zo los te komen van de betekenissen die mensen hun toekennen. En in zijn boek Dieren eten (2009) bespreekt Jonathan Safran Foer de mythes en verhalen die we rond voedsel creëren: waarom eten we vleugels maar geen ogen, waarom koeien maar geen honden? Het was in dit boek dat ik de uitspraak las dat ‘vlees lekker vinden geen goed genoeg argument is om het te eten’, wat mij jaren geleden inspireerde om net zoals Foer, Le Guin en Elizabeth Costello vegetariër te worden.

Het leek me altijd belangrijk om als vegetariër geen dogmatische houding aan te nemen tegenover anderen. Toch begint de noodzaak van een uitgesproken standpunt steeds meer tot me door te dringen.

Het leek me altijd belangrijk om met die keuze geen dogmatische houding aan te nemen tegenover anderen. Toch begint de noodzaak van een uitgesproken standpunt steeds meer tot me door te dringen. Niet zozeer omdat dieren net als mensen gevoelens zouden hebben, maar omdat ze in hun fundamentele anders-zijn net zoveel recht hebben om te bestaan en een waardig leven te leiden. Bovendien zegt hoe we kwetsbare wezens behandelen iets over onze samenleving. Iemand zei me onlangs dat ze vlees niet meer ziet als iets wat behoort tot ‘de categorie van eetbare dingen’. Die uitspraak schoot me te binnen toen ik Petra De Sutter tijdens Het Conclaaf smakelijk haar steak zag opeten en daarmee het eten van dieren verder normaliseerde. Ik zie wel vaker mensen kauwen op saignante steaks, maar deze was voor mij extra bloederig. Van iemand als De Sutter zou ik vermoeden dat ze aan de kant van de dieren staat, net omdat ze aan de kant van de mensen staat.

Het is daarom, beste humanist, dat ik vrees dat we om de mens te redden, strenger zullen moeten worden. Niet tegenover de migrant die ook in ons land dreigt te worden ontmenselijkt, wel tegenover degene die achteloos omspringt met het lot van dieren. Aan tafels, in supermarkten, op televisie, in politiek. Laten we meer nadruk leggen op ‘meer-dan-menselijk denken’: het verkleinen van de centrale rol van de mens in onze kijk op de wereld; meer waarde toekennen aan alles wat naast en met de mens bestaat. Op die manier zal de mens ook zichzelf meer waarderen; zichzelf beschermen tegen onverschilligheid en ontaarding. Want wreedheid jegens dieren is niet minder dan inhumaan.