Hoger kunstonderwijs in coronatijden

Door Johan Pas, op Fri Apr 10 2020 12:00:00 GMT+0000

De impact van de coronacrisis op de kunsten laat zich volop voelen. Johan Pas, kunsthistoricus en hoofd van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, vraagt zich af welke gevolgen dit heeft voor het hoger kunstonderwijs. Welke kansen en uitdagingen biedt deze crisis, en is het kunstonderwijs daar klaar voor? ‘De kunstenaar van morgen moet én zichzelf redden én de kunstwereld reorganiseren.’

In de lessen kunstgeschiedenis vertel ik mijn studenten graag dat de 20ste eeuw pas in 1918 begon. In dat jaar krabbelde de wereld overeind uit het puin van de Eerste Wereldoorlog, en nam daarmee afscheid van de belle époque. De Grote Oorlog veroorzaakte een versnelling van maatschappelijke, politieke, technologische en culturele ontwikkelingen.

Voor de kunst waren de jaren twintig een revolutionaire tijd: de avant-gardes volgden elkaar koortsachtig op en traditionele opvattingen over kunst en schoonheid werden overboord gegooid. Het Bauhaus in Weimar (1919-1932) en Vkhutemas in Moskou (1920-1930) vertaalden de nieuwe visies op kunst en samenleving in pedagogische programma’s. Die drukten hun stempel op het moderne kunst- en ontwerponderwijs.

Precies een eeuw later ervaren we een nieuwe shock to the system. Over de effecten van de mondiale coronacrisis op het sociale, economische en politieke bestel is al veel geschreven. Terugblikkend zal men het hebben over een periode BC (Before Corona) en een periode AC (After Corona). AC, of de échte 21ste eeuw, als je wil, kondigt zich aan als een survival of the fittest. De nationale overheden zullen alles op alles zetten om de economische en sociale schade te beperken.

Creativiteit in crisistijd

De impact op de kunsten, normaal al geen politieke prioriteit, zal enorm zijn. Erkende kunstorganisaties, die het voordien al moeilijk hadden, vallen in het tijdperk van de wederopbouw terug op afgekalfde subsidies. Onder de kunstgalerieën, kunstbeurzen en niet gesubsidieerde kunstorganisaties zal een natuurlijke selectie plaatsvinden. Zelfstandige kunstenaars en culturele werkers zien hun werkveld en afzetgebied gedecimeerd. Onbeperkte internationale mobiliteit van kunstenaars, organisatoren en kunstpubliek wordt een droom uit het verleden. Deze kaalslag van de kunsten tekent zich momenteel af.

Voorlopig heeft het kunstonderwijs zich flink uit de slag getrokken. Toen de sluiting van de scholen werd afgeroepen, schakelden de kunsthogescholen meteen over op afstandsonderwijs. Voor de theorievakken was dit relatief eenvoudig, maar de kunstvakken zorgden voor uitdagingen – denk aan collectieve kunstpraktijken als acteren, dansen, musiceren, regisseren en aan materiële kunstvormen als schilderen, beeldhouwen, grafiek en installaties maken of juwelen en kleding ontwerpen. Die uitdagingen werden en worden met enthousiasme aangegaan.

Een academie zonder ateliers en een conservatorium zonder repetitieruimtes: het biedt interessante pedagogische en artistieke mogelijkheden.

De heersende attitude is er een van ‘we zijn creatief dus we lossen dit wel op’. Een academie zonder ateliers en een conservatorium zonder repetitieruimtes: het is eens wat anders en het biedt interessante pedagogische en artistieke mogelijkheden. Studenten ontdekken het creatieve potentieel van hun thuisbasis en van materialen en thema’s die ze voordien misschien onbruikbaar achtten. Docenten begeleiden op afstand, benutten digitale leeromgevingen en exploreren virtuele presentatievormen. Dit alles maakt het kunstonderwijs zeker wendbaarder en weerbaarder dan voordien. Nu is ook het moment om de manieren waarop kunstscholen hier wereldwijd mee omgaan te delen en te leren van elkaar.

Maar dit gedwongen out of the box denken hoeft niet veel langer te duren. De fysieke afstand tussen studenten onderling, en tussen studenten en docenten creëert na verloop van tijd ook een emotionele afstand. Informele ontmoetingen, onvoorziene samenwerkingen en spontane initiatieven beperken zich momenteel tot het digitale. Niettegenstaande de vele contactmomenten loert sociaal isolement om de hoek, zeker bij buitenlandse studenten die hier verblijven.

De behoefte aan persoonlijk contact tussen kunststudenten en -docenten is groot en het atelier of de repetitieruimte als werk-, denk- en ontmoetingsplek is onvervangbaar.

De behoefte aan persoonlijk contact tussen kunststudenten en -docenten is groot en het atelier of de repetitieruimte als werk-, denk- en ontmoetingsplek is onvervangbaar. De uitwisseling van ervaringen en ideeën, de persoonlijke begeleiding van artistieke en creatieve processen en de evaluatie daarvan verlopen soepeler en aangenamer via directe interpersoonlijke contacten. Uiteindelijk is net het sociale, fysieke en materiële aspect van het kunstonderwijs vaak de reden waarom jonge mensen ervoor kiezen.

Kunstenveld of slagveld?

De grootste uitdaging is echter van een geheel andere aard. De coronacrisis dwingt ons tot introspectie. Want wanneer de samenleving en de kunstwereld fundamenteel veranderen, dient ook het kunstonderwijs zich te bezinnen. Bereiden onze huidige programma’s de jonge kunstenaar wel voor op de nieuwe realiteit van een post-coronakunstenslagveld? Ook het internationale weefsel van kunstorganisaties, concertruimtes, kunstmusea, theaterpodia, galerieën, tijdschriften, uitgevers, verzamelaars en opdrachtgevers, om maar van subsidiërende overheden te zwijgen, zal grote gaten vertonen. Het herstel gaat tijd vergen en wellicht een ander kunstenlandschap opleveren.

Wanneer de samenleving en de kunstwereld fundamenteel veranderen, dient ook het kunstonderwijs zich te bezinnen.

De kunstenaar van morgen moet én zichzelf redden én de kunstwereld reorganiseren. Naast artistieke en technische vaardigheden zullen cognitieve, communicatieve en organisatorische skills aan belang winnen, net als inzichten op het vlak van ethiek, inclusie en duurzaamheid. Zelfredzaamheid en zelforganisatie zijn onmisbare competenties voor de toekomstige kunstenaar, net als passionele gedrevenheid, sociaal bewustzijn en een attitude van generositeit. In welke mate zetten de kunstscholen van nu daar reeds op in?

Verschillende kunsthogescholen begonnen al eerder nieuwe vakken en initiatieven op te starten om jonge kunstenaars klaar te stomen voor deze uitdagingen. Zo waren we in de Antwerpse Academie al een tijdje begaan met Do It Yourself en Do It Together strategieën door onze studenten met diverse kunstenaarscollectieven aan de slag te laten gaan en onze vertrouwde werkvormen daardoor met andere ogen te bekijken.

Het was een interessant experiment, maar blijkt nu meer dan dat. Zelforganisatie is geen hip alternatief meer, maar wordt een basisvoorwaarde om professioneel te overleven en het voortouw te nemen in nieuwe ontwikkelingen.

Met een kunstmarkt die haar wonden likt en kunstorganisaties die zichzelf moeten heruitvinden, is dat werkveld trouwens deels terra incognita.

Een vlotte doorstroming van afgestudeerde Masters in de kunsten naar het werkveld was altijd al een aandachtspunt, maar zal na de huidige crisis nog meer expertise en creativiteit vergen. Met een kunstmarkt die haar wonden likt en kunstorganisaties die zichzelf moeten heruitvinden, is dat werkveld trouwens deels terra incognita. Het kunstonderwijs zal zijn plaats in dat nieuwe landschap moeten bepalen en zich volop toeleggen op samenwerkingen met de andere actoren.

Urgentie dwingt tot essentie. We zullen bepaalde denk- en verwachtingspatronen moeten loslaten en ons aan nieuwe situaties moeten aanpassen. In tijden van onzekerheid is adaptiviteit van levensbelang. Dat geldt voor de samenleving, voor de kunstenaar, en dus ook voor de kunstscholen. Het kunstonderwijs AC zal zijn studenten moeten klaarstomen voor een samenleving die een enorme behoefte heeft aan kunst, maar daar de eerste tijd niet veel voor over zal hebben. Artistieke toenadering in tijden van social distancing: is dit de voorbode van een nieuwe avant-garde?