Hoe spreken over muziek?
Door Emmanuel van der Beek, op Thu Mar 08 2018 23:00:00 GMT+0000In zijn boek Klank belooft filosoof Tomas Serrien ons een methode om over muziek na te denken, te spreken en te schrijven. Daarvoor moeten we al onze voorkennis tussen haakjes zetten en focussen op de ervaring zelf. Pas zo kan je, aldus de auteur, tot de essentie van muziek komen. Daarmee weerklinkt een noodzakelijke stem voor toegankelijkheid in ons huidige muzieklandschap. Maar laat Serriens reductie van muziek tot pure ervaring nog wel ruimte voor grondige kritiek?
Hoe geef je woorden aan muziek, misschien wel de meest vluchtige en ongrijpbare van alle kunstvormen? Die vraag onderzocht Tomas Serrien in een masterproef waarvoor hij in 2015 de Geert Grote Pen won. Nu is zijn boek Klank uit, waarin de jonge filosoof zijn bevindingen verder uitspit en voor een breder publiek toegankelijk maakt.
Klank is geen lijvig filosofisch traktaat geworden, wel een toegankelijke bundel inzichten over klank, als een zoektocht naar de muzikale ervaring, want daarin ligt volgens Serrien de essentie van muziek. In zijn eerste hoofdstuk bouwt hij een methode op waarmee hij in de rest van het boek de ervaring binnenstebuiten keert.
Abstractie en visualisatie gijzelen ons denken, dat is Serriens uitgangspunt.
In korte en bevattelijke alinea’s en aan de hand van concrete voorbeelden onderzoekt hij niet alleen zijn eigen ervaringen, maar doorkruist hij ook een bibliotheek van auteurs die zich gelijkaardige vragen hebben gesteld. Interviews met drie (bijna) dove mensen leren ons dat de muzikale ervaring misschien wel veel verder reikt dan we vermoeden.
Leve onze dagelijkse ervaring
Abstractie en visualisatie gijzelen ons denken, dat is Serriens uitgangspunt. Die manier van denken is niet nieuw. De oude Grieken waren er al van overtuigd dat je tot kennis komt door aandachtig te kijken. Sinds de verlichting is dat bijna een dogma geworden: alleen nauwkeurige observatie leidt tot betrouwbaar inzicht. In de hedendaagse muziekwetenschap wordt daarom een slotakkoord in do een spectrogram op papier, een spannende modulatie een met fluo bekladde partituur, een muzikale ervaring een set oplichtende hersendelen op een MRI-scan. Uittekenen en berekenen: zo wordt muziek vandaag benaderd.
Daartegenover plaatst Tomas Serrien een broodnodig pleidooi voor de herwaardering van de ervaring in ons denken over muziek. In een wereld waarin het wetenschappelijke denken de boventoon voert, lijkt de alledaagse ervaring niet meer van tel om tot kennis te komen over de wereld rondom ons. Toch is het in die ervaring, betoogt Serrien, dat we de essentie van de dingen kunnen vinden.

Daarmee sluit Serrien zich expliciet aan bij de fenomenologische traditie. Edmund Husserl, grondlegger van die traditie en zelf een notoir wiskundige, zag een eeuw geleden al de wetenschap in ijltempo vooruitgang boeken, maar aan dezelfde snelheid ook elk contact met de dagelijkse leefwereld verliezen. Hoe meer de wetenschap de werkelijkheid leek te doorgronden, des te minder leek ze te kunnen zeggen over wat we elke dag ervaren.
Husserl betoogde dat we ons moeten focussen op het enige ontwijfelbare uitgangspunt: onze alledaagse betrokkenheid op de dingen rondom ons (de fenomenen). Om daartoe te komen moeten we al onze voorkennis minstens tijdelijk opzijschuiven. We moeten ons niet concentreren op de dingen, maar op ons bewustzijn van de dingen. Of nog: in eerste instantie moeten we het hebben over onze ervaringen.
Dat is de reden waarom ik een prof ooit hoorde zeggen dat de fenomenologie voor veel studenten een verademing is. Eindelijk concentreert de filosofie zich op datgene wat we allemaal kennen: het alledaagse contact met de wereld. Ik zag de aula toen instemmend knikken. Toch is een focus op de ervaring helemaal niet evident. Ook wie niet als fysicus is opgeleid, bekijkt de wereld door een wetenschappelijke bril. Het vraagt wel wat om die bril af te zetten.
Beter luisteren tegen de klok
Dat is nochtans precies wat Tomas Serrien beoogt in Klank: onze voorkennis tussen haakjes zetten (de Duitse fenomenologen hadden daar een prachtig woord voor: einklammern) en zich concentreren op de ervaring. Door die zorgvuldig en met zo weinig mogelijk extra informatie te beschrijven, wil hij bepaalde structuren ontdekken. Daarin ligt volgens hem de essentie van muziek. Door die missie stap voor stap uit te zetten, slaagt hij erin om ons tegen het einde van zijn boek te doordringen van zijn overtuiging: met een beschrijving van de muzikale ervaring kunnen we misschien wel meer dan met een MRI-scan van de hersenen van een Bach-liefhebber.
We hebben nood aan een vernieuwde focus op de klanken rondom ons.
Een mooie passage is die waarin Serrien de ruimtelijke structuur van onze muzikale ervaring beschrijft. Als je geconcentreerd naar muziek luistert, lijken de muzikale lijnen zich als het ware in de ruimte te ontwikkelen. De melodieën trekken paden door de ruimte, vormen rechte of net heel grimmige lijnen, terwijl de drumbeat aan de muzikale oppervlakte een bepaalde textuur geeft. Zulke beschrijvingen kunnen een muzikale lijn tot op zekere hoogte in woorden vatten, maar tegelijk botst Serrien hier al op de grens van wat de taal aankan: ook in een zuivere beschrijving van de ervaring blijken visuele metaforen moeilijk te omzeilen.
Toch slaagt Serrien erin de structuren van onze ervaring inzichtelijk te maken met concrete muzikale voorbeelden. Zijn woorden worden dan een leidraad om zelf het sluimerende landschap te ontdekken in de soundtrack van Prisoners (Jóhann Jóhannsson) of om mee de muziekoppervlakten te ontwaren in de Toccata en fuga in D-moll van Johann Sebastian Bach. Zulke voorbeelden, op de juiste momenten ingepast in het betoog, helpen ons de leegtes op te vullen die de beschrijvingen achterlaten.
Meermaals leest Klank als een pleidooi voor een andere (en betere) muzikale beleving. In een gehaaste samenleving is er geen ruimte meer voor een intense muzikale ervaring. Nochtans, stelt Serrien, is muziek een ideale manier om de kloktijd te vergeten en je volledig onder te dompelen in de bubbel van het moment. In een tijd waarin het visuele ook onze dagelijkse bezigheden beheerst, is het meer dan eens nodig is weer te leren luisteren.
Dat maakt van Klank nog geen Luisteren voor dummy’s, maar de boodschap is wel duidelijk: we hebben nood aan een vernieuwde focus op de klanken rondom ons. Daarom voegt Serrien ook een afspeellijst toe aan het boek: Klank lees je liefst met koptelefoon. Dat die afspeellijst bestaat uit videoclips op YouTube is best ironisch. Toont Serrien zo het failliet van onze muzikale beleving?

Iedereen zijn eigen oor?
Het grootste probleem waar Serrien in zijn zoektocht mee te kampen krijgt, is het subjectieve karakter van de ervaring. De fenomenologie (en in haar voetsporen ook Serrien) had zich nochtans als doel gesteld een strenge wetenschap te zijn en dat betekent zeker ook: algemeen geldende uitspraken doen. Als het op ervaringen aankomt, is dat niet vanzelfsprekend. Want hoe kunnen we ooit weten of ieder van ons muziek ervaart als een bepaalde ruimte met lijnen en textuur?
Serrien doet ons inzien dat veel ervaringen inderdaad bij elk van ons voorkomen, maar op een bepaald moment bezwijkt ook zijn theorie onder het gewicht van de subjectiviteit. Met name hoe emoties en herinneringen verankerd zijn in muziek blijkt steeds weer contextgebonden en persoonsafhankelijk. Met ongeoorloofde veralgemeningen komen we nergens, vindt Serrien, en het zou niet wenselijk zijn de complexiteit van de ervaring bij elk van ons te reduceren tot iets algemeens. Op de keper beschouwd is de ervaring toch een subjectieve aangelegenheid.
De ene luisterervaring is niet meer waard dan de andere.
Dat hoeft op zich helemaal geen probleem te zijn. Voor Serrien is dat zelfs het argument om een behartenswaardige conclusie te formuleren: muziek is een betekenis die iedereen anders ervaart en, nog belangrijker, de ene ervaring is niet meer waard dan de andere. Klank is doordrongen van de idee dat alle soorten muziek voor iedereen toegankelijk zijn. Dat zie je al in één oogopslag: de luisterlijst gaat van Bach over Cage tot Jebroer.
Serrien schrijft in een stijl die alles zo helder mogelijk weergeeft, ook de moeilijke gedachtegangen die eigen zijn aan de fenomenologie. Alleen slaat de balans soms door: zoekend naar een juiste toon klinken sommige formuleringen wat knullig, zeker in de nogal letterlijk uitgeschreven interviews (‘Interessant, zeg ik verwonderd’) en de concertbeschrijvingen in de eerste persoon (‘Ik bevond me in het gezelschap van goede vrienden (…) Een once in a lifetime experience’).
Bovendien lezen in een reis door een veelheid aan interessante gedachten niet alle uitstapjes even relevant. Serrien laveert wel door een rijke bibliotheek en delft interessante werken op, maar vaak ontbreekt de ruimte om de gedachten grondig uit te werken. Vergankelijkheid in muziek is een lastig thema om in twee alinea’s te bespreken.
De noodzaak van een programmaboek
Nochtans is Serriens pleidooi essentieel. De conclusie dat elke muzikale ervaring even belangrijk is, mag dan wel stroperig klinken, ze is uitermate belangrijk. Want hoewel weinig mensen ze zullen tegenspreken, meen ik dat de consequentie ervan vreemd genoeg veel minder ingeburgerd is. Nog steeds overheerst de idee dat je, om van bepaalde muziekstukken te kunnen genieten, vooral veel moet weten over de muzikanten, de componist, de context waarin het werk tot stand is gekomen of de stijl waarin het stuk is geschreven.

In ons muzieklandschap leeft nog altijd de idee dat je moeilijke muziek maar kan begrijpen als je er iets over hebt gelezen. Niet alleen programmatoren en uitvoerders, ook luisteraars zelf lijken ervan overtuigd dat je eerst naar het naambordje moet kijken voor je een blik kan werpen op het schilderij. Het is een neiging waartegen ook ikzelf me steeds weer moet verzetten.
Hoe langer ik probeer vrienden ertoe aan te sporen de nichewereld van de renaissancemuziek of die van de hedendaagse klassieke muziek te betreden, des te meer krijg ik inderdaad de indruk dat hun weerstand niet zozeer een koudwatervrees is voor de muziek zelf, maar wel voor de bergen voorkennis die je nodig zou hebben om te genieten van Clemens non Papa of Brewaeys.
Toegegeven, het helpt wel om thuis te zijn in een bepaalde stroming. Wie Mozart kent, zal Haydn sneller waarderen. Herkenning en herinnering spelen een cruciale rol in de appreciatie van muziek. Maar wat Serrien probeert te doen, werkt helemaal anders. Door Mozart en Russolo en Pink Floyd in één lijst te gooien, en eigenlijk maar weinig te zeggen over de culturele achtergrond van hun muziek, zegt hij: ook zonder iets te weten over de muzikanten kan je helemaal meegesleurd worden in hun klanken.
Serriens duik in de muzikale ervaring is nodig, omdat ze kan ons leren dat alle muziek toegankelijk is.
Die herwaardering van de muzikale ervaring kan volgens mij de drempel naar nichemuziek verlagen. Dat vereist niet alleen dat organisatoren en musici ervan overtuigd raken dat moeilijke muziek ook kan zonder woordje tussendoor, maar ook dat luisteraars weten dat hun beleving, vanuit een geschoolde achtergrond of niet, de moeite is. Daarom is Serriens duik in de muzikale ervaring zo nodig: ze kan ons leren dat alle muziek toegankelijk is.
Dansen over architectuur
Eén cruciale vraag blijft wel hangen. Helpt de focus op ervaring ons uiteindelijk om muziek onder woorden te brengen, zoals Klank beoogt? Serrien doet verdienstelijke pogingen om liedjes in enkele zinnen neer te pennen, maar die beschrijvingen komen vaak niet verder dan algemene zinnen. Daarmee lijkt de auteur te bevestigen wat hij in het boek meermaals expliciet benoemt: concrete muziek in woorden vertalen blijft verdomd lastig. En zelfs al zou je erin slagen de ervaring nauwkeurig en helder te formuleren, blijft de vraag: wat weet je dan over de muziek zélf?

Dat alles werpt een lastige kwestie op: is een beschrijving van de muzikale ervaring wel relevant om te spreken en te schrijven over muziek? Ik zou durven stellen dat het een noodzakelijke eerste stap is, maar ook niet meer dan dat. Want al met al levert de focus op de ervaring ons niet echt een manier om een liedje te beschrijven. Misschien hoeft dat ook niet, want zoals Serrien zelf aangeeft: muziek moet je gewoon beluisteren. Bij het boek heb je de koptelefoon gewoon nodig.
Kunnen we nog wel een recensie schrijven die over meer gaat dan de persoonlijke ervaring?
Daaruit concluderen dat we niets waardevols over muziek kunnen zeggen zou echter al te makkelijk zijn. Dat praten over muziek zoveel is als dansen over architectuur is moeilijk vol te houden. Maar één fundamentele vraag blijft wel op tafel liggen na het lezen van Klank. Als muziek gereduceerd is tot de individuele ervaring ervan, kunnen we dan nog wel iets zeggen wat de beleving overstijgt? Kunnen we nog wel een recensie schrijven die over meer gaat dan de persoonlijke ervaring?
Kunst vertrekt vanuit de ervaring, daar kom je niet onderuit. Een schilderij zonder toeschouwer heeft geen zin, muziek krijgt pas betekenis, zegt ook Serrien, als je ernaar luistert. Maar er is meer. Wie schrijft, denkt en praat over kunst en muziek moet op een bepaald moment de ervaring loslaten en een groter plaatje bekijken. Schrijven over muziek heeft pas echt zin als ze individuele ervaringen aan elkaar kan koppelen, als ze kan uitnodigen op een andere manier een liedje te beluisteren, als ze een ervaring misschien weet te verbinden met een maatschappelijke tendens.
Focussen op beleving is de eerste stap, maar daarna moeten we de haakjes rond onze andere kennis weer weghalen, zodat we het kunnen hebben over méér dan een ervaring. Dat is de essentie van schrijven over muziek.