Hoe beter de dans, hoe moeilijker te fotograferen
Door Wouter Hillaert, Inge Henneman, op Thu Aug 25 2011 16:07:08 GMT+0000Al bijna dertig jaar fotografeert Herman Sorgeloos de choreografieën van Anne Teresa De Keersmaeker. Nog nooit, bekennen ze, hebben ze met elkaar over die samenwerking gepraat. Wat ze bij elkaar vinden? Wat een goeie dansfoto is? Het gebeurt gewoon: de een beweegt of doet bewegen, de ander bevriest die beweging weer. En toch. De beelden die de wereld van Rosas te zien krijgt, volgen een paar scherpe principes.
In het vergaderkamertje naast het kantoor van Anne Teresa De Keersmaeker, op het Rosas-hoofdkwartier in Vorst, hangt precies één foto. Hij komt uit de voorstelling Verkommenes Ufer / Medeamaterial / Landschaft mit Argonauten (1987). Je ziet een man, een vrouw, geen gezichten. Rond een stoel omhelzen beide figuren elkaar, of doen daartoe een poging. Dit is geen huiselijke situatie, noch de betrappende onthulling van paparazzi. Nee, deze omhelzing bekent zich duidelijk als scenisch, als kunst. Deze man en deze vrouw laten zich zien, al zijn ze zich compleet niet bewust van net dit beeld. De foto is geen stolling, geen geëtaleerd theater. Wel een glimp van een doorgaande beweging: het is even gaan zitten zonder te gaan zitten. Maar wat het beeld vooral typeert, is de verhouding van de fotograaf tot zijn onderwerp. Herman Sorgeloos zoekt geen toenadering. De omhelzing gebeurt buiten hem om, blijft iets tussen deze twee mensen. Tegelijk is zijn foto zoveel meer dan een dode observatie van hun verhouding. De spanning die zij ervaren, is vorm geworden. Compositie.
‘Ik werk met Herman om zijn combinatie van eenvoud, helderheid en het beeld niet willen manipuleren. Hij hanteert een cadrage die je ‘valselijk objectief’ kan noemen, maar die ook wars is van elk effectbejag. Dat geeft een egobescheidenheid die ik erg apprecieer.’
Anne Teresa De Keersmaeker leerde Herman Sorgeloos kennen in 1983, toen Hugo De Greef van het Kaaitheaterfestival hem naar voren schoof om foto’s te komen maken tijdens de repetities van Rosas danst Rosas. Sorgeloos was toen de fotograaf van Jan Decorte, die ook in het festival optrad. ‘Maar officieel is onze samenwerking pas begonnen met Elena’s Aria, in 1984’, zegt Sorgeloos. Al studeerde hij fotografie aan Sint-Lukas Brussel, en leerde hij de podiumkunsten kennen als fotograaf, vandaag noemt hij zich niet langer zo. ‘Ik ben geen fotograaf, ik maak foto’s.’ Fotograferen is voor Sorgeloos immers geen fulltime bezigheid. Hij verzorgt bij theatermakers als Josse De Pauw, Jan Ritsema of Peeping Tom ook het licht of het decor, geeft visueel mee vorm aan voorstellingen. Lang deed hij dat ook bij Rosas, als vast lid van het gezelschap. ‘Wat is dat dan, je beroep? Ik zeg altijd: ik ben bricoleur. Ik werk met mijn handen. Ik doe een beetje van alles.’ Niet alleen daarom praat Sorgeloos zelden over zijn foto’s. ‘Het is ook mijn stellige overtuiging dat ik er zelf geen enkele verdienste aan heb. Het zijn de dansers die al het werk doen. Ik ben niet meer dan hun eenvoudige dienaar.’
‘Anne Teresa is eigenlijk een architecte, mensen vergeten dat. Wat ik doe – al klinkt dat misschien wat pretentieus - is die architectuur proberen te zien.
Bewegende bouwsels
Ooit legde Dirk Lauwaert het verschil tussen theater- en dansfotografie uit vanuit de ruimte die de performer betreedt. Terwijl die ruimte voor de acteur gewoon een rekwisiet is, vormt ze voor de danser het eigenlijke probleem. De danser schept, puur met zijn lichaam, zijn eigen ruimte. In feite valt zijn dans ook van alle kanten te bekijken: er is – in tegenstelling tot het meeste theater – niet één vast gezichtpunt. ‘Men kan zeggen dat theater tweedimensionaal werkt, dat de dans daarentegen als een sculptuur is.’ Volgens Lauwaert kan een fotograaf van dans dan ook geen ‘toeschouwer in een zetel’ blijven. Hij moet ook zelf bewegen. ‘De dansfotografie is het ideaal van alle fotografie in deze (twintigste) eeuw: het Eldorado van een fotografie die niet de pose creëert, maar de beweging achtervolgt.’
Voor De Keersmaeker blijft dansfotografie toch iets contradictoirs hebben. ‘Dans is in zijn essentie ‘the art of movement’, terwijl fotografie per definitie neerkomt op fixeren. Niet toevallig zeggen ze wel eens: ‘hoe moeilijker om de dans te fotograferen, hoe beter de dans‘, of nog: ‘hoe mooier de foto’s die je ervan kan maken, hoe minder beweging.’ Als één danser danst, gaat het nog. Maar bij een complexe contrapuntische textuur een bepaald soort objectiviteit nastreven – en dus geen flou artistique – is absoluut geen kinderspel. Je ziet bewegende architectuur en moet een moment vastprikken. Terwijl dansen neerkomt op tijd en ruimte organiseren, is fotografie het stilzetten van de tijd. De kunst van dans fotograferen is die ervaring van een tijdsverloop toch te blijven behouden in je gefixeerde beeld.’
‘Goede dansfotografen zijn dan ook schaars. Met Herman heb ik het voordeel dat we altijd een nauwe relatie hadden, omdat hij heel lang ook het decor ontwierp. Het was voortdurend samen denken over visuele aspecten: van de onmiddellijkheid van de voorstelling tot het beeld dat er finaal van doorgegeven werd.’
Zelf maakt Herman Sorgeloos geen onderscheid tussen dans en theater. Beide fotografeert hij principieel frontaal, vanuit het standpunt van de zaal. ‘Bij Anne Teresa zijn alle producties, behalve Small Hands, ook zo geconcipieerd. Van opzij fotograferen is dan misschien wel leuk, maar heeft weinig zin.’ Wel wil Sorgeloos op die frontale lijn altijd heen en weer kunnen lopen. Hoe en waarom, dat tekent hij in de lucht. ‘Hier een danser, hier een danser... Als ik hier sta, is het een ander beeld dan als ik hier sta. Ik moet heen en weer kunnen lopen om verhoudingen te kunnen zien.’ Het is de architectuur, de geometrie van de choreografie die Sorgeloos ook zelf tot bewegen dwingt. ‘Het gebeurt dat ik dan op Anne Teresa’s systeem ga werken, dat ik haar architectuur stoor.’ Maar de jongste tijd zijn het camera’s die de bewegingsvrijheid beperken. ‘Anne Teresa wil altijd een uitgebreide captatie van elke voorstelling, om achteraf een document te kunnen maken van begin tot eind. Zeker als zo’n camera centraal staat, kom je er moeilijk langs. YouTube is altijd present.’
Respectvolle afstand
Waar Sorgeloos en De Keersmaeker elkaar vooral in vinden, is hun overtuiging dat die architectuur van de voorstelling primeert op de eigen inbreng of interpretatie van wie ze in beeld brengt. ‘Ik maak enkel gebruik van de omstandigheden’, legt Sorgeloos uit. ‘Het licht is die van de voorstelling zelf, en ik fotografeer altijd in een rechte hoek, niet van boven- of onderuit.’ Zijn frontale benadering past in dezelfde optiek: fotografeer de voorstelling zoals ook het publiek ze te zien krijgt. Sterke zooms, zoekend naar het zweet van de dansers, zal je bij Sorgeloos dan ook niet vaak zien. Hij blijft op respectabele afstand en zoekt de eenvoud die hij zo waardeert bij William Eggleston, een van zijn favoriete fotografen. ‘Hermans grote bescheidenheid vormt precies de kracht van zijn foto’s’, knikt De Keersmaeker. ‘Er spreekt een soort van objectieve framing uit.’ Maar wat zich binnen dat frame afspeelt, moet wel blijven bewegen. ‘Het gaat altijd om een spanningsveld tussen afstand en nabijheid. Afstand om de ruimte en de compositie te verbeelden. Nabijheid om detail, expressie en emotional flesh te voelen. De ware natuur van een productie vatten is een delicate evenwichtsoefening.’
Sorgeloos valt haar bij. ‘Het heeft altijd met spanning te maken. Spanning tussen de ruimte en het lichaam, tussen de hoeveelheid leegte en de hoeveelheid massa. De dansers zijn daarbij allesbepalend. Wat je fotografeert, zijn bewegingen, mensen die op bepaalde plekken staan. Ik probeer daar op voorhand zicht op te krijgen, door eerst een paar repetities gewoon te komen kijken. Maar met mijn slechte geheugen is het bijna onmogelijk om een lijstje te maken: dan moet ik daar zijn, dan daar. Het liefste fotografeer ik alsof ik niets weet, en gewoon toekijk door de lens. Intuïtief voel je: er moet nog iets op de voorgrond, daar nog iets in het midden. En af en toe denk je: shit, nu had ik daar moeten staan.’
‘Ik moet wel opletten, denk ik soms, dat ik niet in een systeem verval, door altijd hetzelfde te doen. Daarom ga ik de jongste jaren toch iets korter bij de dansers staan, mee op het toneel. Gewoon uit goesting, eigenlijk. Ik wil het vastpakken, maar dat gaat niet.’
Collega-fotografen, veelal jonger en van de meer interpreterende strekking, snappen het niet. Hoe kan Sorgeloos bewust kiezen voor een documenterende benadering – de architectuur van de choreografie vangen zonder er zelf deel van te willen uitmaken – en toch zo’n sensibiliteit in zijn beelden behouden? Sorgeloos kent het antwoord ook niet. Het zit in zijn vinger, als hij op de knop drukt. ‘Ik beredeneer het niet, het gebeurt.’ Zo herinnert hij zich over de foto achter ons, ingekaderd aan de muur van het vergaderzaaltje, alleen nog de omstandigheden. ‘Het begon een beetje donker te worden. Op een bepaald moment stonden ze zo.’ Voor Sorgeloos geldt misschien wel hetzelfde als voor De Keersmaeker: hij maakt beelden omdat de grote woorden al aan anderen zijn uitgedeeld. Prachtig hoe beiden er samen naar zoeken.
Ecologie
Zo vroegen we de fotograaf wat hij door zijn lens heeft zien veranderen in het werk van de choreograaf. Sorgeloos antwoordt als handwerkman. ‘Je merkt bij Anne Teresa nu meer grote lege ruimtes die de spanning maken, soms met maar één iemand in. Dat maakt het voor mij lastiger, omdat je ook moet denken aan het resultaat: een lege ruimte met een klein figuurtje.’ De Keersmaeker zelf noemt haar denken over lichtgebruik de grootste evolutie. ‘In de laatste producties gebruik ik nog zo weinig mogelijk traditionele theaterbelichting. Ik zie van zo’n hele conduit de lumière steeds minder de noodzaak. En dat maakt het soms moeilijk om foto’s te maken, zo zonder emballage. Zeker omdat diezelfde beweging naar ecologische eenvoud zich tegelijk voltrok voor het decor. Nu verkies ik inderdaad echt de kale ruimte, en die verandert op elke plek waar we spelen. Maar je fotografeert toch altijd tegen iets, nee?’
In de eigenlijke fotoreeksen van het Rosas-repertoire zijn in de loop van die dertig jaar vooral de kleuren gewijzigd. In het collectieve geheugen danst de compagnie nog altijd in zwart en wit. Het verheldert de afgemeten geometrie van De Keersmaekers choreografieën, of toch zeker die van haar beginperiode. Zwart-wit past bij de fossiele beweging van dansfotografie, maakt het afgebeelde scherper en objectiever, en tegelijk zoveel sensitiever. ‘Ik had het liever ook bij zwart-witfotografie gehouden’, bekent De Keersmaeker. ‘Maar de druk van buitenaf om naar kleur te gaan, is te groot geworden. Kranten en theaters willen alles aantrekkelijker aanbieden aan hun publiek.’ Sorgeloos gaf toe, maar niet op. ‘Naast de eerste persfoto’s in kleur probeer ik ook de huidige voorstellingen nog steeds in zwart-wit te fotograferen, om de reeks te vervolledigen. Alleen loop ik nu wel al drie voorstellingen achter.’
‘Het visuele is in de gedrukte pers zo belangrijk geworden dat goede foto’s cruciaal zijn voor de aandacht die je nog krijgt. Je weet welke eisen ze stellen, soms anticipeer je daarop. It’s like dancing with it. Zolang je maar geen compromissen sluit waar je ongelukkig van wordt.’
De opvallendste strategie van Rosas is dat er uiterst spaarzaam wordt omgegaan met de openlijke verspreiding van beelden. Op de site van het gezelschap zijn Sorgeloos’ foto’s op twee handen te tellen. ‘Ik vind het belangrijker en strategischer om er vier beelden op te zetten die echt goed zijn, dan dat we een hele winkel in de uitverkoop zetten’, verklaart De Keersmaeker. ‘Ik zit maanden te werken – jij meer naar links, jij meer naar rechts – om het visuele aspect architecturaal en dramaturgisch juist te krijgen, en dan zou je dat zomaar weggeven? Dat is zou een contradictie zijn. Mensen moeten maar komen kijken, denk ik dan.’
De juiste klik
Volgens welke criteria die schaarse foto’s dan geselecteerd worden? ‘Ik doe de preselectie’, zegt Sorgeloos. ‘Want ik ben altijd erg gefrustreerd en ongelukkig als ik mijn foto’s de eerste keer te zien krijg. Je bent zoveel repetities gaan bekijken waar je iets van hebt proberen meenemen, maar boven de finale foto’s denk je toch altijd: pfff, dat kan toch niet?’ Het triëren gebeurt bij Sorgeloos net zo intuïtief als het fotograferen zelf. ‘Geen idee wat de gekozen foto’s typeert’, zegt hij. ‘Ze moeten minstens een beetje scherp zijn. Maar omdat ik technisch zeker niet de beste ben, constateer je soms dat je wel een goed beeld hebt, maar er niks mee kan aanvangen. Verder ben ik klassiek geschoold, dus het beeld moet in elk geval juist gevuld zijn, anders klopt het niet.’ De Keersmaeker knikt. ‘De foto’s moeten niet alleen compositorisch juist zitten, maar tegelijk ook de geest van de voorstelling ademen.’
‘Als choreograaf hou ik van de foto’s waarin je de spanning van de zwaartekracht voelt, waarin de verticaliteit eerder diagonaal overkomt, omdat je dan het moment voelt net voor een danser valt. Het is een spel met rotatie en gravitatie.’
Voor De Keersmaeker moet een goede dansfoto, als blijvend spoor van wat geweest is, zich dubbel verhouden tot de voorstelling. ‘Het is een foto die de dingen zonder manipulatie ontvouwt en openlegt, en tegelijk een geheim houdt, door ruimte te laten voor het verhaal dat niet verteld wordt. In al zijn objectiviteit geeft hij toch niet alles prijs. Het gaat om de scherpe grens die het frame trekt, maar ook om wat daarbuiten is gevallen. Daartussen moet een levende relatie blijven bestaan.’ De Keersmaeker wijst naar de foto aan de muur, waarop de gezichten van beide dansers afgesneden zijn. ‘Ook het beeld afsnijden is een architecturale daad: je maakt de keuze om het moment van de beweging niet tot zijn visuele voleinding te laten komen. Het suggereert continuïteit.’ Sorgeloos concretiseert. ‘Je merkt dat die man iets heeft met die vrouw, maar je weet niet goed wat. Eigenlijk is een goede foto puur lijnenspel.’
Zo is een van de favoriete foto’s van De Keersmaeker die uit de voorstelling ERTS (1992). Ze stoot erop terwijl ze aan het bladeren is door het fotoboek dat Rosas en Sorgeloos uitgaven in 1993. Je ziet een danseres op één hand horizontaal door de lucht wentelen, met achter zich een orkest. ‘Dit is een topfoto. Waarom? Omdat Cynthia (Loemij) heel mooi is, de compositie juist zit, en je van de voorstelling een beeld krijgt dat iedereen meteen kan lezen: het is dans, het is geen ballet, het is met live muziek. En op deze foto zie je een cruciale beweging in de voorstelling. Je voelt de dynamiek van die beweging, de spanning van het lichaam, de mooie architectuur. En het beeld is niet geposeerd voor de camera.’ Dat laatste is wat dans onderscheidt van ballet. Ballet gaat om virtuositeit, ook bij de fotograaf. De dans van Rosas, en de foto’s ervan, ontvluchten die pose net.
De toekomst van het archief
Bijna dertig jaar hebben Herman Sorgeloos en Anne Teresa De Keersmaeker lief en leed, lijnen en dansende lichamen gedeeld. Maar intussen is er ook in hun samenwerking een en ander veranderd. Nu de fotograaf geen vast deel meer uitmaakt van het gezelschap, en De Keersmaeker ook met andere vormgevers werkt, heeft Sorgeloos niet langer het alleenrecht op de beeldvorming van Rosas. Kunstenaar Michel François maakte mee foto’s van The Song, en ook De Keersmaekers assistente Anne Van Aerschot gebruikt haar fotografieopleiding om het gezelschap achter de schermen in beeld te brengen. Dat heeft Sorgeloos nooit gedaan. ‘Vroeger ging dat gewoon niet, ik was altijd zelf aan het werk. Bovendien ga ik zelden met een camera op stap.’ Sorgeloos’ fotografie heeft zich altijd op de scène afgespeeld, ze valt ook volledig samen met de podiumkunsten. ‘Nu heb ik wel een klein digitaal toestel, en daar maak ik wel eens foto’s mee, maar als de kaart na een jaar vol is, delete ik alles weer.’ Ook portretten liggen hem niet, bekent hij. Het maakt van Sorgeloos, anders dan de meeste van zijn jongere collega’s, een dans- en theaterfotograaf pur sang. Hij is er ooit mee begonnen omdat hij theaterfotografie het leukste vond, en ook zijn laatste foto zal een theaterfoto zijn.
Concurrentie met de groeiende aandacht voor promotiefilmpjes in plaats van foto’s, voelt Sorgeloos niet. ‘Nu heeft iedereen op zijn website wel een link naar YouTube, en misschien zullen foto’s zelfs ooit verdwijnen, als kranten ook bewegende beelden gaan publiceren. Maar de still zal altijd blijven bestaan, zelfs al is het een beeld uit een film.’ Bovendien is ook de huidige staat van de Vlaamse dans- en theaterfotografie meer dan behoorlijk. ‘Begin de jaren 1980 bestond dit beroep amper, het was een hobby. Vandaag heb je een jongere generatie die er niet alleen professioneel mee kan omgaan, maar die het ook heel graag doet. En dat is uiteindelijk het belangrijkste. Ook de interesse van gezelschappen blijft groot.’
Meer zorgen baart de archivering van de samenwerking Sorgeloos-De Keersmaeker. Hun foto’s staan nu wat achteloos opgestapeld in een achterkamertje bij Rosas, waar het ook kan binnenregenen. Vele foto’s zijn vergeeld en stoffig. ‘Tja, twintig jaar geleden afgedrukt, en niet goed gespoeld, dan krijg je verzilvering’, zucht Sorgeloos. ‘Ik zou de hele reeks eens opnieuw willen afdrukken, maar het papier bestaat niet meer. En ik heb nog wel alle negatieven, maar die moeten ingescand worden, en dat is een hoop werk.’ Bij Rosas dient zich niet meteen iemand aan die dat kan doen, iedereen heeft zijn handen vol. ‘Misschien ga ik wat te licht om met dat groeiende geheugen’, erkent De Keersmaeker. ‘Maar we zijn zeker vragende partij om daar eens een project van te maken.’
‘Als ik af en toe foto’s van zoveel jaar geleden in handen heb, denk ik: ja, misschien zal iemand over vijftig jaar een aantal foto’s van Rosas willen bekijken en daar blij mee zijn.’
Voor de tentoonstelling op het Theaterfestival dacht Sorgeloos aan één enkele foto, op groot formaat. ‘Ik ben er het negatief van kwijtgespeeld, en dat is doodjammer, want het is een hele mooie foto van Anne Teresa uit Once, waar ze alleen op staat. Ze danste toen een heel klein beetje, alleen voor mij, want ik moest een foto maken. Ik was erg blij met het resultaat. Die ene foto balt voor mij het hele gezelschap samen.’