Heterotopische scholen
Door Hanne Janssens, op Wed Nov 26 2025 14:10:00 GMT+0000Een school kan een plek zijn waar vrijdenkers en dwarsliggers gevormd worden – mits ze haar heterotopische karakter durft uit te spelen. Hanne Janssens onderzoekt het potentieel van de Foucaultiaanse bemiddelingsruimtes: Het zijn afgebakende plaatsen die tegelijk weerspiegelen en ondergraven hoe de maatschappij werkt. De heterotopische school is er een die ambivalenties en anomalieën cultiveert. Maar tussen eindtermlogica en Smartschool-notificaties lijkt dat heterotopische karakter steeds meer te verdwijnen.
Telkens wanneer ik Michel Foucaults heterotopie-concept hoor vallen, denk ik aan de middelbare school waar ik mijn jeugd versleet – en dat is een compliment voor het dorpsschooltje. De gelijkenissen tussen mijn middelbare school (en de meeste andere schoolgebouwen) met Foucaults heterotopie zijn niet zo moeilijk te herkennen. In zijn essay Des espaces autres (1967) beschrijft Michel Foucault de heterotopie als een afgebakende plaats binnen onze samenleving met een eigen orde, rituelen, tijdsindeling, manieren van spreken en regels. Foucaults voorbeelden variëren van gevangenissen en begraafplaatsen tot vakantiedorpen, theater en bordelen. Ook scholen zijn zulke heterotopische plaatsen: ze vervullen hun specifieke rol in onze maatschappij (het opleiden en vormen van nieuwe burgers), spiegelen die samenleving, en stellen haar tegelijkertijd in vraag. Het kunnen plekken van ambivalentie en van mogelijkheden zijn – al had ik dat als tiener waarschijnlijk niet toegegeven.
De microkosmos van de school
Foucaults heterotopie kan verschillende (soms zelfs onverenigbare) ruimtes omvatten in één reële plaats. Ook een schoolgebouw is een samenraapsel van meerdere ruimtes: vaak kleurloze klassen, een sportzaal, een steriele refter, een speelplaats en soms zelfs sportvelden of een zwembad. Het gebouw is een microkosmos van talloze ruimtes die voor leerlingen en leerkrachten een logisch geheel vormen. Ik heb het zelf nooit vreemd gevonden dat de geluiden van de sportzaal het chemielokaal binnendrongen. Daarnaast hebben heterotopieën een eigen tijdsregime. Wanneer je de school binnenstapt vervalt de alledaagse tijdslijn. De dag is niet langer verdeeld in uren, maar in vijftig minuten durende lesblokken. Niet je eigen noden, maar de schoolbel bepaalt de plaspauzes, de rustmomenten en wanneer je mag eten en drinken. Een andere eigenschap van de schoolheterotopie is het feit dat ze een systeem van openen en sluiten vooropstelt, wat haar tegelijkertijd openbaar én exclusief maakt. Ook mijn dorpsschool kende die logica: ze was niet vrij toegankelijk, ook niet voor mijn leeftijdsgenoten die elders naar school gingen. En wie tijdens de lunchpauze een change of scenery zocht, had een pasje met een onflaterende foto nodig om daarvoor toestemming te krijgen.
Wanneer je de school binnenstapt vervalt de alledaagse tijdslijn. Niet je eigen noden, maar de schoolbel bepaalt de plaspauzes, de rustmomenten en wanneer je mag eten en drinken.
Heterotopieën staan natuurlijk steeds in relatie tot alle andere maatschappelijke ruimtes. Mijn katholieke dorpsschooltje was bijvoorbeeld verbonden met de kerk waar we de schooljaren begonnen en afsloten, met de dorpskern, het snoepwinkeltje waar de producten vaak vervallen waren, en het achterliggende klooster. Foucault stelt dat heterotopieën hier twee mogelijke rollen vervullen: enerzijds zijn er plaatsen van illusie, waarin de ‘gewone’ ruimte uitvergroot, zelfs illusoir wordt doordat de heterotopie contrast schept.
Als voorbeeld verwijst Foucault naar bordelen: een plek waar men de liefde schijnbaar vrij kan beleven en bedrijven, maar die juist blootlegt hoe seksualiteit in de rest van de samenleving gereguleerd en onderdrukt wordt. Anderzijds bestaan er plaatsen van compensatie, extra zorgvuldig geordende ruimtes die de wanorde of imperfecties van de samenleving zichtbaar maken. De orde en structuur die we in onze middelbare scholen zo krampachtig proberen te handhaven, maken ons gevoeliger voor de chaos buiten de schoolmuren. Zo zien we de buitenschoolse werkelijkheid kritischer en scherper. Welke functie een heterotopie heeft, hangt af van tijd en context: eenzelfde heterotopie kan voor verschillende groepen of periodes iets anders betekenen. Hoe mijn schooltje nu tegenover de kerk en het klooster staat, verschilt veel van hun relatie tijdens de beginperiode, toen de nonnen de school als lesgeefsters frequenteerden.
Een ideale school
Heterotopieën – en, idealiter, ook scholen – zijn ruimtes die de aanwezigheid van ambivalenties en anomalieën toestaan en cultiveren. Wat valt er als samenleving te winnen wanneer scholen de heterotopische ambivalenties productief weten te maken? En is dat in het huidige klimaat nog wel mogelijk? Als oud-leerkracht en nog-ouder-leerling, fantaseer ik soms over hoe zo’n school eruit kan zien. Jan Masschelein en Maarten Simons, verbonden aan het Laboratorium voor Educatie en Samenleving van de KU Leuven, dachten na over de vorm van de perfecte school. In hun in 2009 gepubliceerde artikel ‘De publieke betekenis van de school’ onderscheiden ze twee schoolversies: de school als toegangspoort, waar kinderen geprept worden om zich in te voegen in de bestaande samenleving, en de school als eigenlijke publieke ruimte, een plaats van scholè (vrije, niet-productieve tijd), die vrijheid tot (zelf)ontplooiing biedt en nieuwe inzichten mogelijk maakt. Dit tweede model herdefinieert het ‘schoolse leren’ als het beschikbaar maken van kennis en vaardigheden voor vrij gebruik, los van utilitaire of maatschappelijk opgelegde doelen. In dit tweede model, de school als publieke ruimte, herkennen Masschelein en Simons het heterotopische karakter: een plek waar men tijdelijk uit de bestaande orde kan stappen en kennis vrij, los van efficiëntielogica, kan verkennen.
Ik hoop dat leerkrachten zich niet altijd verplicht voelen om de weg met de minste weerstand te vinden, maar soms (morele) dilemma’s of controverses laten bestaan.
De heterotopische functie van de school is precair. Zodra de school ambiguïteit niet voldoende cultiveert, maar vooral inzet op het aanleren van ‘nuttige’ competenties voor de samenleving, gaat haar heterotopische karakter verloren. Als een klasdiscussie uitmondt in een conflict waarbij de verschillende participanten geen compromis vinden, kan dat ook vruchtbaar zijn. Ik hoop dat leerkrachten zich niet altijd verplicht voelen om de weg met de minste weerstand te vinden, maar soms (morele) dilemma’s of controverses laten bestaan.
Misschien is een werkelijk heterotopische school soms eerder utopisch. Het dorpsschooltje waar ik als tiener mijn zoektocht naar kennis begon, bood me ruimte om die kennis kritisch en relatief vrij te gebruiken. Zo leerde ik literaire teksten analyseren, om dan volledige passages naar eigen inzicht te herschrijven. Tegelijkertijd ergerde ik me aan de conformistische les- en evaluatiemethoden. Het had bijvoorbeeld vruchtbaarder kunnen zijn om meer dan één lesuur of meer dan één examenvraag aan het Belgische verleden in Congo te besteden. Burgers die de maatschappij in gaan zonder hun koningshuis en zijn verleden te bevragen, kunnen we missen.
Meten is controleren
Als ik aan het onderwijssysteem in Vlaanderen denk, twijfel ik of het heterotopische karakter van de school niet stilaan aan het verdwijnen is. Nu Smartschool en andere leerplatforms de leerlingen (en hun aanverwanten) ook na vier uur weten te bereiken, vervaagt het eigen tijdsregime van de school. Als je net voor het slapengaan een feedbackformulier kan verwachten, zijn les- en evaluatiemomenten niet langer afgebakend. Ik ben te oud om dit als leerling meegemaakt te hebben, maar ook als leerkracht vond ik die oneindige schooltijd behoorlijk stressvol. Bovendien tast moderne technologie het ruimtelijke, gesloten karakter van de schoolheterotopie aan. Het is natuurlijk niet de bedoeling om een leerling volledig van de alledaagse realiteit te vervreemden, maar ze wel moeten genoeg tijd en ruimte krijgen om zich volledig in de schoolse werkelijkheid onder te dompelen. Meer dan ooit sijpelen externe netwerken (vrienden van andere scholen en bemoeizuchtige ouders) de klasruimte binnen, grotendeels via de telefoons van scholieren.
De dreiging van een eventueel inspectiebezoek was genoeg om mijn vrijheid van lesinvulling in te perken.
Daarnaast lijkt de school steeds minder een plek waar we afstand nemen van de logica van nut en efficiëntie, waar we dingen zomaar ‘vrij’ kunnen bestuderen – precies zoals Masschelein en Simons voor hun heterotopische school voor ogen hebben. Het onderwijs wordt steeds vaker en steeds rigider afgestemd op de door de Vlaamse overheid opgestelde eindtermen en leerdoelen, die meetbare competenties vastleggen. Als leerkracht moest ik elke taak en werkvorm aan een specifieke eindterm koppelen om het (maatschappelijk) nut ervan aan te tonen. De dreiging van een eventueel inspectiebezoek was genoeg om mijn vrijheid van lesinvulling in te perken. Ook voor leerlingen is de vrijheid om te experimenteren met verworven kennis en vaardigheden soms ver te zoeken: deze school is geen plek van schòle meer, maar van meetbare en ‘nuttige’ output. In de eindtermen lijkt een tekst minder bedoeld om het wereldbeeld van leerlingen uit te dagen – laat staan om leesplezier te stimuleren – maar veeleer om ‘strategieën ter ondersteuning van informatieverwerking en communicatieve handelingen’ te verwerven en doelgericht in te zetten (eindterm 2.09). Dat de huidige schoolcultuur er een van toetsen is, zet het ‘vrije’ leren nog meer onder druk: leerlingen én scholen worden geëvalueerd – of afgerekend – op resultaten en doorstroom.
Braaf burgerschap
Dat die onbuigzame standaarden van bovenaf worden opgelegd, benadrukt het voornaamste doel van de huidige school: sociale integratie. Leerlingen worden klaargestoomd om zich te schikken naar de bestaande maatschappelijke orde. Meer nog, ze moeten die orde bevestigen, versterken en bestendigen. Op die manier leveren scholen enkel nog ‘brave burgers’ af.
Het klinkt alsof er ruimte is om maatschappelijke thema’s vrij te interpreteren en te bediscussiëren, maar vergis je niet: integratie (en dus uniformiteit) staat voorop.
Dat blijkt ook uit de eindtermen: er is een hele cluster met het label ‘Burgerschap’. Eindterm 07.04 luidt: ‘De leerlingen gaan geïnformeerd, beargumenteerd en constructief in dialoog over maatschappelijke thema’s.’ Het klinkt alsof er ruimte is om maatschappelijke thema’s vrij te interpreteren en te bediscussiëren, maar vergis je niet: integratie (en dus uniformiteit) staat voorop. Leerlingen kunnen dan wel reflecteren en discussiëren over diversiteit, individualiteit en belangenverschillen, maar echte conflicten worden systematisch vermeden. Wat in de context van de klas een conflict lijkt, blijft meestal bij een geënsceneerde oefening zonder echte frictie. In klasdebatten over bijvoorbeeld migratie of klimaat legt men doorgaans een strakke rolverdeling op (‘pro’ versus ‘contra’). Het ‘resultaat’ blijft artificieel en ordelijk, en eindigt vaak in een compromis. Het lijkt op vrij denken, maar dan wel binnen een op voorhand afgesproken kader. Verzoening en empathie zijn natuurlijk belangrijk, maar de hedendaagse school – die de eindtermen blindelings doorvoert – laat weinig ruimte voor het werkelijk subversieve, het afwijkende, het radicaal ter discussie stellen van burgerschap zelf. Daarmee komt ook mijn favoriete heterotopische eigenschap van de school onder druk te staan: de ruimte en de noodzaak voor ambivalentie en onenigheid.
Als liefhebber van het dissidente waardeer ik de kritische inzichten die een heterotopische school kan bieden. Het is een plek waar anders denken en handelen ruimte krijgt, waar ambitieuze financiële experts alsook anarchisten en kritische creatievelingen ontstaan. Maar in de hedendaagse onderwijspraktijk staan die kwaliteiten steeds meer onder druk. Willen we de subversieve, uitdagende kracht van zulke scholen behouden, dan moeten we ze minder begrijpen als machines die meetbare output produceren of als instellingen die enkel ‘draagkrachtige burgers’ klaarstomen voor onze maatschappij. Zo kweekt de eindtermlogica geen vrijdenkers, maar gewillige meelopers, met alle politiek-ideologische gevolgen van dien.