Het rapport van onze jongens

Door Nele Buyst, op Tue Nov 25 2025 10:08:00 GMT+0000

De zoon van dichter Nele Buyst is een van de vele jongens voor wie de schooltijd als een noodzakelijk kwaad aanvoelt. Met de belofte van een pak friet kreeg ze hem en enkele van zijn zeventienjarige vrienden zo ver om al knutselend en tekenend hun schoolcarrière te evalueren. Het werd een aandoenlijk leuke, maar ook ontnuchterende namiddag: deze jongens hebben veelal conformistische dromen, hadden op school vooral meer willen leren over geld en kijken op naar mannen die ‘hun zaken op orde’ hebben. Waar komt dat dominante beeld van mannelijkheid vandaan? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat jongens zich beter in hun vel voelen, in het onderwijs en ook daarbuiten?

Even recapituleren. Ik wilde een tekst schrijven die als vervolg kon dienen op een tekst die ik enkele jaren geleden schreef voor dit blad: ‘Kapitale vergissing, dissidente omwenteling’ (in: Zorgen, nr. 93, 2021-2022). Daarin nam ik Lara Staals voorstelling Dissident (NTGent, 2021) als aanleiding om het te hebben over de neoliberale newspeak in het onderwijs en stelde ik voor om onze mond te spoelen, onze taal te ontsmetten, het neoliberale paradigma te verbrijzelen en te vervangen door een paradigma van zorg. De neoliberale beleidstaal in een onderwijscontext was toen nog erg genoeg om me erover op te winden. De jaren kijken over hun schouder en lachen eens goed met die naïviteit.

Boys, boys, boys

Met dit vervolgstuk wilde ik het graag over jongens hebben. Dat deed Dissident niet expliciet, of eerder expliciet niet: tussen de vijf jongeren zat ook een vrouw, waardoor het stuk het stereotiepe beeld van de jongen als ‘probleemjongere’ bijstelde. Wel gaf de voorstelling indirect weer hoe groot het onevenwicht is: jongens kennen veel vaker dan andere jongeren een moeizame schoolcarrière. De expliciete focus op jongens kan daarom volgens mij net interessant zijn. (Hier hoort een opmerking te komen over niet essentialiseren of veralgemenen. Ik weet het.)

Mijn oudste zoon, net aan het laatste jaar middelbaar begonnen, laat zich zelden op enthousiasme betrappen als het op studeren of naar school gaan aankomt. Wanneer hij met zijn vrienden afspreekt en ik vraag waar ze over praten, gaat dat nooit over school. Hij weet amper welke richting ze volgen. Wanneer vrienden afstuderen, weet hij me niet te vertellen wat ze daarna gaan doen. Het is simpelweg geen onderwerp. Zegt het gedrag van mijn zoon en zijn vrienden iets over alle jongens? Natuurlijk niet. Maar ze zijn wel met velen, de jongens voor wie de schooltijd als een noodzakelijk kwaad aanvoelt, die helemaal afhaken, de jongens die er jaar na jaar met de hakken over de sloot door zijn, voor wie de hele schooltijd slepen is.

Ze zijn met velen, de jongens voor wie de schooltijd als een noodzakelijk kwaad aanvoelt, die helemaal afhaken, voor wie de hele schooltijd slepen is.

Op een zondagmiddag in het begin van september nodigde ik mijn zoon en vijf van zijn vrienden uit om hun schoolcarrière te evalueren. Zes zestien- en zeventienjarigen uit vier verschillende richtingen in zowel A- als B-stroom schoven aan aan de grote tafel in onze living. Alleen al dankzij de paniek in de ogen van mijn zeventienjarige toen zijn vrienden naar de kleurpotloden en stiften op tafel wezen en hij vroeg ‘Gaan we tekenen?’ was de samenkomst de moeite. (Ik had hem overigens niet in een val gelokt. Op voorhand legde ik meerdere keren uit wat de bedoeling was, maar een puberbrein heeft andere prioriteiten en de kleurpotloden bleken dan toch te verrassen.)

Foto: Nele Buyst

De paniek was nergens voor nodig. De jongens gingen heel vlot mee in het initiatief. De methode was als volgt: de jongens vouwden elk een zine waarin ze een antwoord formuleerden op enkele vragen die ik had voorbereid. Daarna deelden ze hun antwoorden en gingen we er samen over babbelen. Er was frisdrank en er waren nootjes om de sfeer te zetten, en dit waren de vragen:

  1. Je zit in het laatste jaar van het middelbaar onderwijs. Wat wil je zeker meenemen wanneer je de schoolbanken verlaat? Wat zijn de momenten die je gaat onthouden?

  2. Waar droom je van? Wat hoop je voor de toekomst?

  3. Waar ben je trots op?

  4. Is er een leerkracht aan wie je iets zou willen zeggen? Aan wie? En wat?

  5. Wat heb je niet geleerd dat je wel had willen leren?

  6. Heb je een voorbeeld? Iemand die je inspireert? Op wie je zou willen lijken?

  7. Wat is je favoriete plek op school?

Wat opvalt

Eerst en vooral: wat een aandoenlijk leuke namiddag hadden we. Geen van de jongens kwam op tijd. De eerste kwam twintig minuten te laat, verontschuldigde zich, dacht dat hij de laatste was, maar kwam nog steeds goed een half uur voor de volgende aan. De laatste arriveerde een half uur voor we klaar waren. Maar toen we eenmaal samen aan de tafel blaadjes zaten te vouwen en aan het schrijven en tekenen waren, ontstond er een concentratie die veel met plezier te maken heeft. S., een van de jongens die ooit in het kunstonderwijs had gezeten en nu binnenschrijnwerk en interieur volgt, maakte van zijn zine een heus stripverhaal. ‘Ik heb hier meer getekend dan in mijn hele schetsboek op de kunstschool.’ Het zineformat liet toe dat elk een eigen antwoord bedacht en noteerde, in woord of beeld, zonder de druk van peers. Het zorgde ervoor dat, op het moment dat de antwoorden gedeeld werden, die zonder verder nadenken konden worden uitgesproken.

Wat de antwoorden betreft:

  1. De herinneringen die blijven zijn vooral de activiteiten die weinig met het curriculum te maken hebben. Niet heel verrassend. De GWP’s (geïntegreerde werkperiodes, lees: uitstappen, reizen), de vrienden, sportvaardigheid, Frans, Engels, Duits, Spaans (handig voor op reis), grappige klasmomenten, het gevoel dat je krijgt wanneer je naar buiten wandelt na je laatste examen.

  2. Deze jongens hebben op het eerste gezicht relatief eenvoudige − en ook wel sterk conformistische − dromen: een mooi gezin, een leuk huis, een gezond leven, genoeg vrijheid, een kapperszaak. Of ja: ‘Een kapperszaak voor celebrities, waar veel geld verdiend kan worden om een dikke villa te betalen, waar binnenkort al werknemers aan het werk kunnen worden gezet, waardoor ik van het leven kan genieten.’ Ze spreken allemaal ook over ‘financiële vrijheid, genoeg activa, niet willen werken voor een baas’. Tieners rebels? Dat valt in dit groepje nogal mee. Of tegen.

  3. Wanneer ik hun vraag waar ze met betrekking tot hun schoolse loopbaan trots op zijn, moeten sommigen lachen. ‘Trots? School?’ Die twee woorden horen blijkbaar niet samen in een zin. Maar de meesten vinden met een beetje graven wel iets. Dat ze slagen, soms met moeite, soms met herexamens, soms met marge. Dat ze een beslissing namen die goed uitdraaide: het veranderen van school, bijvoorbeeld.

  4. Ook opvallend: vijf van de zes leerkrachten aan wie ze een bericht willen sturen zijn leraren, nochtans niet het overwicht in het lerarenkorps: om de expressieve manier waarop ze lesgeven, de sterke verhalen en hun vriendschappelijke houding. ‘Bedankt Dirk, voor de mooie woorden, de aangename lessen, de vele verhalen.’ ‘Beste Tom, door u keek ik echt uit naar de geschiedenisles. Ik kwam je lokaal binnen met een lach en ging buiten met een grotere.’ Ook mevrouw Sandra wordt bedankt: ‘voor je snoepjes wanneer ik op tijd kwam.’ Een oudere leerkracht wordt gevraagd om op te houden met zeuren en op pensioen te gaan. Mevrouw Janssen wordt eraan herinnerd dat ‘niet ieders leven om school draait’.

  5. Op de vraag waar ze graag meer over hadden willen leren, antwoorden ze een voor een dat ze meer willen weten over geld en hoe het werkt. Belastingen, sparen, investeren, verzekeringen, activa, financiële geletterdheid (dat ze die termen kennen!). Als ik hun vraag waarom, blijven de antwoorden nogal aan de oppervlakte: omdat dat belangrijk is in het leven. Wanneer ik doorvraag blijkt dat er nog dingen belangrijk zijn: het wereldnieuws bespreken, leren communiceren. Deze antwoorden komen links en rechts voor, na mijn (wanhopige) aandringen.

  6. Hun voorbeelden zijn vaak mannen die financieel hun zaken op orde hebben, jongens die zich uit lagere klassen hebben weten op te werken tot rijke ondernemers. En mannen die zich (naar mijn smaak op nogal groteske wijze) als pater familias op sociale media presenteren. Gespierde biceps houdt baby in de lucht. Namen die vallen zijn Tony Montana, fitfluencer Mo Bicep, motivational speaker, ondernemer en auteur van Rich Dad, Poor Dad Robert Kiyosaki, rapper Moha La Squale (om zijn muzikaal talent, niet zijn misbruik van vrouwen, wordt benadrukt). Een van de jongens kijkt − ontwapenend − op naar zijn vader.

  7. Hun favoriete plekken? De speelplaats, de zetels in de refter, de toiletten, de kluisjes. De plaatsen waar er kan worden rondgehangen, waar tijd ongecontroleerd is, waar ontmoetingen mogelijk zijn, waar soms een bommetje ontploft. Valt hier iets uit te leren dat we nog niet wisten?

Foto: Nele Buyst

€€€€€€

Echte mannen hebben spieren, dikke auto’s, verdienen veel geld en ‘heersen’. Er is al veel inkt over gevloeid, en toch is het schrikken wanneer die manosphere zo dichtbij komt. Het dominante beeld van mannelijkheid sijpelt van de hoogste politieke regionen via de diepste krochten van het internet onze huiskamers, onze kinderen binnen.

In een interview met de Brusselse rapper en leraar Jazz Brak in De Standaard (maart 2025) wordt hem gevraagd of zijn leerlingen gemotiveerd zijn. Zijn antwoord:

‘De vraag is: gemotiveerd voor wat? Want ze zijn zeer gemotiveerd om te werken, om geld te verdienen, om er goed uit te zien, om een mooie Mercedes te kunnen kopen, en om te maken dat hun ouders het goed hebben. Hoe minder je hebt, hoe groter de honger, heb ik al gemerkt. Velen onder hen doen bijvoorbeeld studentenjobs. Maar de motivatie om te studeren en een diploma te halen is er veel minder.’

Echte mannen hebben spieren, dikke auto’s, verdienen veel geld en ‘heersen’. Er is al veel inkt over gevloeid, en toch is het schrikken wanneer die manosphere zo dichtbij komt.

Waar komt dat vandaan? De neoliberale newspeak en the winner takes all-mentaliteit waar ik me enkele jaren geleden nog druk om maakte, heeft zich intussen ontpopt tot schaamteloos spierballengerol in de hoogste regionen van onze politiek (van Trump tot Arizona). Op huiskamerniveau heeft die cultuur de geesten zo overmeesterd dat ook (deze) tieners nog moeilijk buiten dat kader kunnen denken. Zelfs wanneer de jongens het misogyne geweld van influencers veroordelen, ontsnappen ze niet aan de invloedssfeer die uitgaat van het imperium van toxische politieke leiders en rijke ondernemers, dat zich online vertaalt in de beruchte manosphere, het versnipperde geheel van online content dat toxische ideeën van mannelijkheid en hardcore misogynie verspreidt.

In een wereld waarin menselijke verbinding vaak zoek is en velen zich tot het internet wenden om antwoorden te zoeken op legitieme vragen over gezondheid, financiële zorgen of relaties, is het interessant, en nodig, om te kijken naar wie de narratieven in die online ruimtes bepaalt. Het gaat om influencers die beweren dat bepaalde hedendaagse maatschappelijke veranderingen een bedreiging vormen voor de status en identiteit van jonge mannen. Vooral vrouwen en feministisch gedachtegoed zijn volgens hen de boosdoener. De influencers maken gebruik van een alarmistische (beeld-)taal die gevoelens van angst, boosheid en frustratie losmaakt en vertelt wat jonge mannen moeten doen om succesvol te zijn. Omdat ze geld verdienen met hun content en het algoritme extreme content beloont, krijgen we een exponentieel opbod van alsmaar extremere content. Zo worden jongens via zoekopdrachten die in eerste instantie onschuldig zijn, toch de manosphere in gefunneld, en krijgen ze een waaier aan waarden en normen geserveerd − van conservatief tot extreemrechts. Het is als ouder, opvoeder of leraar onmogelijk om daar in je eentje tegen op te boksen. Voor alle duidelijkheid: bij geen van de jongens rond mijn tafel hoor ik misogyne opmerkingen. Maar de light versie (als zoiets al bestaat) van toxische ideeën die circuleren binnen de manosphere, toont zich ook in dit groepje.

Recent onderzoek van Equimundo − een Amerikaanse organisatie die sociale gelijkheid wil bevorderen via positieve narratieven over mannelijkheid − laat zien dat de wortels van de crisis liggen in het gebrek aan verbinding. Twee derde van de mannen tussen 18 en 23 gaf in 2023 aan dat ‘niemand hen kent’. Andere noden waar de studie de vinger op legt, zijn (economische) stabiliteit, de mogelijkheid om je kwetsbaar te tonen en om een andere weg te bewandelen dan die van familiehoofd en kostwinner.

Wat te doen?

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat jongens zich beter in hun vel voelen, in het onderwijs en ook daarbuiten? Waar ligt het potentieel?

Eerst en vooral: bij de jongens zelf. Mijn zoon en zijn vrienden gaan in feite heel gemakkelijk het gesprek aan. Hun stoere masker – er stonden nooit eerder vier brommers voor mijn voordeur – laten ze al gauw zakken wanneer we samen beginnen te knutselen en te babbelen. Connectie ontstaat daar, rond de tafel. Zo’n momenten kunnen we vaker proberen op te zoeken.

Ten tweede: mannelijke mentoren. Wat ze aan hun leraar Dirk bewonderen, is niet in de eerste plaats dat hij zo helder IT kan uitleggen. Wel dat hij ervoor kiest om les te geven, met jongeren te werken, naast zijn andere job, en over die andere job geweldige verhalen deelt. Zorgzame mannen worden graag gezien, daarvan getuigen de dankberichtjes in hun zines.

Zorgzame mannen worden graag gezien, daarvan getuigen de dankberichtjes in de zines van de jongens.

Ten derde: hun interesses. Dat ze allemaal vooral willen bijleren over geld, vond ik een van de meest opvallende en ontnuchterende vaststellingen van deze namiddag. Maar wat je er ook van vindt, het biedt wel een ingang om met hen te spreken. Zo zijn ze allemaal van plan om, na de enthousiaste aanmoedigingen van een van de jongens, het boek van Kiyosaki te lezen. De jongen kreeg de tip van een rijke influencer op het autosalon. Wanneer ik er de catalogus van de Gentse bibliotheken op nasla, zie ik dat het boek overal is uitgeleend. Het is blijkbaar een hype die niet enkel in dit groepje leeft. Mijn zoon kreeg toestemming van zijn leerkracht Nederlands om het boek, vertaald naar het Nederlands in 2024, voor een lesopdracht te lezen. Nu zijn leesbevorderende strategieën en intrinsieke motivatie natuurlijk zinvol, maar misschien mogen leerkrachten toch een paar zacht dwingende aanwijzingen richting kritisch selecteren geven. (Ter info: in zijn debuut uit 1993, If You Want to Be Rich and Happy, Don't Go to School? pleit Kiyosaki ervoor dat ouders hun kinderen beter niet naar school, maar de vastgoedindustrie in kunnen sturen. Zijn Rich Dad Company ging failliet in 2012.)

Ten vierde: de influencers. Er zijn hele coole influencers die voor andere waarden staan. Omdat bovenstaand boek overal uitgeleend was, moesten we op zoek naar een ander. Op een late zondag in september hoorde ik tijdens een auteurslezing de Frans-Rwandese succesauteur en rapper Gaël Faye aan het woord over zijn recente boek Jacaranda (2024), een gevoelig werk over het intergenerationeel verwerken van de genocide tegen de Tutsi’s. Het publiek hing aan zijn lippen. Ik vertelde mijn zoon − een groot liefhebber van Franse hiphop − over de lezing. Hij zei: ‘Daar leer ik op school niks over’. Nu leest hij dit boek voor Nederlands.

Ten vijfde: initiatieven zoals die van Equimundo, die maatschappijbreed werken rond ideeën van mannelijkheid en ruimte creëren voor alternatieve invullingen, weg van de toxische ideeën. Zo lanceerde in Vlaanderen vzw Zijn het project ‘MoveMen’.

Het is dus, zoals zo vaak, maat- en precisiewerk, dat om tijd, aanwezigheid en aandacht vraagt. Op individueel niveau, maar meer nog: maatschappijbreed. Kunnen we het met onze jongens over onze jongens hebben? Nu kom ik toch terug bij die zorg uit. Dat, plus omkopen met burgers en friet.