Het Kunstendecreet of de verdeling van de schaarste

Door Bart Caron, op Thu May 05 2022 14:45:00 GMT+0000

Eind maart ontvingen de Vlaamse kunstorganisaties die een subsidieaanvraag hebben ingediend, een voorlopig advies van een beoordelingscommissie. Bart Caron ziet dat het beoordelingssysteem ‘perverse effecten’ veroorzaakt en roept op om het kunstenbudget te actualiseren. ‘Er is geen geld om alle waardevolle werkingen te honoreren.’

De behandeling van de subsidieaanvragen voor de kunstenorganisaties heeft de eerste horde genomen. Het was zoals met de hordenloop in de atletiek. Je moet er niet over geraken, je mag de horde omverlopen, als je maar in je baan blijft en aan de finish geraakt. Maar zo win je nooit want de hordenloop vereist zorgvuldige voorbereiding en uitvoering. Wie al over de eerste horde struikelt, heeft een groot probleem.

Er zijn preadviezen gegeven en de aanvragers konden daarop een beetje reageren. Een beetje maar, want het mocht enkel over feitelijke onjuistheden gaan. Men mag niet ingaan op de beoordeling zelf. Dat is jammer.

De preadviezen zijn niet publiek gemaakt. Ter bescherming van al wie geen goed rapport krijgt, is het argument. Begrijpelijk, niemand maakt zijn slecht rapport graag publiek. Er is evenmin een lijst bekendgemaakt van de algemene score van de indieners. Niet dat het zo complex is. Er zijn immers maar drie categorieën waarin een aanvrager geklasseerd kan worden: positief binnen budget, positief buiten budget en negatief. De twee meest extreme kwalificaties zijn duidelijk. Wie positief binnen budget krijgt, mag redelijk gerust zijn. Wie negatief krijgt, moet zeer ongerust worden. Wie positief buiten budget krijgt, mag ook ongerust worden, maar moet hopen dat er budget bij komt zodat de organisatie alsnog binnen het budget landt. Het wijst op een fundamenteel probleem in de procedure.

Je kan niet anders dan lezen dat er niet genoeg budget is om aan iedereen met een positieve beoordeling een subsidie toe te kennen.

Ik verklaar me nader. De score ‘positief’ betekent dat een organisatie goed werk levert en derhalve een subsidie verdient. Maar nu daaraan de kwalificatie ‘buiten budget’ is toegevoegd, kan je niet anders dan lezen dat er niet genoeg budget is om aan iedereen met een positieve beoordeling een subsidie toe te kennen. Het gelijkt een beetje op de beoordeling zoals toegepast in de vorige subsidieronde, toen de kwalificatie ‘goed’ vaak niet volstond om over de subsidielat te geraken. Het probleem is identiek: er is geen geld om alle waardevolle werkingen te honoreren.

Dat probleem komt terug bij elke subsidieronde – in principe om de vijf jaar. Het recente kunstendecreet probeert daar een mouw aan te passen, niet door het totale budget aan te passen, maar door een financieel beheersingsmechanisme in te voeren. Dat komt erop neer dat de verschillende beoordelingscommissies voor het lijstje van aanvragers die zij moeten beoordelen, een geplafonneerd budget toegewezen krijgen. De berekening van dat budget deed al heel wat stof opwaaien, maar houdt wel rekening met de subsidiebedragen uit de voorbije periode en de gevraagde subsidies, ook van nieuwe aanvragers. Straks daarover meer.

Het geërodeerde kunstenbudget

Eerst wil ik het kunstenbudget onder de loep nemen. Het bedraagt 193 miljoen euro. Dat bestaat voor het grootste deel uit de middelen voor het kunstendecreet (vnl. meerjarige subsidies, inclusief de kunstinstellingen, de projectsubsidies en beurzen). Je vindt er ook en de dotaties aan de fondsen (Vlaams Audiovisueel Fonds en Literatuur Vlaanderen). Ten slotte zitten in diezelfde pot ook subsidies zoals voor het beheer van de gebouwen van deSingel, het Kaaitheater enz.) en enkele nominatims. De grafiek hieronder toont de evolutie van de totale middelen voor de kunsten. De grafiek vertrekt in 2009, toen het kunstenbudget 168 miljoen euro bedroeg. Zo stond het in de begroting. Als we dat bedrag willen vertalen naar de huidige ‘waarde’, dan moeten we dat wel aanpassen met de gezondheidsindex. Dan komen we op een ‘waarde’ van 216 miljoen euro.

De besparingen snijden vanaf 2015 diep in de spieren.

De grafiek geeft vanaf 2014 de jaarlijkse bedragen weer. Ze illustreren goed de politieke afwegingen die toen gemaakt zijn. Maar eerst nog dit, vreemd genoeg stijgt het absolute bedrag voor de kunsten tussen 2009 en 2014. Raar, want in deze periode werd al in beperkte mate bespaard op de cultuurbudgetten. De stijging komt van het herstel van het bedrag voor de projectsubsidies en een opmerkelijke stijging van de jaarlijkse subsidie aan de Vlaamse Opera. Die stijgt in vijf jaar van 14 naar ruim 24 miljoen euro. In 2014 wordt het Ballet van Vlaanderen ingekanteld in de Vlaamse Opera, wat het budget omhoog duwt naar een som die groter is dan de samentelling van de (voorheen) aparte subsidies aan het Ballet en de Opera. Niet elke fusie heeft een besparend effect …

De besparingen snijden vanaf 2015 diep in de spieren. Er gaat dan 12 miljoen af van het budget voor kunsten, dat is minus 8%. De projectsubsidies worden met een derde verminderd en de kaasschaaf gaat over alle meerjarige subsidies. Hier voel je voor het eerst het onderscheid dat de regering aanbrengt tussen de grote instellingen (Vlaamse Kunstinstellingen) en de andere organisaties. De Vlaamse Kunstinstellingen moeten procentueel veel minder inleveren (2,5%) dan de andere decretale kunstenorganisaties (tot 7,5%). Het gehele cultuurbudget daalt tussen 2014 en 2016 met 63 miljoen, dat is een daling met niet minder dan 12,5 %.

Het lijkt erop dat je vandaag beter een film of een televisieserie kan maken dan een theaterproductie.

Voor de kunsten zien we een herstel vanaf 2016, voorzichtig weliswaar. Dan groeit de pot geleidelijk naar het bedrag van vandaag (193 miljoen). Het herstel komt vooral ten goede van de projectsubsidies (en de beurzen), maar ook van de fondsen (het Vlaams Audiovisueel Fonds en Literatuur Vlaanderen) die hun dotatie met zo’n 10 procent zien stijgen, vooral tussen 2015 en 2019. Dat de fondsen meer middelen krijgen, is niet zo verwonderlijk. Vlaanderen had en heeft een regering die de creatieve economie genegen is. Films en boeken zijn dé producten van een dergelijke economie. Deze politiek is vandaag nog steeds toonaangevend. Het lijkt erop dat je vandaag beter een film of een televisieserie kan maken dan een theaterproductie. Daarmee wil ik niks afdoen aan de degelijke werking van de fondsen. Daarnaast blijkt toch dat ook het stevige protest van de sector tegen de forse besparingen op projectsubsidies haar vruchten afwierp.

Ik schreef het eerder: het budget is (te) klein. Het kunstenbudget is in 2022 kleiner dan in 2014, tenminste als je het budget van toen actualiseert op basis van de gezondheidsindex. Zelfs in absolute cijfers is het in 2022 amper groter dan in 2014 (6 miljoen euro). Daar heeft oKo al een en ander over gepubliceerd. Maar minimaal kunnen we refereren naar het cijfer van 2014, dan zou het kunstenbudget 220 miljoen euro moeten bedragen, 27 miljoen euro meer dan nu. Als je bovendien de inflatie bijtelt die nu verwacht wordt, dan moet daar straks nog eens 8% bijkomen, dat is 15,4 miljoen euro. Als dat niet gebeurt – het gaat immers over de begroting vanaf 2023 – dan is er een verlies in waarde van dat bedrag. De verhalen die in politiek kringen de ronde doen dat er wel eens 10 miljoen zou bijkomen, volstaan niet eens om de inflatie op te vangen.

Beide operaties, een actualisering van het budget op basis van de index plus een aanpassing aan de inflatie, zouden zowat alle problemen oplossen voor de de organisaties die nu positief beoordeeld zijn, maar buiten budget geplaatst zijn. Dat wordt dé uitdaging voor cultuurminister Jan Jambon.

Perverse effecten?

Als er geen correctie komt, dan veroorzaakt het ‘systeem’ perverse effecten. Enkele commissies hebben aanvragers buiten budget gezet of negatief beoordeeld. Dat geeft ademruimte voor de andere aanvragers die in diezelfde commissie worden beoordeeld. Fijn, het is ook goed voor instromers en dus voor vernieuwing. Maar waarom alleen voor de organisaties die in dezelfde commissie beoordeeld worden?

De techniek met gesloten enveloppes is overduidelijk niet adequaat. Misschien handig voor de minister en zijn kabinet. Zij moeten dan niet door de zure appel heen bijten.

Neem het voorbeeld van het Toneelhuis. Dit theaterhuis krijgt vandaag 3,2 miljoen euro subsidies en dreigt die te verliezen. Dan komt dat bedrag ‘vrij’ maar kan het enkel ten goede komen aan de (24) andere aanvragers uit die groep, namelijk die in de theatercommissie 1. Het is bijna een kwart van het budget dat deze commissie ter beschikking heeft (14,2 miljoen). Als er daarvan 15 positief geadviseerd worden, is dat voor elkeen 200.000 euro ‘en plus’, en vallen er minder aanvragers ‘positief buiten budget’. Niet slecht. Eigenlijk zou het minstens ten goede moeten komen aan alle aanvragers uit de discipline theater, misschien moet er een gedeelte zelfs in de pot van de landschapscommissie terechtkomen zodat daar de gaten in de kaas worden gedicht. Er zijn wel meer dergelijke gevallen. De techniek met gesloten enveloppes is overduidelijk niet adequaat. Misschien handig voor de minister en zijn kabinet. Zij moeten dan niet door de zure appel heen bijten. Maar het creëert ernstige onevenwichten, zoals het voorbeeld aantoont.

Maar, de kans is groot dat een theaterhuis als het Toneelhuis, net als enkele anderen, opgevist wordt, of door de landschapscommissie – al is die pot helemaal niet toereikend om de ‘accidenten’ op te vangen – of door de minister. Het zou kunnen dat hun aanvraag niet sterk genoeg was – ik kan er zelf niet over oordelen – maar mag Antwerpen dan geen stadstheater meer hebben? Dat probleem zou van de baan geweest zijn mochten de drie stadstheaters ook het statuut van Vlaamse Kunstinstelling hebben gekregen, wat ze zelf wilden. Het was hen door de minister en de regering niet gegund. Toch zijn ze nodig in de grootstad. En als hun beleidsplan niet sterk genoeg is, dan kan (en moet) de overheid ingrijpen, in de leiding en in de bestuurskamer, zodat het huis niet naar de verdoemenis gaat.

Pas het budget minstens aan tot op het niveau van 2014, geïndexeerd. Toch als je de Vlaamse kunsten in het hart draagt.

Het concept van de subsidiëring voor 10 jaar is bedoeld voor de middelgrote organisaties met een eigen infrastructuur en een brede werking. De term ‘kerninstelling’ die in het voorontwerp van kunstendecreet opdook, werd geschrapt, maar het concept bleef overeind. Het gelijkt sterk op wat in Nederland de basisinfrastructuur wordt genoemd. Terecht vroeg De Standaard zich af of het zijn doel niet voorbij schiet. Slechts 8 van de 22 kunstenorganisaties die subsidies voor tien jaar aanvroegen, kregen een positief advies binnen budget.

Dat er nood is aan een evenwichtig kunstenlandschap, zullen weinig bestrijden, maar of wat nu voorligt daartoe bijdraagt, is een vraag die diepgaander onderzoek verdient. Dat er een aantal organisaties too big to fail zijn, staat buiten kijf. Nog een punt. De minister heeft een wat groter aandeel gereserveerd voor vormgeving, fotografie, architectuur en beeldende kunsten. Deze prioritaire keuzes had hij al aangekondigd in zijn visienota. Aan de commissies die deze disciplines behandelen is er dan ook wat meer financiële ruimte toegemeten. De visienota stelt: 'Heel wat waardevolle artistieke disciplines zijn op dit moment nog ondergesneeuwd binnen het Kunstendecreet. Vormgeving, fotografie, architectuur en beeldende kunsten zijn hier enkele voorbeelden van…'. De enveloppes voor deze disciplines werden wat opgetrokken, de percentages voor de andere disciplines navenant verminderd.

De verdeling van de schaarste

De definitieve adviezen worden nu besproken door de beoordelingscommissies. Elke commissie kan het initieel advies, als het negatief is of positief buiten budget, heroverwegen. Ik ben blij dat ik niet moet aanschuiven aan één van deze tafels. Dat wordt een heel lastige oefening, eigenlijk een ondoenbare oefening. Net een hordenloop. Met hoge horden. Het is bijna een oefening in de verdeling van de schaarste. Er is fors te weinig budget. Daarom een oproep aan minister-president Jan Jambon. Verhoog het budget. Pas het minstens aan tot op het niveau van 2014, geïndexeerd. Toch als je de Vlaamse kunsten in het hart draagt. Besef dat vele van ‘onze’ kunstenaars en kunstenorganisaties tot de Europese en zelfs wereldtop behoren, en anderen de kansen moeten krijgen om ernaartoe te groeien.

Ons kunstenlandschap is van een hoog niveau. Er is veel te beleven, met een beperkte inzet van (financiële) middelen. Het moet echt een beetje meer zijn.

Dit artikel maakt deel uit van een reeks die Etcetera en rekto:verso in co-publicatie brengen. Bart Caron treedt op als correspondent en volgt de komende maanden van nabij de actualiteit in subsidieland.