Het huishoudboekje van de literaire vertaler

Door Laura Maes, op Wed Aug 28 2019 22:00:00 GMT+0000

Mochten we alle culturele jobs klasseren volgens waardering voor het geleverde werk, dan zou pas achteraan de literaire vertaler opduiken. Wie kent bijvoorbeeld de vertaler van zijn of haar favoriete roman? Naast hun kwetsbare sociale positie zijn ook hun inkomsten een bron van grote zorgen. Al aan de vertaalschool krijgen ze openlijk te horen: ‘De sociaal-economische situatie van Vlaamse literaire vertalers stelt weinig voor.’ Een rondvraag.

Mochten we alle culturele jobs klasseren volgens waardering voor het geleverde werk, dan zou pas achteraan de literaire vertaler opduiken. Wie kent bijvoorbeeld de vertaler van zijn of haar favoriete roman? Naast hun kwetsbare sociale positie zijn ook hun inkomsten een bron van grote zorgen. Al aan de vertaalschool krijgen ze openlijk te horen: ‘De sociaal-economische situatie van Vlaamse literaire vertalers stelt weinig voor.’ Een rondvraag.

‘Een vertaler is een bruggenbouwer tussen hier en elders, tussen toen en nu’, zo besluit Patrick Lateur ons gesprek in de Koninklijke Academie voor de Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) in Gent. Zelf wijdde hij zich het afgelopen decennium aan nieuwe vertalingen van Homeros’ Ilias en Odyssee: zonder vertalers geen directe toegang tot de literatuur en cultuur uit andere talen, landen en tijden.

Zo’n bruggenbouwer word je echter niet zomaar. Het is een job die flexibiliteit, opoffering en heel wat (tijds)investering vraagt. Naast een goede kennis van zowel de bron- als de doeltaal vergt literair vertalen talent, passie, veel motivatie én voortdurende bijscholing. Je moet in alle werelden thuis zijn en je kennis van de taal en cultuur steeds verder aanscherpen.

Dat maakt van vertalen bij uitstek een bezigheid die Alessandro Baricco in De Barbaren (2006) benoemde als ‘diepzeeduiken’, terwijl de rest van de wereld steeds sneller louter over de golven surft. De vele onzekerheden die bij de job horen, zijn navenant. Hoe versier je je eerste opdracht? Zal die uitgeverij je daarna opnieuw contacteren? Wanneer rijf je je volgende opdracht binnen? Hoe overbrug je financieel een tussenperiode van non-activiteit? Hoeveel netwerkmomenten moet je per jaar meepikken om niet vergeten te raken? Allemaal twijfels die veel werkdruk veroorzaken en de job van literair vertaler lastig maken om vol te houden.

“Kiezen voor een beroep als literair vertaler is kiezen voor financiële onzekerheid en eenzaamheid.”

‘Kiezen voor een beroep als literair vertaler is kiezen voor financiële onzekerheid en eenzaamheid.’ Chris Van De Poel, coördinator van het postgraduaat literair vertalen aan de KU Leuven in Antwerpen, geeft aan dat er meerdere factoren zijn waardoor beginnende of al iets meer gevorderde vertalers uiteindelijk toch afhaken.

Zo moet een vertaler in essentie een ondernemer zijn, die zichzelf continu in de markt blijft zetten – wat enorm veel flexibiliteit en doorzettingsvermogen vergt. Ook moet je als vertaler steeds opboksen tegen de reputatie van de auteur die je vertaalt. Hoewel je auteursrechtelijk mee erkend wordt als auteur, word je in realiteit niet zo behandeld door lezers en literaire sector. Welke lezer is zich bewust van de naam van de vertaler wanneer hij een boek leest? Die naam verschijnt dan ook maar zelden op de cover, en zelfs critici schenken slechts uitzonderlijk aandacht aan de kwaliteit van de vertaling. Volgens Lateur zou één paragraaf in recensies nochtans al veel verschil maken.

Welke lezer is zich bewust van de naam van de vertaler wanneer hij een boek leest?

Literaire vertalers mogen dan nog zo trots zijn op hun beroep én het belang ervan, zonder die erkenning van buitenaf groeit vooral de frustratie. Zeker in combinatie met de eenzaamheid van de job werkt een onzichtbare positie aan de zijlijn nooit bevorderlijk om door te zetten.

Verder is er ook in het vertalersgild een groot verschil tussen ‘the lucky few’ die te veel werk hebben en de grote groep die niet genoeg opdrachten bij elkaar kan sprokkelen. Zo vertelt Huub Stegeman, vertaler van boeken van onder meer Sloterdijk, Varoufakis of Žižek, dat hij zich ooit een half jaar gedwongen zag te veel opdrachten aan te nemen, aan een onmogelijk tempo van minimaal 5000 woorden per dag, wat hem er uiteindelijk toe verplichtte om opdrachten te weigeren. De werkdruk lag simpelweg te hoog.

‘Er is toen iets stuk gegaan, ik merk dat ik nu veel meer moeite heb me lang te concentreren.’ Gemiddeld 3000 woorden per dag vertalen is wel haalbaar, maar dan moet je je er wel een volledige dag aan kunnen wijden. Omgekeerd zullen veel collega’s van Stegeman alleen maar dromen van zo’n constant debiet. Zij zouden liever veel meer opdrachten krijgen om de rekeningen rond te krijgen.’

Het financiële plaatje

Hoe staat het precies met die inkomsten? Uit een grootschalig onderzoek van de Vlaamse Auteursvereniging (VAV) naar de precaire situatie van de Vlaamse literaire vertalers in 2011, bleek dat 79% van de vertalers niet tot helemaal niet kan rondkomen met zijn of haar vertaalinkomsten.

79% van de vertalers kan niet tot helemaal niet rondkomen met zijn of haar vertaalinkomsten.

Gemiddeld verdienden (twaalf) literaire vertalers in hoofdberoep in 2008-2010 amper 787 euro netto per maand aan hun literaire vertalingen, of 7.000 euro per jaar aan honoraria en royalty’s (plus 465 euro auteursrechten en 1.975 euro literaire prijzen). Voor andere literaire vertalers was dat slechts 4.630 euro per jaar (plus 431 euro auteursrechten en 1.188 euro literaire prijzen). Als je weet dat het Belgische bestaansminimum op 10.926 euro (voor alleenstaanden) ligt, blijkt vertalen weinig anders dan armoe zaaien.

Bron: Inkomensonderzoek bij literaire vertalers, VAV, 2011.

Ligt er een oplossing in méér vertalen om dat jaarinkomen op te trekken? In het VAV-onderzoek geven de meeste voltijdse vertalers aan dat ze maximum drie boeken per jaar kunnen vertalen, goed voor in totaal 200.000 woorden. Anders wordt de werkdruk te hoog en dreigt de kwaliteit van de vertaling te gaan lijden onder haastwerk.

Aan een woordtarief van 6,5 eurocent – het minimumbedrag dat het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) hanteert als subsidievoorwaarde – is de rekening dan snel gemaakt: in gangbare omstandigheden kan een literair vertaler per maand maximaal 1.083 euro bijeenschrijven. En dat is natuurlijk niet genoeg om van rond te komen, ook omdat dit bedrag nog onderhevig is aan fiscale regelingen. In schril contrast met literaire auteurs valt volgens het VAV-onderzoek bovendien ‘vrijwel niets’ te halen uit aanvullende lezingen of optredens. Schrijvers vraagt men graag om te komen voorlezen of vertellen. Vertalers vraagt men niet.

In Groot-Brittannië en Frankrijk ligt het gemiddelde woordtarief voor vertalingen bijna dubbel zo hoog als hier.

Uit dat plaatje kan je weinig anders besluiten dan dat vertaalwerk niet naar waarde vergoed wordt. In Groot-Brittannië en Frankrijk ligt het gemiddelde woordtarief (voor de vertaling van Nederlandstalig werk) op ruim 11 eurocent: bijna dubbel zo hoog als het tarief hier. En zelfs in een kleiner taalgebied als Zweden gaat het nog steeds om 8,3 eurocent (28% hoger).

Laten Vlaamse en Nederlandse vertalers zich uitbuiten door de laaglandse uitgeverijwereld? In de coulissen hoor je verhalen fluisteren over bijvoorbeeld beginnende vertalers die soms aan een spotprijs geëngageerd worden. Maar als je vertalers zelf naar eventuele spanningen met uitgeverijen polst, valt vooral hun voorzichtige terughoudendheid op. Met kritische uitspraken is de literaire vertaler heel spaarzaam. Wijst dat op een zwakke en afhankelijke positie? ‘Vroeger waren er in elk geval meer wantoestanden’, zegt Lateur. ‘Die zijn enorm verminderd sinds de invoering van het Modelcontract.’

Het Modelcontract is een richtlijn die voor alle betrokken partijen duidelijkheid wil scheppen over de rechten van zowel schrijvers/vertalers als uitgeverijen. Het werd in 2012 in Nederland opgemaakt als een herziening van een eerdere versie uit 2004, en is bedoeld om de financiële onzekerheid en kwetsbaarheid van de literaire vertaler te verkleinen. Zo vermeldt het contract gezamenlijke afspraken over onder meer minimumloon en royalties: heldere richtlijnen die intussen ook al jaren in Vlaanderen gelden voor het opstellen van contracten.

Voor proza bedraagt het minimum woordtarief bijvoorbeeld 6,5 eurocent. Voor poëzie geldt 2,29 euro per regel, met per gedicht een minimum van 40,19 euro. Dankzij die bedragen werden literaire vertalers zich sterker bewust van de ondergrens voor hun werk. Het Modelcontract heeft hun positie tegenover uitgeverijen dus zeker versterkt, maar tegelijk is het nadeel van zo’n minimumtarief dat het in de feiten ook is gaan gelden als standaard-tarief. In Nederland wordt het zelfs bijna automatisch als maximumprijs gezien.

In Vlaanderen is er in principe meer onderhandelingsruimte, maar of je dan ook een betere prijs bedingt, lijkt vooral af te hangen van de band met je redacteur en je eigen moed om meer te vragen. Uitgeverijen zijn immers niet verplicht om het gangbare tarief te hanteren: vaak halen ze zelfs het onderste uit de kan om de vergoeding te beperken. Tot op zekere hoogte kan Lateur daar ook begrip voor opbrengen.

‘We beseffen maar al te goed dat uitgeverijen het ook niet makkelijk hebben. Economisch gezien zijn het absoluut geen lucratieve ondernemingen. Het is dus normaal dat ze op elke euro afpingelen. Vertalen is nu eenmaal duur, dat weten we allemaal. Maar uiteindelijk moeten ook wij ervan kunnen leven.’

Net daarom kennen zowel het Letterenfonds als het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) pas subsidies en werkbeurzen toe aan vertaalprojecten op basis van het minimumtarief uit het Modelcontract. En dat heeft zijn effect niet gemist. ‘Dankzij de inzet van de VAV en het VFL is er op het gebied van misbruiken enorm veel veranderd’, bevestigt ook literair vertaler Hilde Keteleer.

Illustraties: Miguel Declercq

Noodwendige subsidies

Feit blijft dat voor de leefbaarheid van het literaire vertalen aanvullende subsidies dus bijna noodwendig zijn. Bij hoofdberoepers dekken ze in bovenstaande tabel 42% van de totale jaarinkomsten, bij bijberoepers zelfs 50%. Drie keer per jaar biedt het VFL – en in Nederland het Letterenfonds en het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV) – de kans om projectbeurzen aan te vragen.

Bij de eerste ronde van 2019 kregen 13 literaire vertalers zo in totaal 63.250 euro voor 21 beurzen. Gemiddeld 3.012 euro per project dus, maar twee derden van de beurzen blijft onder 2.700 euro. Dat is een belangrijke aanvulling, zo horen we bij meerdere vertalers, ‘maar zelfs die extra ademruimte sterkt de inkomsten niet voldoende aan.’

Voor de leefbaarheid van het literaire vertalen zijn aanvullende subsidies bijna noodwendig.

Met inbegrip van subsidiebeurzen dikt het gemiddelde jaarinkomen van literaire vertalers in hoofdberoep dan wel aan tot 16.222 euro, maar dan nog is dat opvallend lager dan bij Nederlandse collega-vertalers (27.166 euro netto per jaar in 2013-2014, volgens het Inkomensonderzoek schrijvers en vertalers uit 2016). Van de groep Vlaamse literaire vertalers is er dan ook maar een klein deel dat zich uitsluitend met literair vertalen kan bezighouden.

Dat vertalers klein in getal zijn, en hun kwalitateitsvolle werk verre van marktconform, is dat net wel of net niet een argument voor blijvende subsidiëring?

Mogen we dat verwachten? In hoeverre moet de overheid marktcorrigerend optreden? Chris Van De Poel is dankbaar voor de huidige subsidiesteun en vindt ze ook noodzakelijk, maar begrijpt wel dat vertalers moeilijk meer kunnen verwachten: ‘Hoeveel overheidsgeld kan er in een kleine groep geïnvesteerd worden zonder uit proportie te raken? Een gesubsidieerde workshop voor acht personen, wordt dat niet een “te dure” investering?’

In die zin zet literair vertalen de kern van een subsidiebeleid op scherp: dat vertalers klein in getal zijn, en hun kwalitateitsvolle werk verre van marktconform, is dat net wel of net niet een argument voor blijvende subsidiëring? Nu de maatschappelijke wind eerder van rechts waait, zorgt dat bij de vertaler opnieuw voor onzekerheid.

Veel balletjes in de lucht

Willens nillens combineert het overgrote deel van de Vlaamse vertalers literair vertalen met ander werk: van niet-literaire vertaalopdrachten en redactiewerk tot een extra baantje in de cultuursector of het onderwijs.

Zo is Nathalie Tabury naast beginnend literair vertaler ook coördinator bij de Vertalersvakschool en combineert ze literair vertalen met vertalingen voor musea en dansgezelschappen. Veerle De Bruyn tolkt of vertaalt dan weer regelmatig ook juridische of zakelijke teksten. Gek genoeg worden niet-literaire vertalingen immers vaak aan hogere tarieven uitbetaald, terwijl ze meestal minder tijd vragen. ‘Een essay vertalen verdient beter dan mijn literaire opdrachten’, aldus Tabury.

Maar hoe houden ze beide jobs in balans? Voor sommigen kan de combinatie van meerdere banen te veel worden. Ook uit het inkomensonderzoek van de VAV blijkt dat het moeilijk is een evenwicht te vinden. Zo’n andere job biedt wel financiële zekerheid, maar tegelijk blijft er minder tijd over voor het vertalen zelf, waardoor weer praktijkervaring verloren gaat en de concurrentiestrijd moeilijker wordt. Zo waarschuwt Chris Van De Poel haar studenten om niet te veel uitsluitend zakelijk te vertalen: het kan hun literaire gevoel aantasten. ‘Literair vertalen vraagt een andere stijl en bekwaamheid.’

Kiezen voor een baan als literair vertaler, al dan niet in hoofdberoep, is dus geen evidente beslissing. ‘Je moet al heel gepassioneerd zijn om die grote financiële onzekerheid en druk vrijwillig op te nemen’, erkent Tabury. Steeds opnieuw moet je voor je rechten opkomen. Elke opdracht vraagt weer een nieuwe onderhandeling over woordtarief, timing of je naam op de cover.

En op termijn gaat dat wegen, aldus Maarten van der Werf, vertaler Engels-Nederlands. ‘Als beginner ben je nog gemotiveerd om er alles voor opzij te zetten en in een opdracht te investeren, maar na iedere afgewerkte publicatie zakt die investering terug in.’

Tegelijk maakt de financiële realiteit het misschien net moeilijker om als twintiger in te stappen. Bij dertig- en veertigplussers is literair vertalen zelden hun allereerste job en is er meestal al een breder financieel vangnet om enkele maanden zonder vertaalwerk makkelijker te overbruggen. ‘Je kan je sneller permitteren om minder gunstige opdrachten te weigeren’, aldus Tabury. Net als Veerle De Bruyn is zijzelf pas op middelbare leeftijd beginnen te vertalen. En ook Patrick Lateur en Jos Vos hadden er al heel wat jaren opzitten voor hun vertaaldebuut het licht zag. Anders dan bij pakweg dansers is er ook geen maximumleeftijd, lacht Lateur. ‘Vertalen kan je blijven doen zolang het hoofd en de gezondheid het toelaten.’

Daarom bieden het VFL, de VAV en het Expertisecentrum Literair Vertalen (ELV) speciale ondersteuning voor beginnende vertalers, maar toch blijkt uit verschillende gesprekken dat er een terugval is na de publicatie van een derde of vierde werk. Dan komt vaak het besef hoe moeilijk het zal zijn een fulltime job in het literair vertalen te kunnen bereiken.

Is het dan nog de moeite waard om bijvoorbeeld enkele weken vrijaf te nemen van je andere job en alles opzij te zetten voor uren schrijfwerk? Zo werkte Jos Vos werkte maar liefst zeven jaar aan de vertaling van Het verhaal van Genji van Murasaki Shikibu uit de elfde eeuw, ‘s werelds eerste roman van ruim 2000 pagina’s. De eerste druk (2013) werd erg goed ontvangen, maar bij de snelle tweede druk en een luxe-editie voor 400 euro viel de verkoop stil. Nu is de vertaling nergens meer te vinden, omdat Uitgeverij Aetheneum eerst die luxe-uitgave kwijt wil. Vos is teleurgesteld dat zijn titanenwerk nu uit het zicht verdwenen is, terwijl alleen al in Groot-Brittannië vier verschillende vertalingen circuleren én blijven verkopen. ‘Waarom kan dat niet in Vlaanderen en Nederland? Waarom heb ik dan al dat werk gedaan? Heel ontmoedigend.’

“Waarom heb ik al dat werk gedaan? Heel ontmoedigend.”

Tenzij je als vertaler de positie bereikt hebt om sterk te kunnen onderhandelen over je prijs, blijft die vergoeding ook steeds dezelfde, los van expertise, kwaliteit of moeilijkheidsgraad. Hoe meer ervaring je hebt, hoe beter doorgaans de kwaliteit van je vertalingen, maar de prijs ervoor wordt niet hoger dan bij je eerste opdrachten. Vooruitzichten om door te groeien of je financieel te verbeteren zijn er amper. Alleen van je pensioen weet je zeker dat het schrijnend wordt. ‘Al die teleurstellingen kunnen sommigen te veel worden’, besluit Van De Poel.

Vooruitzichten om je financieel te verbeteren zijn er amper. Alleen van je pensioen weet je zeker dat het schrijnend wordt.

Natuurlijk heeft het ook zijn voordelen om niet alleen met literair vertalen bezig te zijn. Naast een zeker inkomen is een andere job – vaak in het onderwijs of elders in de cultuursector – voor velen vooral een welkome afwisseling voor het eenzame vertaalwerk. Vos blijft bijvoorbeeld met plezier doceren, ook al hoeft dat financieel niet. ‘Zo kom je nog eens onder de mensen.’ Hilde Keteleer waardeert aan haar andere jobs als docent en auteur dan weer dat ze haar behalve fijne afwisseling en sociaal contact ook inspiratie bieden. ‘Ik zou ook nooit fulltime literair vertaler willen zijn. Het is net goed om niet alleen van je pen te leven.’

Illustraties: Miguel Declercq

Een kaal landschap?

Ook bij elkaar zoeken vertalers steun tegen de sociale kwetsbaarheid van hun beroep. Zo zijn er intussen meerdere fora en verenigingen voor en door literaire vertalers, waar ze bij elkaar terecht kunnen met vragen en op de hoogte blijven van wat er allemaal gaande is in de vertaalwereld.

Ook eventuele ‘horrorverhalen’ doen zo snel de ronde. Lateur ziet daarin een groot verschil met vroeger: ‘Zulke platformen bestonden wel, maar waren veel kleinschaliger.’ Ook volgens Tabury ‘ligt de kracht in samenwerken’. Zelf zit ze bijvoorbeeld in het bestuur van de Vereniging van Nieuwe Vertalers. Volgens hun website ‘biedt de VvNV aan leden een digitale en fysieke ontmoetingsplek, door vertalers een mogelijkheid te bieden met elkaar samen te werken en door activiteiten en lezingen te organiseren’. Noem het een soort van alternatief sociaal vangnet.

Alleen blijft dat natuurlijk louter symbolisch, als er geen boter bij de vis komt en er niet verder gestreden wordt voor een betere sociaal-economische positie voor literaire vertalers. In zijn ‘nieuwe vertaalpleidooi’ Vertalen voor de toekomst (mei 2019) noemt het Expertisecentrum Literair Vertalen die positie een van de vier grote uitdagingen voor het vertaalwezen van morgen. Het roept uitgeverijen daarbij op om zich absoluut te houden aan de afgesproken bedragen en er een inflatiecorrectie op toe te passen. Het maant ook de Groep Algemene Uitgevers (GAU) en de VAV aan om in Vlaanderen op korte termijn werk te maken van een eigen Modelcontract. En liefhebbers en vertaalhobbyisten krijgen te horen dat ze de markt niet mogen bederven voor professionele vertalers, door onder de prijs te werken.

Er doemt een kaal landschap op.

‘Als er geen oplossingen gevonden worden om te zorgen voor een fatsoenlijke beloning en waardering voor literaire vertalingen, zal de animo om het beroep uit te oefenen dalen, waarmee de mogelijkheden om kennis te nemen van literaire producten uit andere talen en culturen zullen verschralen. Er doemt een kaal landschap op. Een landschap waarin slechts de meest populaire en best verkoopbare literaire producten, vertaald uit een beperkt aantal talen, in onze taal verkrijgbaar zijn. (…) Het is de hoogste tijd dat de betrokkenen actie ondernemen, om zo te zorgen voor een passend honorarium.’