Het ambigue plezier van toewijding

Door Sander Meersmans, Sven van Dorst, Camille Paycha, Lander Gyselinck, op Mon Nov 30 2020 23:00:00 GMT+0000

Weinig is plezieriger dan jezelf verliezen in een creatieve stiel. Vier kunstenaars laten ons delen in de geneugten (en gevaren) van hun artistieke toewijding.

Plezier boven perfectionisme

Sander Meersmans

Het spelplezier van een pianist is een tweesnijdend zwaard. Er is het genot van het musiceren en de keerzijde daarvan, wanneer de toewijding te groot wordt en de obsessie het overneemt. Als pianist heb ik de beide kanten gezien.

Er is de euforie, die verslavend is. Als pianist klim je dagenlang in de ijzige kou om die ene bergtop te bereiken. Als je dat ene stuk maar niet in de vingers krijgt, is dat zo frustrerend dat je de piano wel uit het raam zou kunnen kieperen. Overweldigend is dan het gevoel als je tot het uiterste gaat en alsnog slaagt. Dat moment wil je opnieuw beleven: eens terug op de begane grond, maak je al plannen om nog hoger te geraken.

Maar nog tijdens de euforie loeren blessures om de hoek. Ooit beet ik me zo hard in een stuk vast dat ik er een zware peesontsteking in de pols aan overhield. Telkens als ik de vingers van mijn linkerhand bewoog, voelde ik een stekende pijn. Een jaar lang was het vechten tegen mijn lichaam. Willen maar niet kunnen. Mijn toekomst als pianist hing aan een zijden draadje. Elke keer als ik een vriend of collega hoorde spelen, nam de wanhoop het van mij over.

De volgende wake-up call kreeg ik in mijn derde jaar aan het conservatorium. Deze keer hield het perfectionisme me in een mentale wurggreep. Niets van wat ik speelde, klonk goed genoeg. Ik wilde mezelf programmeren als een computer. Na mijn examen strooide de jury met complimenten, maar ik vond mijn spel verschrikkelijk. Het scheelde niet veel of ik had mijn studie stopgezet.

Die mentale en fysieke crisissen bleken een breekpunt. Na de kwetsuur nam ik rust en leerde ik op een andere manier pianospelen: stap voor stap, met makkelijke pianostukken en gefocust op een ontspannen techniek. Aan de laatste twee jaren van mijn studie aan het conservatorium hou ik een gelatenheid over. Ik studeerde minder, maar kon meer gevoel in mijn spel leggen. Vanuit de ontspanning die ik mezelf aanleerde, heb ik mijn passie teruggevonden.

Liever imperfect spelen en mij goed voelen dan omgekeerd. Dat is mijn antidotum voor de crisis waarin ik zat.

Vandaag luidt mijn filosofie dat het plezier moet primeren. Als ik tegenwoordig te pletter loop op een partituur, stop ik even en herneem ik het werk de volgende dag. Liever imperfect spelen en mij goed voelen dan omgekeerd. Dat is mijn antidotum voor de crisis waarin ik zat. Het wil niet zeggen dat ik niet langer streef naar kwaliteit. Integendeel: ik geloof dat die benadering mijn werk als muzikant op de lange termijn ten goede komt.

Sander Meersmans en Elisabeth Crommelynck

Vier jaar geleden richtte ik samen met Elisabeth Crommelynck het pianoduo Symbiosis op. Die symbiose verwijst naar onze vriendschapsband, maar ook naar de verbinding met de piano en muziek. Lang was repeteren voor mij een solitair proces, waarbij ik vaak in gedachten dreigde te verdwalen. In een pianoduo móét alles uitgesproken worden. Dat is even zoeken, maar het schept een grote ontvankelijkheid. In onze quatre mains heb ik het plezier aan de piano herontdekt. Onze eerste concerten gaven mij een eureka-gevoel. Ik besefte: spelen voor een publiek hoeft geen marteling te zijn, het kan ook gewoon leuk zijn.


De wetenschap van het penseel

Sven van Dorst

Van kindsbeen af was ik gefascineerd door het meesterschap van kunstenaars en vooral de schilders uit de renaissance en barok. Het werd een drijfveer om mezelf te bekwamen in hun mystieke ambacht. Niet alleen in mijn eigen schilderkundig werk, maar vooral ook in mijn werk als restaurator. Mystiek of magisch klinkt misschien wat pathetisch of clichématig, maar enkel zo kan je de wisselwerking met het werk van een oude meester omschrijven: je zit er – letterlijk en figuurlijk – zo dicht op dat je haast in de geest van de kunstenaar kruipt. Je kan ook niet anders, wil je je job als restaurator goed doen.

Restauratie gaat met andere woorden veel verder dan louter technische of materiële kwesties, het gaat om een – alweer letterlijk en figuurlijk – diepgravend onderzoek, waarbij elke laag weer nieuwe vragen oproept en inzichten verschaft. Restauratie is een proces van trial and error, dat een uitzonderlijke behoedzaamheid vergt. Dat permanente zoeken en proberen brengt niet alleen frustratie, maar vooral ook plezier. Zo kan ik me volledig verliezen in het obsessief uitpluizen van onderwerpen, materialen en (schijnbare) details, zoals het gebruik van doodverf in 17de-eeuwse bloemenstillevens, het gebruik van ultramarijnblauw (en de kostprijs daarvan), de functie van schetsen, enz. Maanden, soms jaren verstrijken terwijl de tekeningen, testplanken, analyseresultaten en boeken zich rondom mij opstapelen als een ondoordringbare burcht. Een absoluut hoogtepunt was de drie jaar durende restauratie van het retabel van de Heilige Dimpna, een meesterwerk van Goossen Van der Weyden.

En natuurlijk zijn er ook aha-erlebnisse, waarop plezier plotse extase wordt, waarop het zoeken tot ontdekkingen leidt. Zo leiden bepaalde, schijnbaar oppervlakkige techniciteiten tot complete hertekeningen van de kunstgeschiedenis. Al te vaak kijken we immers vanuit een 19e-eeuws autonomiemodel naar oude meesters: welbepaalde technieken en materialen tonen echter dat zij helemaal geen geïsoleerde figuren waren, maar in sociale netwerken opereerden, waarin materiaalkennis gedeeld werd. Via een techniek kan je zo plots Jan Brueghel de Oude (1568-1625), Daniel Seghers (1590-1661), Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/84) met elkaar verbinden.

De oude meesters hadden alle schilderkundige problemen waar we vandaag nog mee worstelen eigenlijk al opgelost.

Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat de oude meesters alle schilderkundige problemen waar we vandaag nog mee worstelen eigenlijk al opgelost hadden. Als je alleen al merkt hoe de oude meesters speelden met de consistentie van hun verf, hoe ze substanties combineerden om een bepaalde dikte of stijfheid te bereiken. Dat is een gevoel voor materie dat veel hedendaagse schilders – die met geprefabriceerde tubeverf werken – verloren hebben.

Wat restauratie zo fascinerend maakt, is net dat je naar die kern van de zaak gaat, de unieke materialiteit van een werk – met alle vragen en verhalen die die oproept. Cruciaal daarbij is het besef dat je het kunstwerk enkel helpt, dat het bepaalt waar je heen gaat (en niet omgekeerd).


Vervelende herhaling, tijdelijke bevrijding

Camille Paycha

Tijd transformeert de werkelijkheid. Als je het toelaat tenminste, door concentratie en bewustwording, in weerwil van kapitalistische idealen. Ik had 25 jaar pijnlijke trainingen nodig om te leren genieten van de vervelende traagheid die in herhaling schuilt.

Binnen de circuskunsten is luchtacrobatie met straps mijn specialiteit. Straps zijn twee lange smalle stroken katoen en polyester. Ze hangen aan het plafond en hebben elk een lus aan hun uiteinde waar ik mijn polsen doorheen steek. Meestal balanceer ik op één arm boven de grond. Mijn pols draagt mijn volledige lichaamsgewicht, wat voor druk zorgt, en voor wrijving tussen de straps en mijn huid. En dat doet pijn. Deze vorm van acrobatie staat dan ook bekend als een behoorlijk pijnlijke circusdiscipline.

Door reeksen van bewegingen te herhalen, ga ik de wereld te lijf, letterlijk dóór mijn lijf.

Ik hang in de lussen terwijl ik boven de grond beweeg. Door reeksen van bewegingen te herhalen, ga ik de wereld te lijf, letterlijk dóór mijn lijf. Het lijkt alsof de reikwijdte van mijn gedachten zich uitbreidt en mijn volledige omgeving omvat. Dit scherpe gevoel van extreem bewustzijn, hoe kort of bedrieglijk ook, lokt een intens genot uit. De herhaling van de bewegingen lijkt misschien beperkend en pijnlijk, maar werkt in feite als een vergrootglas. Door dat glas wordt alles tastbaar: elke lichte helling in de vloer, de vele kleine bijsturingen die mijn schouders maken terwijl ik ondersteboven ademhaal, de manier waarop lucht zich door de ruimte verplaatst.

Het is niet dat ik ervan geniet om iets pijnlijks steeds te herhalen. Het zijn de constante correcties die mijn lichaam maakt om in harmonie te blijven met mijn omgeving, waar ik plezier uit haal. Pijn is niet mijn tegenstander. Pijn is de enige oorzaak van al die aanpassingen en draagt daardoor bij aan het gevoel van verhoogd bewustzijn. Net zoals de luchtcirculatie in de kamer en mijn omgedraaide ademhaling, versterkt de pijn mijn energie, in plaats van ze te hinderen. Ik moet daarvoor de pijn wel genoeg erkennen door middel van tijdsduur en intense concentratie. Tegenstrijdig genoeg verlies ik mezelf in de herhaling en in het verwateren van de tijd. Ondanks 25 jaar intense en regelmatige fysieke oefening werd dit mij pas recent duidelijk. Het vraagt tijd om door te dringen tot dit eindeloze proces, behelsd door niet-statische elementen. Door een geest, lichaam en omgeving in continue transformatie. Het is de tijd die het genot versterkt.

Camille Paycha, cloakture photography

Genot volgt uit het gevoel deel uit te maken van de wereld, uit de illusie van harmonie. Genot ontstaat uit traagheid als tijdelijke verlossing. Langdradige herhaling vertraagt de tijd, wat niet verenigbaar is met hedendaagse kapitalistische werkschema’s. Alle componenten uit dit repetitieve proces van doorlopende beweging en transformatie opmerken is een eenvoudige daad, die volledig ingaat tegen idealen van efficiëntie en rentabiliteit.

Genot volgt niet alleen uit het gevoel deel uit te maken van de wereld, maar vooral uit het gevoel eraan te ontsnappen.

Vertaald uit het Engels door Fien Meynendonckx


De kunst van het doen

Lander Gyselinck

De muziekervaring kent voor mij eindeloos vele vormen van plezier: de onbeschrijfbare gemoedstoestand bij het beluisteren ervan, de troost bij het spelen, het genot bij het creëren. Hoewel ik zelf tegenwoordig vooral bezig ben met digitale muziek, hou ik het meest van het geluid van concrete materialen. Hout, staal, steen, rubber. De vingerslag op de rand van de snaartrommel, de stok op de bel van de cymbaal, de sensatie van de klank van een basdrum. Die twee noten op een piano, jarenlang onberoerd: je hebt een idee van hun klank, maar bij het aanslaan vullen ze de ruimte toch anders dan verwacht. Plots hangt er een zacht oranje gloed, of eerder een purperen mist. Die verkenning van dat vreemde, die ontmoeting met dat ongekende geven mij een existentieel genot.

Lander Gyselinck

Maar het plezierigst is musiceren als de tijd tussen intentie en handeling zo kort mogelijk is. Of zelfs ontbreekt. Hoe dichter in tijd de klankontwikkeling bij de inbeelding ervan, des te spontaner de muziekbeleving. Zoals bij improvisatie, spel zonder spelregels, waar ons intellectueel afweersysteem geen kans krijgt om tussen te komen.

Hoe mooi is het plezier van dat verloren moment, of eerder moment van verlies, verlies van jezelf, in die tiental seconden. Tien seconden die niet de intentie hadden om iets te zijn, die niet gestuurd worden door de maker in mij of gevangen door een esthetisch oordeel. Ze gingen te snel, je speelt ze en hoort ze aan als een kind. De muziek is een ‘oerplezier’, gulzig als een lust, iets wat fysiek in je lichaam plaatsvindt, het horen en zien van het vuurwerk bij een cymbaal die klettert, de kleur en het gevoel van dat dreigend akkoord, de dreun in je buik bij die basdrum, die sensatie van het ritme dat doet dansen, en in al dat ‘spelen’ de vrijheid om alle verwachtingen te breken.

Improvisatie is een spiritueel plezier: niet dat van het hoofd of het lichaam, wel van de geest.

Noem het de kunst van het doen, of kunst in actie. Instant geluid voortbrengen, vaak zonder te weten wat de klank zal zijn en hoe hij overkomt bij de luisteraar. Elkaar aanvoelen en abstracties van zinnen vormen. Een gesprek vol verrassingen en onbekende zones: de streep van de een, de veeg van de ander, een plotseling versnelde cumulatie van handelingen. Duende, momentum, fado: het zijn stuk voor stuk benamingen voor het bereiken van een extase, persoonlijk maar misschien vooral collectief. Ze verwijzen naar dat zeldzame moment waarop muzikanten als individu verdwijnen en heel even een poort lijken te worden, een vehikel naar een ervaring zonder tijd.

Dat moment is ongeëvenaard, omdat het enkel kon bestaan, daar en toen, met dat publiek, de architect van het ogenblik. Als het muzikaal plezier ooit zijn fundamentele betekenis zal prijsgeven, moet het op die plek zijn. Maar op zijn minst is het een spiritueel plezier: niet dat van het hoofd of het lichaam, wel van de geest. Muziek is een van die weinige erkende mystieke kunstvormen die we hopelijk nooit zullen vatten.