Herinneringsplicht, of 10 jaar Arabische Lente

Door Maha El Hissy, op Thu May 20 2021 21:30:00 GMT+0000

Waarom de herinnering aan onderdrukkende regimes reduceren tot een bepaalde dag of datum? Maha El Hissy leest in de herdenking van de Arabische Lente een paradox van de postmigratieconditie, ‘gespleten tussen het engagement om niet te vergeten op regionaal niveau, en anderzijds het westerse herinneringstempo, dat welbepaalde narratieven naar voren schuift en andere doet vergeten.’

Op 25 januari 2021 begon het nieuwe semester aan de universiteit waar ik lesgeef. Het hectische neoliberale gedoe van de academische wereld overschaduwde de rituele herdenkingen van de gebeurtenissen waaraan deze dag herinnert. Afzien van festiviteiten en andere herdenkingsrituelen betekent echter niet hetzelfde als vergeten. Tien jaar eerder markeerde deze datum het begin van massale protesten in Egypte. Deze dag werd gekozen om een andere ceremonie te overschrijven, namelijk de Nationale Dag van de Politie in Egypte – een officiële feestdag die, met alle absurditeit van dien, gewijd is aan het eren van politieagenten. De oproep om net op die dag massademonstraties te houden was erop gericht de betekenis van die dag om te buigen naar een protest tegen politiegeweld.

Ik besefte dat herdenkingen en jubilea vooral bedoeld zijn om ons de rest van het jaar te wentelen in een cultuur en politiek van vergetelheid.

Cultuur- en literatuurwetenschapper Aleida Assmann ziet jubilea als een gelegenheid om deel te nemen aan het cultureel geheugen, en zo individuele herinneringen en eerbetonen te verheffen tot collectieve herdenking op nationaal niveau. Op 25 januari 2021, in de dagen die aan deze datum voorafgingen en de dagen die erop volgden, besefte ik dat herdenkingen en jubilea vooral bedoeld zijn om ons de rest van het jaar te wentelen in een cultuur en politiek van vergetelheid. In Duitsland en de VS bijvoorbeeld kwam ik artikels of bewoordingen tegen over publieke evenementen in 2021 die hun doel omschreven als het opmaken van de balans ‘tien jaar na de Arabische Lente’, wat impliceert dat het tijd was om ons aan iets te herinneren wat we in feite nooit waren vergeten. Men zou ook kunnen stellen dat jubilea bedoeld zijn om dingen in het collectieve geheugen op te roepen op internationaal niveau en om zichtbaar te maken wat op lokaal niveau helemaal niet vergeten is. Het voelt als een verplichte herdenkingsoefening of het afvinken van een taak op een to-dolijst. Als persoon en onderzoeker met een Egyptische achtergrond die in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk schrijft, en tegelijk sterke banden heeft met haar geboorteplaats, realiseer ik me dat dit asynchrone herinneren deel uitmaakt van de postmigratieconditie: de gespletenheid tussen enerzijds het engagement om niet te vergeten op regionaal niveau, en anderzijds het dominante westerse herinneringstempo, dat welbepaalde narratieven naar voren schuift en andere in de vergetelheid duwt, daarbij steeds strak de timing in de hand houdend.

Dagen en voorvallen die in mijn Europese omgeving onopgemerkt voorbijgingen, zullen altijd verbonden blijven met mijn persoonlijke verhaal over de Arabische Lente. De bourgeois omgeving van de straten van München, en misschien wel van de meeste delen van Duitsland, percipieerde de gebeurtenissen in Egypte als vreemd. Vaak heeft provincialisme in de omgang met geschiedenis en herinnering de notie van ‘Duitsheid’ sterk bepaald – ook al zongen we op sommige dagen tijdens betogingen protestliederen tegen het feit dat Egypte bovenaan de lijst van importeurs van Duitse wapens staat. Wij wilden de aandacht vestigen op de Duitse betrokkenheid bij de gebeurtenissen van de Arabische Lente. Het Egyptische politieapparaat kreeg immers na de opstand in Egypte topmateriaal. Made in Germany. Op andere dagen richtten onze slogans zich tegen de Duitse regering, met name tegen haar ondoordachte steun aan een repressief regime, zolang dat maar voor stabiliteit zorgde in wat als een explosieve regio wordt beschouwd. Schijnbaar losstaande verhalen zijn dus met elkaar verweven, vooral als het gaat om het land dat altijd geacht wordt een cruciale rol te spelen bij het bewaren van het evenwicht tussen Israël en Palestina, en dat zo ook Duitsland helpt in het reine te komen met dit deel van zijn eigen verleden.

Deze tekst is, paradoxaal genoeg, een poging en tegelijkertijd een strijd om mee te gaan met en in te gaan tegen de herinneringsdwang.

Zeker sinds het begin van de revolutie is de banaliteit van het gewone dagelijkse leven verdwenen voor velen van ons die direct of indirect betrokken waren bij deze historische gebeurtenissen. Deze tekst is, paradoxaal genoeg, een poging en tegelijkertijd een strijd om mee te gaan met en in te gaan tegen de herinneringsdwang. Het is een eerbetoon aan de herinnering op wat een onbeduidende vroege zomerdag in mei lijkt te zijn. Maar rond deze tijd van het jaar in 2011, was ik, op een zogezegd onbeduidende dag, in Caïro, waar ik me aansloot bij een massaprotest en andere postrevolutionaire activiteiten, waaronder het schilderen van een fietspad in de wijk Korba, vlak tegenover het presidentieel paleis. Het voelde als het terugvorderen van straten die eigenlijk nooit van ons waren geweest. De herinneringen staan overal en op zovele dagen in ons geheugen gegrift. Op 29 november 2014 kwamen enkele van mijn familieleden en vrienden in Frankrijk samen voor de bruiloft van mijn zus. Iedereen maakte zich klaar voor het feest toen ik op de achtergrond op de radio hoorde dat Egyptische rechters alle aanklachten tegen Moebarak hadden ingetrokken. Het private en het politieke zijn altijd met elkaar verweven geweest, althans voor degenen onder ons die postkoloniale subjecten zijn.

Een paar dagen eerder vierden we een vrijgezellenfeest, naast vele andere plechtigheden voorafgaand aan het huwelijk, en opnieuw, in mijn persoonlijke herinnering, stonden die dagen in verband met de politieke gebeurtenissen van de revolutie. Het was namelijk rond dezelfde tijd, drie jaar eerder, dat de zogenaamde tweede golf van de revolutie plaatsvond. De gewelddadige acties van november 2011 in Mohamed Mahmoud Street werden door de Egyptische oproerpolitie hardhandig onderdrukt. De straat staat sindsdien ook bekend als Sharie Al-Oyoun (The Street of Eyes), wat verwijst naar al diegenen die hun zicht verloren nadat sluipschutters hen recht in de ogen hadden geschoten. De straatmuren werden bedekt met graffiti die de confrontatie documenteerden; ze werden nadien verwijderd, maar de revolutie staat voor altijd gekerfd in verwondingen en verminkingen. Hoe kunnen we vergeten? Hoe kunnen herinneringen aan onderdrukkende regimes worden beperkt tot dagen en data?

Politieke gevangenen zijn echter de belangrijkste reden voor mijn bezwaar tegen het reduceren van de herinnering aan de Arabische Lente tot een bepaalde dag, datum, of zelfs jaar. De herinnering aan bepaalde dagen van het jaar doen herleven voelt aan als verraad tegenover hen die achter tralies zitten en de prijs betalen voor alle anderen.
#FreeAlaa
#FreeMahienour
#FreeSanaa
#FreePatrickZaki
#FreeBaker
#FreeMoka
#FreeDouma
#FreeHoda
#FreeAhmedSamir
#FreeAllUnjustlyDetained

Hoe herinneren politieke gevangenen zich de gebeurtenissen van de Arabische Lente? Hoe ervaren zij tijd?

Het hangt nauw samen met een ander aspect van de paradoxale postkoloniale of postmigratieconditie: het streven naar emancipatie van bezetting, in alle betekenissen van het woord, en tegelijkertijd het erkennen van al die mechanismen van afhankelijkheid die ons doen rekenen op internationale druk op onderdrukkende regimes. Ik kan niet ontkennen dat een groot deel van mijn steun aan presidentskandidaat Joe Biden werd gevoed door de sprankjes hoop die zijn verkiezing zou brengen voor politieke gevangenen in Egypte. Ik hoopte ook dat de VS zich zou distantiëren van Donald Trumps ‘favoriete dictator’. Ik verloor een paar vrienden op de dag dat de resultaten van de verkiezingen in de Verenigde Staten werden bekendgemaakt, toen ik extatisch juichte omwille van de uitkomst.

‘Hoop is, net als wanhoop, verraad. Maar net als wanhoop is het ook een normale menselijke zwakte.’ Ik herinner me die woorden uit een brief die Alaa Abd El Fattah en Ahmed Douma, allebei gedetineerden van het Egyptische regime, samen schreven in een gevangeniscel in 2014. Vandaag zitten de twee gevangenen nog steeds achter tralies. Hoe herinneren politieke gevangenen zich de gebeurtenissen van de Arabische Lente? Hoe ervaren zij tijd? Hoe voelt het herdenkingstempo voor hen? Houden zij herinneringen aan die gebeurtenissen van tien jaar geleden in ere? Ik besef meer dan ooit dat vergeten een voorrecht is, geen keuze.