Hedendaagse dans in Iran, deel 1: dansen op de rand van wat mag

Door Ines Minten, op Mon Mar 04 2019 23:00:00 GMT+0000

In de islamitische republiek Iran is dans in principe verboden. Toch groeit in de plooien van het podiumlandschap een pril en vooral ondergronds circuit voor hedendaagse dans, dat overloopt van goesting en ambitie. Terwijl Vlaamse podia nu steeds meer werk uit Iran programmeren, reisde Ines Minten twee keer naar Teheran om er voorstellingen en repetities te zien. In dit drieluik vertellen dansers en choreografen voor het eerst zo openlijk en uitgebreid over hun praktijk.

De scène voor hedendaagse dans in Iran wordt door haar eigen protagonisten wel eens beschreven als een pasgeboren baby: nog klein en weerloos, met een grote zorgbehoefte. Anderen gaan een stap verder: ‘Er ís nog geen scène voor hedendaagse dans in Iran. Ze is op zijn best een foetus. Maar geef ons vijf jaar, en dan spreken we opnieuw.’

Aan het woord is Mohammad Abbasi, een van de eerste Iraniërs die hun land verlieten om een opleiding hedendaagse dans te volgen in Europa, meer bepaald aan het Centre National de Danse Contemporaine in Angers. Achteraf keerde hij terug naar Iran om zijn vers opgedane kennis thuis door te geven. Zijn aanpak bleek succesvoller dan hij zelf verwachtte.

‘Ik dacht voor een jaar naar Iran terug te keren, wat workshops te geven, en me daarna in Berlijn te vestigen. Maar het is anders uitgedraaid. Ik gaf een workshop, daarna nog een, en nog een… De mensen bleven maar komen en vragen naar meer. Op een dag werd het zo erg dat ik mijn telefoon heb moeten uitzetten, omdat ik anders gek was geworden van de telefoontjes. Toen heb ik beslist om in Iran te blijven en door te gaan met lesgeven.’

Dansers vinden elkaar, organiseren zich en professionaliseren zo, stap voor stap, zichzelf en hun scène.

Dat is negen jaar geleden. Intussen heeft de hedendaagse dans zich verspreid. ‘In het begin van de jaren 2000 waren we met zijn drieën’, gaat Abbasi door. ‘Nu schat ik dat er misschien duizend mensen in Teheran op de een of andere manier met hedendaagse dans bezig zijn, waarvan er een tweehonderd het echt ernstig menen. Een fractie van hen slaagt erin om er zijn hoofdbezigheid van te maken.’ Van een versnipperd en heel beperkt fenomeen evolueert de discipline in Teheran stilaan tot een sector. Dansers vinden elkaar, organiseren zich en professionaliseren zo, stap voor stap, zichzelf en hun scène.

De Iraanse paradox

Iran is een land met veel gezichten en reputaties. In westerse kranten lezen we over nucleaire deals, verplichte hoofddoeken, terdoodveroordelingen en executies, inperkingen van de vrijheid allerhande, en een strikt verbod op dansen en fuiven. Misschien herinner je je nog de Iraanse ‘happy dancers’ die enkele jaren geleden gearresteerd werden, nadat hun zelfgemaakte videoclip op Pharell Williams’ hit ‘Happy’ viraal ging op sociale media. Ze werden veroordeeld tot drie jaar gevangenis en 91 zweepslagen – een straf die uiteindelijk werd opgeschort onder voorwaarden.

Het incident geeft een beeld van de grote tegenstellingen in de Iraanse maatschappij. Het regime kon er niet om lachen dat mannen en vrouwen samen dansten, de vrouwen zonder hoofddoek dan nog, en dat op de daken van Teheran. De jonge dansers zelf wilden een tegengewicht bieden voor het negatieve beeld dat het Westen veelal heeft van hun land. Ze toonden hoe hun levens eruitzien zodra ze ontsnappen aan het publieke oog: gelukkig, rebels, dansend… zoals bij jongeren overal ter wereld.

(c) Amir Pousti

Het voorval is ook tekenend voor de snelle evolutie die de Iraanse maatschappij de laatste jaren doormaakt. Het lijkt wel of er elke dag een tikje meer kan, een tikje meer door de vingers wordt gezien. Momenteel zucht de modale Iraniër onder een zware economische crisis, grotendeels het gevolg van de sancties die de Verenigde Staten invoerden nadat Donald Trump de nucleaire deal met het land afgelopen voorjaar opblies. Maar de groeiende openheid van de maatschappij is overal zicht- en voelbaar.

Zo beheersen de hoofddoeken nog altijd het straatbeeld. Maar anders dan kort na de revolutie, toen er geen haartje zichtbaar mocht zijn, dragen vooral jonge vrouwen hun hijabs nu op het achterhoofd, één kant elegant en losjes over de schouder geslagen.

Mohammad Abbasi ziet in de hoofddoek een goede metafoor voor de maatschappelijke veranderingen in zijn land, én in de hedendaagse dans. ‘Zoals de vrouwen hun hoofddoek millimeter per millimeter naar achter hebben geschoven, zo is de hele Iraanse maatschappij langzaam maar zeker meer open geworden. Precies dezelfde ontwikkeling zie je in de dans. Wat vandaag gebeurt in Iran – in de maatschappij en op de podia – hadden we zelfs tien jaar geleden niet voor mogelijk gehouden.’

Het lijkt de dansers te gaan om een gracieuze krachtmeting met een heel regime.

In die zin staat de hedendaagse dans symbool voor een duidelijk merkbare opening naar een minder rigide en verbiedende cultuur in Iran, en naar meer internationale uitwisseling, onder impuls van een creatieve middenklasse. Ondanks de censuur, het nagenoeg totale gebrek aan financiële en andere (overheids)ondersteuning en de nog erg prille artistieke en organisatorische netwerken, werken veel mensen keihard om een ‘nieuwe’ sector en expressievorm op de kaart te zetten.

Het gaat de dansers om meer dan ‘vrij bewegen’ alleen: het lijkt een gracieuze krachtmeting met een heel regime. Lichaamsbeweging wordt metafoor voor bewegingsvrijheid.

Een lange geschiedenis

Natuurlijk is dans helemaal niet nieuw in Iran. De Perzische dansgeschiedenis gaat duizenden jaren terug. Zo kennen de verschillende Iraanse subculturen tot vandaag allemaal hun eigen volksdansen, die vooral in familieverband werden en worden doorgegeven. Maar in de loop van de twintigste eeuw groeide de dans in prerevolutionair Iran ook echt uit tot een erkende kunstvorm.

In 1928 richtte een zekere Madame Cornelli de eerste dansschool in Teheran op, waar ze balletachtige en folkloristische dans gaf. Tegen het eind van de jaren 1940 waren er vier grote dansscholen in de stad, die elk eigen accenten legden en voorstellingen brachten. De fusie van folk en ballet, vaak gecombineerd met nationalistische thema’s, leidde zelfs tot de ontwikkeling van een nieuw genre, de ‘nationale dans’. De meeste dansscholen in Teheran kregen in die tijd steun van het ministerie van Cultuur, maar dans werd nog vooral beschouwd als tijdverdrijf, niet als een sociaal acceptabel beroep.

Halfweg de jaren 1950 kreeg Teheran zijn eerste professionele balletacademie, gevolgd door twee professionele gezelschappen: de compagnie die later uitgroeide tot het Iraanse Nationaal Ballet en een daarmee sterk verbonden volksdansgroep. Naarmate de faam van de gezelschappen in binnen- en buitenland groeide, ontstond er ook almaar meer internationale uitwisseling.

'Reluctant', Mostafa Shabkhan (c) Mehrdad Motejalli

Een belangrijk ijkpunt in dat opzicht was de opening in 1967 van Roudaki, Teherans eerste moderne operagebouw, waar dans een stevige plaats op het podium veroverde. Niet alleen de binnenlandse groepen, maar ook namen als Margot Fonteyne en Rudolf Nureyev of het Kirovballet passeerden er. Behalve met klassiek en hedendaags ballet maakte Teheran in die tijd kennis met moderne en postmoderne dans. Merce Cunningham trad er op, Maurice Béjart bracht er zijn versie van Le sacre du printemps.

Eveneens in 1967 vond het eerste Shiraz Kunstenfestival plaats. Volgens het boek Dance in Iran: Past and Present (2016, onder redactie van Saloumeh Gholami) voerde dat in elf edities een ‘duizelingwekkende waaier aan kunstenaars’ op, van het meest traditionele tot het meest avant-gardistische eind van het spectrum. Intussen lieten de plaatselijke compagnies uiteraard niet na te experimenteren met al die subgenres en hun combinaties.

Tegen de jaren 1970 had de dans zich bevrijd van de sfeer van privéfeestjes en van het populaire cabaret met zijn slechte reputatie. Ze was uitgegroeid tot een gerespecteerde kunstvorm, met een vaste plek op de grote podia en met volwaardige opleidingscentra.

Achter gesloten deuren

Na de revolutie in 1979 viel die ontwikkeling stil. Dansgezelschappen werden opgeheven, scholen sloten de deuren, dansers en docenten werden werkloos of verlieten het land. De hele discipline werd verboden. Ook op feesten mocht er niet meer gedanst worden. Mannen en vrouwen werden verondersteld apart te vieren. Kort daarna brak bovendien de oorlog tussen Irak en Iran uit. In die tijd waren de mensen vooral bezig met overleven. Dans en theater waren voor niemand prioritair.

Na de revolutie gebruikte men voor dans veiligheidshalve de meer aanvaarde termen ‘harmonieuze beweging’ of ‘fysiek theater’.

Om al die redenen is dans sowieso een hele tijd afwezig geweest van de Iraanse podia. Pas in de loop van de jaren 1990 verschenen opnieuw enkele voorzichtige nieuwe sporen van dans voor publiek. ‘Er waren theatermakers die brave stukjes beweging in hun stukken integreerden’, legt Abbasi uit. ‘Het was allemaal nogal statisch en het probeerde krampachtig binnen de lijnen van de censuur te blijven, die toen een heel stuk strikter was dan vandaag. Kon je dat echt dans noemen? Daar valt over te discussiëren. In elk geval was het beweging geïnspireerd op volksdans, ballet, hier en daar een stukje moderne dans.’

Omdat het islamitische regime zulke negatieve morele en politieke associaties aan het woord ‘dans’ ophing, gebruikten de betrokkenen er sowieso meer aanvaarde termen zoals ‘harmonieuze beweging’ of ‘fysiek theater’ voor.

Zo was de situatie op de podia, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat er in die eerste twintig jaar na de revolutie totaal niet gedanst werd in Iran. ‘Je kunt mensen niet tegenhouden als ze willen dansen. Als je bijvoorbeeld tegen Koerden zegt dat ze niet meer mogen dansen op hun trouwfeesten, kun je ze evengoed vragen om te stoppen met ademen. Het is een te belangrijk deel van hun cultuur.’

En de dansers en docenten uit die opbloeiende danscultuur van voor de revolutie? Ook onder hen waren er enkele die na een tijdje opnieuw les begonnen te geven. De schaal was bescheiden en alles gebeurde volledig achter gesloten deuren. Maar zo stierven dansvormen als ballet, moderne dans en Iraanse volksdans toch nooit helemaal uit.

Vlaamse golf, Iraanse isolatie

En wat met de hedendaagse dans zoals we die in Europa sinds het begin van de jaren 1980 hebben leren kennen? Terwijl pioniers als Anne Teresa De Keersmaeker en Wim Vandekeybus vanuit Vlaanderen in razend tempo internationaal doorbraken, bleef Iran door de naweeën van de revolutie en de daaropvolgende oorlog met Irak totaal geïsoleerd van dergelijke internationale ontwikkelingen.

(c) Amir Pousti

‘We wisten in die dagen wel van het bestaan van ballet, en ook het begrip ‘moderne dans’ begon zich vanaf de late jaren 1990 in artistieke kringen in Teheran te verspreiden. Maar van de term ‘hedendaagse dans’ hadden we nog nooit gehoord, laat staan van de choreografen die werk maakten onder die noemer’, legt Mohammad Abbasi uit.

Pas vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw veranderde een en ander snel. De ene Iraanse performer kwam als acteur in Europa en belandde haast bij toeval in een workshop hedendaagse dans. Een volgende speelde bij een theater- of mimegroep die beweging op de voorgrond plaatste, en kwam via dat onderzoek bij een handvol Europese choreografen uit. Nog een ander zocht een creatieve uitlaatklep, en kwam via-via bij een van de eerste plaatselijke workshops uit.

Vinden wat ontbrak

‘In 2002 toerden we met Amir Reza Koohestani’s theaterstuk Dance on Glasses door Europa’, vertelt Abbasi. ‘Een festival in Duitsland nodigde ons niet enkel uit om te spelen, maar ook om een reeks workshops te volgen. We waren acteurs, dus die draaiden voornamelijk rond theater. Maar op een gegeven ogenblik kwam er een danseres uit Chili binnen. De opwarming die zij ons gaf, was helemaal anders dan wat we doorgaans deden.’

Abbasi en zijn collega Ali Moini wisten niet goed wat ze meemaakten, maar ze beseften meteen dat ze er meer van wilden. ‘In die dagen spraken we nauwelijks Engels, dus we dachten aanvankelijk dat we met moderne dans bezig waren.’

‘De eerste keer dat we die prachtige term ‘hedendaagse dans’ hoorden, was in een bibliotheek in Wenen.’

Enkele maanden later speelden ze in Wenen. ‘We gingen er op zoek naar dansvideo’s en kwamen terecht in een bibliotheek vol cassettes en dvd’s. Wij vroegen naar moderne dans en de bibliothecaresse bracht ons naar de rekken met Martha Graham, Isadora Duncan en consorten. Nee, nee, antwoordden wij. Wij willen Meg Stuart, Julyan Hamilton… dat soort. ‘Oh’, reageerde de dame. ‘Maar dan zoek je hedendaagse dans.’ Dat was de eerste keer dat we die prachtige term hoorden’, besluit Abbasi. ‘Ik had al een tijd het gevoel dat er iets ontbrak in wat ik deed. Toen wist ik dat ik het gevonden had.’

Vergelijkbare verhalen horen we bij dansers van uiteenlopende generaties. ‘Ik ben van acteren opgeschoven naar fysiek theater, danstheater en uiteindelijk hedendaagse dans. Dans voelt eerlijker en laat me bewuster en geconcentreerder in het leven staan’, zegt Mostafa Shabkhan (36). ‘Het voelt als vrijheid.’

‘Ik was al een tijd bezig met mime’, vertelt Masoumeh Jalalieh (29). ‘Ik wou voorstellingen maken, maar geen personages of rollen spelen. Ik vertrok liever vanuit beweging. Daarom lag mime al dichter bij wat ik zocht.’ Samen met een vriendin begon ze op eigen houtje bewegingsonderzoek te doen.

Op een dag, nu zes à zeven jaar geleden, stuurde een bevriende muzikant hun ter inspiratie een link door die hij tijdens zijn eigen research op het internet had gevonden. Het was een captatie van Anne Teresa De Keersmaekers debuut Fase, 4 movements to the music of Steve Reich. ‘Wat we op die beelden zagen, lag heel dicht bij ons onderzoek’, zegt Jalalieh. ‘Het was fijn te ontdekken dat er elders mensen met vergelijkbare dingen bezig waren.’

Gelijkgezinden vinden

Tanin Torabi (26) is nog geen jaar geleden teruggekeerd naar Iran na een tweejarige master in dans in Ierland. ‘Ik heb altijd al gedanst’, vertelt ze. ‘Na de revolutie ontdekte mijn moeder dat haar pianoleraar vroeger eigenlijk dans had gedoceerd aan de universiteit. Ze vroeg hem om over te schakelen op dansles, en zo leerde ze ballet en volksdans kennen. Later werd ook zij dansdocent. Als kleuter van vier liep ik al rond tussen haar leerlingen.’

(c) Amir Pousti

Er was iets aan dans wat ook Torabi aantrok, maar klassiek ballet was het niet helemaal. ‘Alles in ballet ligt zo vast: Het zwanenmeer blijft Het zwanenmeer, het kan niet meer groeien. Dat vond ik niet logisch.’ Maar van al wat ze voorhanden had, benaderde ballet het meest wat ze wilde en zocht.

Als tiener trok ze daarom haar stoute schoenen aan en schreef zich in voor een intensieve balletcursus van enkele maanden in Armenië. ‘Ik begreep de taal niet, dus het was erg moeilijk, maar op de een of andere manier lukte het me toch om de lessen te snappen.’

Nadien begon Torabi zelf les te geven, in een piepkleine studio die ze zelf inrichtte. De lessen waren een instant succes. Zelfs van ver buiten de stad brachten ouders hun tienerdochters ernaartoe. ‘Het was een mooie periode. Ik ontdekte dat ik mijn kennis over dans graag deel, zelfs al voelde ballet nog altijd niet helemaal juist. We vormden ook een kleine gemeenschap. Voor veel van de meisjes die les bij me volgden, betekenden de lessen veel. Eindelijk vonden ze een plek waar ze zich konden uitdrukken, gelijkgezinden vonden, en hun dagelijkse problemen even achter zich konden laten.’

Op een dag vertelde een Duitse online-vriendin aan Torabi dat ze in München een workshop hedendaagse dans had gevolgd bij een zekere Mohammad uit Teheran. ‘Ze gaf me zijn nummer, en zo is de bal aan het rollen gegaan’, vertelt ze.

Iets wat officieel niet bestaat, kun je uiteraard niet studeren.

Veel van de dansers en choreografen die ik spreek hebben een achtergrond in theater, maar zeker niet allemaal. Ik ontmoet ook sociologen, muzikanten, letterkundigen, grafisch vormgevers, architecten en ingenieurs. Allemaal vonden ze iets in de dans wat hun oorspronkelijke opleiding hun niet bood. Theater, muziek, literatuur en al die andere richtingen vind je in Iran aan de universiteit. Dans niet. Iets wat officieel niet bestaat, kun je uiteraard niet studeren.

Wie de hedendaagse dans ernstig neemt en over voldoende talent en andere mogelijkheden beschikt (een netwerk dat je de juiste plekken wijst, financiële middelen of beurzen, het juiste visum…), trekt dus graag naar het buitenland voor een opleiding. Velen van hen keren nadien niet terug naar hun thuisland. Maar er zijn er ook die dat wél doen, en hun kennis en vaardigheden ter plekke aan anderen doorgeven.

Tanin Torabi: ‘Sowieso wil ik uiteindelijk het liefst in eigen land wonen en werken. Hier kan ik me nuttiger maken.’ Ze herinnert zich nog goed hoe ontzettend belangrijk haar eerste kennismaking met hedendaagse dans is geweest, en hoe die de weg heeft geopend naar alles wat nadien is gevolgd. ‘Het zou me erg gelukkig maken als ik datzelfde voor iemand anders kon betekenen.’

Repeteren in de kelder

Alireza Keymanesh concentreerde zich al tijdens zijn opleiding tot acteur in Teheran op alle mogelijke fysieke technieken, van Suzuki over Lecoq en Grotowski tot yoga en tai chi. ‘Toen ik alles wat ik op dat vlak in Teheran kon vinden, had doorlopen, besloot ik zelf les te geven.’ Hij begon, nu bijna tien jaar geleden, met vijf supergemotiveerde leerlingen, in een kelder in Teheran. Ook letterlijk underground, dus.

Afgelopen zomer bouwde hij eigenhandig een dansstudio, compleet met grijze dansvloer. ‘Kom maar even hier kijken’, zegt hij en in een hoek van de zaal wijst hij op een los randje. ‘Hier kan je zien wat voor lagen ik erop heb gelegd.’

Hij is terecht trots op zijn privéstudio, en ook zijn leerlingen zijn zichtbaar in hun nopjes. ‘We leven in een maatschappij met veel spanningen’, legt Keymanesh het succes van zijn lessen uit. ‘Die spanning zet zich vast in onze lichamen. Dans is een perfect middel om al die spanning van ons af te schudden.’ De leerlingen knikken, terwijl ze van hun thee drinken en een koekje eten.

‘Om je goed te voelen is er een balans nodig tussen lichaam en geest’, gaat Keymanesh door. ‘Dans en beweging kunnen ervoor zorgen dat de connectie tussen beide nauwer wordt. Dat verraste me trouwens toen ik in Nederland woonde. Je hebt er een heel ander soort samenleving, maar uiteindelijk was iedereen er naar precies hetzelfde op zoek als wij hier.’

Dit is Keymanesh’ gevorderde groep. Twee keer per week krijgen ze drie uur lang les, anderhalf jaar lang. ‘Ik wil dat de deelnemers gedisciplineerd zijn en hun best doen. Ik tolereer geen laatkomers of andere chaotische Iraanse toestanden. Ik vraag een engagement.’

De lessen zijn gevarieerd, met aandacht voor techniek en anatomie. Ze zijn minutieus opgebouwd, met telkens een ander type opwarming, een wisselende focus op een bepaalde techniek, individuele lichaamsbeheersing, groepsdynamiek, en tot slot verfijning van een specifieke bewegingsfrase.

De stukken die wat gevoeliger liggen, zullen we privé tonen, of in het buitenland.’

Wanneer ik Keymanesh een tijd na mijn bezoek spreek via Skype, vertelt hij me dat de groep aan een nieuw stadium in de opleiding toe is. ‘We zijn nu een jaar aan het werk en de deelnemers hebben vooruitgang gemaakt. Vertrekkend van een persoonlijke fascinatie zullen ze een eindproject maken en aan een publiek tonen.’

Sommige leerlingen werken aan solo’s die qua vorm en thema gerust op de publieke podia zouden kunnen. Die zullen ze presenteren aan de censuurcommissie. ‘Krijgen ze toelating, dan tonen we ze in een officiële theaterzaal. De stukken die wat gevoeliger liggen, zullen we privé tonen, of in het buitenland.’

Dansen met de censuur

Wat kan er nu wel of niet op Iraanse podia? Vind je er dansvoorstellingen op officiële speelplekken? Hoe zien die er dan uit? Wat speelt zich noodgedwongen af in het undergroundcircuit? En is er een grijze zone?

Het zal niet verbazen dat een eenduidige checklist voor zulke vragen niet bestaat. Op een undergroundfestival tref je al eens producties waarvan je je afvraagt waarom ze niet publiek zouden kunnen. Aan de andere kant staat op Fadjr, het grootste door de overheid georganiseerde theaterfestival van Iran, nu en dan een voorstelling waarvan je je nauwelijks kunt voorstellen dat een niet-dansgezinde censuurcommissie ze ooit goedkeurde.

Op Fadjr stonden in 2018 bijvoorbeeld Shirtology van Jérôme Bel en The Package van Shusaku Takeuchi. Hoewel iedereen het woord ‘dans’ in het publieke domein nog steeds angstvallig mijdt, omschreef de internationale krant Tehran Times die laatste voorstelling niet geheel omfloerst als ‘a dance theater performance’.

De makers pasten misschien enkele scènes en/of kostuums aan de plaatselijke voorschriften aan, en labelden hun voorstellingen wat vager. Maar ze werden uitgenodigd, en ze speelden.

Naar de jongste editie van 2019 bracht de in België gevestigde choreograaf Ehsan Hemat zijn voorstelling I put a spell on you. Hij ontving er een prijs voor ‘beste choreografie’ voor. De eerste in de geschiedenis van het festival. Een historisch moment.

'I put a spell on you' (Ehsan Hemat) in Teheran (c) Maryam Ghahremani Zadeh

Elke voorstelling die in Iran op een publiek podium komt, verschijnt vooraf voor een zogenaamde revisiecommissie. De leden worden gestuurd door het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding om te bekijken of de ingediende artistieke plannen en de vervolgens gecreëerde stukken in overeenstemming zijn met de islamitische regelgeving.

Sommige van die regels zijn vrij duidelijk. Een vrouwelijke performer draagt een hoofddoek en lange mouwen. Haar benen zijn bedekt en je ziet niet te veel lichamelijke rondingen. Ook mannen tonen beter niet te veel bloot vel en mannen en vrouwen raken elkaar niet aan.

Het hangt dan van de uitvoerders in kwestie af of ze al dan niet tegen de grenzen van de voorschriften willen porren. Je ziet op scène brave, schoolse hoofddoekjes naast de modieuze hijab die ook het straatbeeld in Teheran kleurt. Andere makers proberen dan weer van alles met tulbanden, sjaals en lapjes stof. Hoeveel nek kan je vandaag tonen? Vangt een mouw tot net onder de elleboog nog commentaar?

Het gebruik van de term ‘dans’ wordt op een dag wellicht de laatste te overwinnen hindernis.

Hoe meer interpretatie iets vraagt, hoe moeilijker de reactie in te schatten valt. Logisch. Heupbewegingen zijn sowieso verdacht en alles waar ook maar een zweem van seks en sensualiteit over hangt, is uit den boze. Veel hangt ook af van de plaats en context waar de voorstelling staat. Door de internationale uitstraling van het festival is Fadjr over het algemeen net iets soepeler, bijvoorbeeld.

‘Zeker in onze beginjaren hadden we het geluk dat veel van de bewegingen in de hedendaagse dans niet stroken met het traditionele beeld dat het gemiddelde commissielid had van dans’, legt Mohammad Abbasi uit. ‘Die mensen dachten namelijk aan ballet, volksdans of videoclips van popmuziek. Maar hedendaagse dans beroept zich vaak op totaal andere bewegingen.’

‘De jury had soms moeite om te begrijpen waar we mee bezig waren en vond wat we deden raar of krankzinnig, maar niet per definitie provocatief. Zolang we dus rekening hielden met hun denkbeelden en ons goed voor de geest hielden wat zij aanstootgevend vonden, was het – soms met de nodige moeite – mogelijk om toestemming te krijgen voor een stuk dat wij hedendaagse dans of hybride zouden noemen, maar dat voor hen onder de noemer ‘theater’, ‘bewegingstheater’ of ‘fysiek theater’ viel.’

Vandaag is de situatie anders, vervolgt Abbasi. ‘Intussen weet iedereen heus wel dat we onze voorstellingen zelf anders noemen. Maar zolang we niet provoceren of al te hard in de kijker lopen, laten ze ons min of meer onze gang gaan.’ Het gebruik van de term ‘dans’ wordt op een dag wellicht de laatste te overwinnen hindernis.

'My Mind is Fooling Me', Maryam Baqeri Nesami (c) Alborz Teymoorzadeh, 2015

Toch vormen hedendaagsedansvoorstellingen of hybride voorstellingen die een stuk hedendaagse dans incorporeren op de officiële podia, slechts het topje van de ijsberg. Heel veel dans situeert zich in het undergroundcircuit. Of het zit ergens tussenin, in de schemerzone tussen publiek en privé, bijvoorbeeld in kunstgalerieën of kleinere kunstencentra met soms een brasserie en een kleine theaterzaal.

Zulke plekken vragen bij de autoriteiten een toestemming aan die voor hun hele locatie geldt, niet voor elke individuele voorstelling of tentoonstelling. Wat ze programmeren of cureren, valt onder hun eigen verantwoordelijkheid. In het geval van hedendaagse dans hangt het er op zulke plaatsen dus vanaf wie de tent runt.

Het werk centraal

Veel dansers die ik spreek, hebben het intussen wat gehad met doorbomen over de censuur in hun land. Het lijkt soms het énige onderwerp waarover ze worden aangesproken, vinden ze.

Hier en daar bezweert iemand dat de beperkingen van de censuur je net creatiever maken.

Sommige dansers en choreografen zijn er stellig over. Hoewel ze de censuur soms grondig verfoeien, aanvaarden ze hem als een voorwaarde om hun werk te kunnen tonen. Wil je publiek gaan, dan neem je de censuur erbij, en bekijk je hoe je creativiteit binnen die vooropgestelde grenzen kan floreren. Hier en daar bezweert iemand me dat de beperkingen je net creatiever maken.

‘Het is interessant om uit te zoeken wat kan en waar de rode lijnen liggen, maar ik vertrek niet vanuit de premisse dat ik een stuk voor de Iraanse podia maak, of voor de underground, of voor het buitenland’, vertelt Sina Saberi, die een goeie vier jaar geleden voor het eerst in het bewegingsonderzoek dook. ‘Het liefst maak ik voorstellingen die op die drie plekken tegelijk mogen bestaan.’

Europese verwachtingen

Europa kijkt met argusogen naar de artistieke scène in Iran. Als je zag hoeveel werk van Iraanse theatermakers en choreografen je in 2018 kon meepikken op Vlaamse en Brusselse podia, lijkt het wel uit te groeien tot the next hot thing. Niet alleen het Kunstenfestivaldesarts programmeerde (traditiegetrouw) enkele losse podiumvoorstellingen uit Iran, dat deden ook individuele speelplekken zoals Beursschouwburg of Charleroi danse. BOZAR organiseerde een eigen festival voor theater uit Iran, en NONA (Mechelen) deed met Nowruz hetzelfde voor Iraanse hedendaagse dans. De universiteit van Antwerpen wijdde dan weer een symposium aan Iraanse hedendaagse muziek. Wat vertelt die toegenomen aandacht?

Nahoft, Mohammad Abbasi

Mohammad Abbasi reist nu al bijna twintig jaar heen en weer tussen Iran en Europa. Hij heeft met verscheidene theater- en dansproducties op verschillende Europese podia gestaan, heeft lezingen gehouden, in festivaljury’s gezeteld en workshops geleid. En al te vaak stuitte hij op dezelfde Europese verwachtingen. Een Iraanse choreograaf? Dan moest het wel gaan om censuur en beperkingen, om hoofddoeken, ellende en politiek.

‘Ik ben er in de loop van de jaren behoorlijk paranoïde van geworden’, zegt Abbasi. ‘Altijd vraag ik me af of ik ergens word uitgenodigd omdat ik een goede voorstelling heb gemaakt, of omdat ik van Iran kom, en ‘dans in Iran’ zo sexy en stout klinkt. Ik word er wat moe van. Ik wil ook wel eens gewoon een choreograaf zijn, in plaats van altijd een Iraanse choreograaf.’

Eenzelfde verzuchting hoor ik bij Masoumeh Jalalieh en Soolmaz Shoaie, die me een rondleiding-in-filmpjes geven door hun voorstellingen en enkele repetitiemomenten. ‘In het buitenland interpreteert iedereen alles wat we doen politiek’, zegt Shoaie. Ze tonen me een filmpje van een voorstelling die ze presenteerden in Duitsland. Ze zijn in de weer met grote lappen zwarte stof, waar nu en dan een oog, een hand of arm uit komt piepen.

Dans in Iran: een eenduidig fenomeen is het niet.

‘Iedereen dacht dat we een statement wilden maken over de chador’, zegt Jalalieh, ‘terwijl wijzelf tijdens de creatie op geen enkel moment aan chadors of zelfs maar hoofddoeken hebben gedacht. Wij wilden vooral vormelijk werken met isolaties en kijken wat voor interessant bewegingsmateriaal we daaruit konden puren. Uiteindelijk stond het stof vooral symbool voor de onmogelijkheid om uit je eigen huid te ontsnappen. We waren dus ontzettend verbaasd om die buitenlandse interpretaties te horen.’

‘Ik heb jaren niet op de publieke podia in Iran willen staan’, legt Mohammad Abbasi uit. ‘En dat was heus niet alleen om de censuur te omzeilen.’ Hij ziet het zelf als een veel algemenere keuze voor artistieke vrijheid. Hij geeft een voorbeeld: ‘Sinds de subsidies onder het regime van Ahmadinejad (2005-2013, IM) compleet gesnoeid zijn, moeten makers het louter van ticketinkomsten hebben, en vaak betalen ze ook nog eens huur voor een zaal. Een stuk dat een kleiner en specifiek publiek aanspreekt, haalt het zo niet. Daarom zie je veel theater dat filmsterren opvoert of andere commerciële keuzes maakt. Dat wil ik niet. Ook dat is een reden om vooral underground te blijven. Daar doe je wat je wil.’

Dans in Iran: een eenduidig fenomeen is het niet. De discipline blijft op zich verboden, maar als hedendaagse kunstvorm is ze duidelijk bezig met een emancipatiebeweging. De grijze zones lijken zich daardoor voortdurend te verplaatsen, maar helemaal verdwijnen doen ze vooralsnog niet.


Lees hier deel 2 van deze reeks: de prille professionalisering


Dit artikel kwam tot stand met de steun van rekto:verso en Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Info: www.fondspascaldecroos.be.

Met dank aan Bára Sigfusdottir, GRIP, en uiteraard aan alle Iraanse dansers en choreografen die bewust en onbewust hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de reeks.