Gezocht: dichters! Deel 2: Poetins literatuur- en cultuurbeleid sinds de invasie in Oekraïne (2022-2025)

Door Pieter Boulogne, Elena Solonina, op Wed Dec 17 2025 15:02:00 GMT+0000

Sinds de Russische invasie in Oekraïne is het voor oppositiegezinde auteurs en culturele organisaties niet meer mogelijk om in Rusland te werken. In het tweede deel van dit tweeluik over het Russische cultuurbeleid beschrijven Pieter Boulogne en Elena Solonina haarfijn hoe auteurs te kampen krijgen met repressie en censuur, met een creatieve braindrain tot gevolg. Ondertussen wordt de klassieke Russische literatuur ingezet voor ‘patriottistische’ doeleinden.

De invasie in Oekraïne als katalysator van censuur en repressie

Hoewel Vladimir Poetin al ruim een decennium voor zijn grootschalige invasie in Oekraïne aan het ijveren was om de culturele sfeer – waarvoor zijn voorganger Boris Jeltsin nooit veel interesse had getoond – onder overheidscontrole te brengen, vond het gros van de Russische cultuurdragers dat er in Rusland wel te leven en te werken viel. Dat veranderde op 24 februari 2022, toen de Russische repressie- en propagandamachine van de ene dag op de andere op volle toeren begon te draaien. Vanaf het eerste uur gingen de autoriteiten zich bekommeren om invloedrijke (sociale) media en gezaghebbende cultuurdragers die buiten de Russische overheidscontrole vielen en die het waagden zich tegen de oorlog uit te spreken. Zij ondermijnden namelijk het beeld dat de autoriteiten ophingen dat de Russische samenleving als één blok achter de President stond in zijn beslissing om een buurland binnen te vallen. Bijvoorbeeld publiceerde de nieuwswebsite Colta.ru (2024) precies twee jaar na de uitbraak van de grootschalige oorlog nog de volgende ongezouten open brief, opgesteld door onder anderen de schrijvers Boris Akoenin, Vladimir Sorokin, Dmitri Bykov, Michail Zygar en Dmitri Gloechovski, de uitgeefster Irina Prochorova en de journalist Dmitri Moeratov (die als journalist van Novaja Gazeta in 2021 nog de Nobelprijs voor de Vrede had gewonnen):

Landgenoten!
De oorlog van Rusland tegen Oekraïne is een schande.
Het is onze schande, maar helaas zullen zelfs onze kinderen, de generatie van piepjonge en nog ongeboren Russen zich ervoor moeten verantwoorden. Wij willen niet dat onze kinderen in het land van de agressor moeten opgroeien, dat ze beschaamd moeten zijn dat hun leger een onafhankelijk buurland heeft aangevallen. We roepen alle burgers van Rusland op om deze oorlog een halt toe te roepen.
Wij geloven niet dat een onafhankelijk Oekraïne een bedreiging vormt voor Rusland of eender welke andere staat. Wij geloven de beweringen van Vladimir Poetin niet dat het Oekraïense volk in de greep zou zijn van ‘nazi’s’ en zogezegd ‘bevrijd’ zou moeten worden.
Wij eisen de stopzetting van deze oorlog.

De Russische autoriteiten reageerden op de productie en verspreiding van anti-oorlogsstatements met infantiele censuur en harde repressie.

De Russische autoriteiten waren niet weinig bevreesd dat de vele miljoenen fans van de oppositiegezinde auteurs, acteurs, toneelmakers, regisseurs, musici en journalisten, oren zouden kunnen hebben naar hun boodschap. Ze reageerden op de productie en verspreiding van anti-oorlogsstatements met infantiele censuur en harde repressie. Al meteen na de inval werd het manifestatieverbod (dat ook geldt voor eenmansacties) strikt gehandhaafd, en kwam er een verbod op het publieke gebruik van de termen ‘invasie’ en ‘oorlog’ (er mocht enkel gesproken worden over ‘de speciale militaire operatie’).

Oppositiegezinde organisaties en media met invloed werden in sneltempo monddood gemaakt. De mensenrechtenorganisatie Memorial was al verboden door het Russische hooggerechtshof aan de vooravond van de oorlog, op 28 december 2021. In maart 2022 werd Echo Moskvy uit de ether gehaald en opgeheven, stopte ook Radio Liberty zijn werkzaamheden in Rusland, werd de webpagina van TV Rain geblokkeerd en verdween Novaja Gazeta uit de Russische krantenkiosken. In dezelfde maand werd Meta bestempeld als een extremistische organisatie, met als gevolg dat Facebook en Instagram geblokkeerd werden.

Na de organisaties en de media kwamen de individuele cultuurdragers in het vizier. De meest invloedrijke figuren hoefden niet lang te wachten op een uithaal van de knoet. In december 2022 werd Maria Revjakina vervangen als hoofd van het populaire, onafhankelijke theaterfestival Het Gouden Masker, nadat ze eerder een open brief had ondertekend om haar steun aan Oekraïne te betuigen. Wellicht prijkte ze al langer op de zwarte lijst van het Kremlin: in 2015 was de toenmalige minister van Cultuur Vladimir Medinski tijdens de prijsuitreiking van Het Gouden Masker uitgejouwd door het publiek. Pijnlijk was ook dat de eerder vermelde Serebrennikov tijdens zijn huisarrest, in 2018 en 2019, nog tweemaal in de prijzen van Het Gouden Masker was gevallen. Nog een grotere schok kregen de Russische toneelliefhebbers te verduren in mei 2023, toen de veelvuldig gelauwerde regisseurs Jevgenija Berkovitsj en Svetlana Petrijtsjoek gearresteerd werden. De aanleiding werd gevormd door anti-oorlogsgedichten van Berkovitsj en een toneelstuk van Petrijtsjoek (dat twee ‘Gouden Maskers’ had gewonnen). In juli 2024 kregen ze, ondanks grote maatschappelijke druk, een harteloze gevangenisstraf van zes jaar (terwijl Berkovitsj de alleenstaande adoptiemoeder van twee meisjes is).

Nadat de wet op de buitenlandse agenten nog was aangescherpt, begon het Russische Ministerie van Justitie dat label kwistig uit te delen aan cultuurdragers die zich tegen de oorlog uitspraken. Boris Akoenin kreeg het label in januari 2024 kort nadat de prankers Vovan en Leksoes, zich voordoend als medewerkers van de Oekraïense president Zelenski, hem als landverrader te kijk hadden gezet. Alsof dat nog niet genoeg was, werd Akoenin ook toegevoegd tot de lijst ‘extremisten en terroristen’. Aangezien hij sinds de Krim-annexatie in het buitenland woont, lijkt de bedoeling vooral te zijn om hem daar te houden, en zijn invloed in het Russische publieke debat te minimaliseren. Intussen hebben vele honderden artistieke en mediafiguren het label gekregen (iedere vrijdag vindt een nieuwe ‘proclamatie’ plaats). Tot de schrijvers behoren onder meer Dmitri Bykov, Dmitri Gloechovski, Michail Zygar, Jekaterina Sjoelman en Oleg Kasjin. De status komt erop neer dat ze regelmatig vervelende financiële rapporten moeten voorleggen aan de Russische autoriteiten, en bij iedere publieke uitspraak zichzelf eerst kenbaar moeten maken als buitenlandse agent. Ook worden de burgerlijke rechten van buitenlandse agenten aanzienlijk ingeperkt – wat in sommige gevallen min of meer neerkomt op een beroepsverbod. Wie de bepalingen niet naleeft, riskeert geldelijke boetes en, bij recidivisme, strafrechtelijke vervolging en confiscatie van eigendom. Hun werken kunnen nog wel verkocht worden binnen de Russische Federatie, maar tegenwoordig moet dat met het stigma ‘buitenlandse agent’ op de cover. In de huidige context weerklinkt daarin het stalinistische begrip ‘volksvijand’.

Net zoals tijdens de Koude Oorlog speelt de Russische literatuur zich tegenwoordig voor een belangrijk stuk buiten Rusland af.

Voor Ruslands meest rabiate patriotten is het ook een vrijgeleide om tegen de auteurs in kwestie hetzes te ontketenen, die hun deelname aan festivals, boekenbeurzen en andere evenementen in het gedrang kunnen brengen. Op die organische manier bemoeilijkt de aanval van het Kremlin op oppositiegezinde auteurs de verspreiding van hun literaire werken. De Russische schrijvers staan voor het voldongen feit dat de censuur terug is van weggeweest (ook al is censuur door de Russische Grondwet nog altijd verboden). Zoals de critica Galina Joezefovitsj opmerkt, waren ze daar niet op voorbereid:

Na zoveel jaren welstand gekend te hebben, of toch in elk geval bijna volledige vrijheid, bleek de boekenwereld tragisch genoeg totaal niet voorbereid op de repressie die haar na 24 februari 2022 te beurt viel. De sector had voor zo’n situatie geen plan van aanpak klaar. Dat is niet verwonderlijk, want zelfs de oudste rotten van de boekuitgeverij en boekhandel hebben de tijden van censuur nooit aan den lijve ondervonden. Ze hebben dus geen ervaring met overleven of verzet voeren.

De grootschalige toepassing van het label ‘buitenlandse agent’ op cultuurdragers heeft ertoe bijgedragen dat de emigratiegolf die na de invasie ontstond een aanzienlijk creatief contingent bevat – wat zonder de minste twijfel een bedoeld gevolg van de maatregel was. Net zoals dat tijdens de Koude Oorlog het geval was, speelt de Russische literatuur zich tegenwoordig voor een belangrijk stuk buiten Rusland af. Wie in een ander land publiceert, riskeert echter buiten het bereik van het gros van zijn of haar lezers te vallen – al geldt dat in mindere mate voor elektronische publicaties dan voor papieren uitgaven. Dat is het lot van Akoenin, die in 2022 zijn satirische anti-oorlogsnovelle Advocaat van de duivel uitgaf in Israël. Voor zover de huidige Russische wetgeving daar nog ruimte voor biedt, verkiezen geëmigreerde Russische schrijvers in de regel toch in Rusland te publiceren. Uitzonderlijk verschijnen er zelfs tijdens de Russisch-Oekraïense oorlog nog publicaties in Rusland die het regime min of meer openlijk uitdagen. Een van de moedigste, meest grootschalige projecten was de publicatie van Poëzie van de laatste tijd, die in 2022 onder redactie van Joeri Leving bij de Peterburgse uitgever Ivan Limbach verscheen. Meer dan honderd Russischtalige dichters leverden een bijdrage tot deze lijvige bloemlezing, die integraal gewijd is aan ‘het collectieve traumaʼ van de Russisch-Oekraïense oorlog. Hoewel met deze publicatie strikt genomen geen enkele wet werd overtreden, lopen de betrokken auteurs in het huidige klimaat een reëel risico op vervolging. De literatuurexpert Vladimir Charitonov ontleedde het mechanisme als volgt: de autoriteiten lezen zelf geen boeken, maar zodra waakzame patriotten hen attent maken op problematische auteurs of passages, kunnen ze eventueel overgaan tot repressieve maatregelen. In zekere zin geldt hier dus het principe van de Russische roulette, wat zelfcensuur in de hand werkt.

Een van de nieuwe stokken om de oppositiegezinde cultuurdragers mee te slaan is het verbod op ‘LGBT-propaganda’, dat ingevoerd werd in het najaar van 2022. Terwijl cultuurproducten met homoseksuele toespelingen voorheen vrij konden circuleren in Rusland – althans onder meerderjarige cultuurconsumenten – voorziet de nieuwe wet in een totale preventieve censuur van dergelijke passages. De progressieve Russische uitgeverij AST heeft daar op passende wijze op gereageerd. In april 2024 bracht die een Russische vertaling uit van Roberto Carnero’s biografie van Pier Paolo Pasolini. Gezien de veelvuldige verwijzingen naar de homoseksualiteit van de losbandige Italiaanse dichter en cineast, heeft de uitgever AST volledige zinnen en zelfs alinea’s zwart gemaakt. Het mag dan niet veel leesbare tekst bevatten, het boek werd meteen een gegeerd hebbeding.

De Russische vertaling van Pier Paolo Pasolini’s biografie, met door de uitgever gecensureerde passages

Dode en levende oorlogspropagandisten

Een tweede groep culturele maatregelen die de Russische autoriteiten in de context van de Russisch-Oekraïense oorlog troffen, valt onder de categorie ‘wortel’. Er werd geen geld of moeite gespaard om de zogenaamde speciale militaire operatie voor te stellen als een roemrijke historische gebeurtenis. In de Z-propaganda speelt klassieke Russische literatuur een sleutelrol. Toen de Russische troepen de Oost-Oekraïense stad Cherson bezetten, verscheen er prompt een groot plakkaat met daarop een passage uit Poesjkins historische roman De Moor van Peter de Grote(1827), waarin die pocht dat een van zijn voorvaders, Abram Gannibal, de stad mee heeft gebouwd (alsof dat de bezetting legitimeert). In november 2022 citeerde de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov, in een gemonteerde YouTube-video, Poesjkins chauvinistische gedicht ‘Aan de lasteraars van Rusland’ (1831). Ook struikelden de Russen op het Peterburgse Paleisplein over torenhoge afbeeldingen van klassieke schrijvers als Aleksander Koeprin, Michail Prisjvin, Nikolaj Goemiljov, Sergej Jesenin, Aleksandr Blok en Michail Zosjtsjenko. De panelen waren daar neergezet in het kader van het twintigjarige jubileum van het Internationale Boekensalon van Sint-Petersburg, dat in 2025 in het teken stond van ‘de beschermer van het vaderland’. Opvallend is dat de uitgebeelde schrijvers allemaal een legeruniform dragen, en dat hun militaire rang in het vet vermeld wordt, opvallender dan hun rol als literator. Daaruit spreekt de suggestie dat een literaire roeping hand in hand moet gaan met militair engagement, en dat het laatstgenoemde van nog groter belang is dan het eerstgenoemde.

Gecanoniseerde Russische dichters in legeruniform

Opvallend is dat de uitgebeelde schrijvers allemaal een legeruniform dragen, en dat hun militaire rang in het vet vermeld wordt, opvallender dan hun rol als literator.

Terwijl deze schrijvers zich niet meer kunnen verzetten tegen politieke accaparatie, zijn er ook levende schrijvers die zich voor de kar laten spannen. De meest prominente (en wellicht ook meest getalenteerde) is Zachar Prilepin, die sinds 2022 op de Europese sanctielijst staat en sinds 2024 mag zetelen in Ruslands Presidentiële Cultuur- en Kunstraad. Daarnaast is er een legertje zogenaamde Z-dichters actief, die de oorlog voorstellen als de heroïsche redding van de Russischtalige broeders uit de handen van het Oekraïense neonazistische regime. Ondanks hun beperkte literaire talent worden deze rijmelaars opgevoerd op televisie en worden voor hen tournees georganiseerd – ook in de bezette gebieden. In de zomer van 2023 zorgden de Russische autoriteiten voor een maximale verspreiding van hun poëziebundel PoëZie van een Russische zomer, door die op het federale informatieplatform te plaatsen.

Op de Russische lezers maken de Z-poëten door de band genomen een tragikomische indruk. Op het internet wemelt het van de parodieën en spotternijen. In 2023 brachten anonieme activisten hun sowieso al bedenkelijke reputatie ernstige schade toe. Nadat ze op social media een account aangemaakt hadden van een fictieve oorlogsgezinde literator, die ze ‘Gennadi Rakitin’ gedoopt hebben, begonnen ze onder zijn naam Russische vertalingen van schrijvers uit nazi-Duitsland te publiceren. Het duurde niet lang of de nazistische gedichten werden door de Z-propagandisten gerepost en voorgedragen.

De Russische propagandamachine heeft echter nog andere kaarten in handen om de jongeren, die in tegenstelling tot hun ouders amper televisie kijken, aan te spreken. Zoals blijkt uit de undercoverdocumentaire Mr. Nobody against Putin (2025) over de Russische pedagoog Pavel Talankin, hebben de Russische scholen kort na de oorlog de opdracht gekregen om hun leerlingen om de oren te slaan met patriottistische liedjes en gedichtjes. Ook stripverhalen krijgen er een propagandistische rol. Zo schreef de bekende Russische kinderboekenschrijver Oleg Roj de reeks Kennis over de Helden, die bestaat uit 22 korte beeldverhalen over gedecoreerde soldaten van het Russische leger. In april 2022 werden deze strips, dankzij samenwerking tussen het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Onderwijs, massaal verspreid in Russische schoolbibliotheken. Een andere stripreeks heet Er was eens een keer. Die wordt geproduceerd door het Russische telegramkanaal Rybar, dat meer dan een miljoen volgers heeft. De drijvende kracht erachter is de militaire blogger Michail Zvintsjoek, die tot 2019 verbonden was aan de persdienst van het Russische Ministerie van Defensie en in 2022 door Poetin in een mobilisatiewerkgroep is gestoken. Zijn stripreeks die de Russische soldaten roemt en het Westen demoniseert, wordt online verspreid in Rusland, en wordt tegelijkertijd ook gratis ter beschikking gesteld in het Engels, Chinees en Arabisch.

Russische scholen hebben kort na de oorlog de opdracht gekregen om hun leerlingen om de oren te slaan met patriottistische liedjes en gedichtjes.

Ondanks de moeite van de propagandisten lijkt de modale Rus weinig geestdrift aan de dag te leggen over de invasie van de Russische troepen in Oekraïne – laat staan om er zelf actief aan bij te dragen, met gevaar voor eigen leven. In de loop van 2023 raakten de Russen de oorlog als thema ook wat beu, volgens onderzoekers van het Laboratorium voor Publieke Sociologie (dat sinds 2024 eveneens ‘buitenlands agent’ is). De Russen lijken de gruwel die in hun naam gepleegd wordt het liefst van al gewoon te vergeten. De patriottische radiozender Gordost (‘Trots’) van Nikolaj Rastorgoejev, die in februari 2024 begon uit te zenden nadat het Presidentiële cultuurfonds de organisatie maar liefst 10 miljoen roebel toekende, is volgens het onderzoekscentrum Mediascope de minst populaire van alle Russische FM-zenders. Boekhandelaars leggen weinig of geen oorlogsliteratuur in hun etalage. Tickets voor concerten die in het teken staan van de oorlog worden in de regel gratis uitgedeeld, en dan nog is de opkomst vaak ondermaats. Oorlogsfilms doen het in de bioscoop uitgesproken slecht. Bovendien is de animo om aan de producties mee te werken gering. Dat moest de bekende producer Sergej Zjigoenov onlangs ondervinden: om een propagandistische film te draaien over de Russische strijd tegen het Oekraïense nationalisme, ving hij bot bij maar liefst een vijftigtal regisseurs. Hun collectieve weigering strookt met de jammerklacht die de oorlogshitsers Zachar Prilepin en Vladimir Solovjov op televisie ad nauseam herhalen: dat de Russische cultuursector zich onvoldoende inspant om de Russen vaderlandsliefde bij te brengen.

De zwart- en rooskleurige toekomst

Die analyse wordt gedeeld door het Kremlin zelf, zo blijkt uit het in 2023 opgestelde document ‘Strategie inzake het cultuurbeleid van de staat in de periode tot 2030’ (Centr Doss’e 2024). De ideoloog daarachter is Sergej Novikov, die binnen het presidentiële kabinet sinds 2017 verantwoordelijk is voor maatschappelijke projecten. Hij beschouwt het van cruciaal belang dat de burgers van Rusland de speciale militaire operatie niet enkel voor pro forma tolereren, maar ook effectief gaan steunen. In het jargon van het Kremlin gaat het om het bijbrengen van ‘traditioneel Russische spiritueel-zedelijke waarden’. In Novikovs optiek kan je dat doel bereiken via de kunst: ‘Oorlog is iets afschuwelijks, als je hem enkel maar op televisie toont. Maar als artistiek model heeft hij de kracht van een kernfusie.’ Om de culturele sector in dienst te stellen van de oorlog, heeft hij een plan op papier gezet volgens welk, zoals het in de Sovjettijd ging, riante overheidssubsidies gekoppeld worden aan concrete ideologische richtlijnen. Het document dat de criteria opsomt waaraan een artistieke ‘bestelling’ door de staat moet voldoen, is ronduit betuttelend. Zo wordt gestipuleerd: ‘Het kwaad mag niet finaal zegevieren. In de artistieke zin. Dat wil zeggen dat ook de dood van de held betekenis moet hebben en tot voorbeeld moet dienen.’ De negatieve held op zijn beurt moet ‘een kans hebben’: in de loop van de intrige kan die eventueel een andere, juiste keuze maken. Op die manier is zijn uiteindelijke negativiteit een tragedie, en niet enkel de achtergrond waartegen de ‘werkelijkeʼ held zijn heldendaad stelt. Het document stipuleerde ook dat de helft van de in 2024 en 2025 door de staat bestelde werken traditionele waarden moest uitdragen, alsook steun voor de zogenaamde speciale militaire operatie.

Als de plannen die het Kremlin met de Russische cultuur heeft niet zo tragisch waren, zouden ze lachwekkend zijn.

De subsidies voor het schrijven van dergelijke werken worden verdeeld via het Presidentiële Fonds voor Culturele Initiatieven, het Ministerie van Cultuur, het Filmfonds en andere gouvernementele organisaties, zoals Rosmolodjozj. Als belangrijkste betrokken partner wordt echter gekeken naar de Bond van de Schrijvers van Rusland, die teruggaat op de in 1958 opgerichte Schrijversbond van de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek en die tegenwoordig ook gelederen heeft in de Baltische Staten en in de bezette gebieden van Oekraïne. Het belang dat het Kremlin in de huidige context aan deze bond hecht, illustreert het feit dat die sinds 25 februari 2025 geleid wordt door Vladimir Medinski, Poetins voormalige minister van Cultuur en huidige minister van Onderwijs. De bedoeling is dat vele duizenden leden van de Russische schrijversbond gaan beschrijven hoe heroïsch de Russische soldaten vechten en hoezeer de mensen het in de ‘bevrijde’ steden naar hun zin hebben. Daarnaast wil Novikov ook een nieuw literair tijdschrift oprichten – zoals hij het zelf ziet met de allures van The New Yorker.

Als de plannen die het Kremlin met de Russische cultuur heeft niet zo tragisch waren, zouden ze lachwekkend zijn. Ook de ‘extremistische’ schrijver Boris Akoenin – die in juli 2025 voor zijn steunbetuigingen aan Oekraïne bij verstek veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van veertien jaar – heeft er kennis van genomen. Op zijn website plaatste hij de waarschuwing dat ‘onder het grijze onkruid’ van het lange en saaie document ‘een heel mijnenveld schuilt, waarop de Russische cultuur gedoemd is om te ontploffen en in stukken uiteen te spatten’. Maar het is vast prettiger voor de lezer van dit essay om met een ander citaat van zijn hand te eindigen – ook al heeft het dan niets te maken met de perspectieven op korte termijn: ‘Winternachten zijn lang en donker, maar vroeg of laat komt de dageraad.’

Dit stuk is het tweede deel van een tweeluik dat op rekto:verso verschijnt als voorpublicatie bij de essaybundel Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog), in redactie van Pieter Boulogne en Annemarie Gielen, met historische en culturele perspectieven op de Russisch-Oekraïense oorlog. De boekvoorstelling vindt plaats op 18 december 2025 om 19:00 uur aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven.

Pieter Boulogne & Annemarie Gielen (red). Vrede aan de wereld! (En toen werd het oorlog). Leuven: Acco, 2025. 300 p. ISBN: 9789464677096