Gesprekken aan de schoolpoort

Door Line Mertens , Enrica Camporesi , op Tue Nov 25 2025 10:54:00 GMT+0000

Meetbare leerwinst, productieve einddoelen en kunst die ten hoogste als hefboom dient voor iets anders: het dominante politieke discours rond educatie doet tekort aan wat school en kunst zouden kunnen zijn. Wat als we de labels achterwege laten en verantwoordelijkheden niet steeds doorschuiven? In poëtische fragmenten, beelden en citaten stellen theatermaker Enrica Camporesi en schrijver Line Mertens voor om hiërarchische verhoudingen te herschikken. Flip flap.

E: Shit.
L: Wat?
E: Ik heb luizen, denk ik.

Dit stuk is opgedragen aan al onze leraars.
We beginnen daarom met een citaat van Nawal El Saadawi,
van wie we veel leerden, en veel kunnen leren.

‘Alles opdelen maakt ons onwetend. Onderwijs is erop gebaseerd de realiteit op te delen. Je weet wel – in compartimenten. Ze verdelen ons hoofd.
[Ze wijst naar haar hoofd, duidt de compartimenten aan]
Hier stop je religie, en hier stop je gender, hier geschiedenis en hier geneeskunde. En zo kennen we uiteindelijk niks.’

Dit stuk is een pleidooi tegen het verdelen van de realiteit, tegen segregatie.
Met liefde geschreven voor wie in het onderwijs staat en zit.

#langleveopenbaaronderwijs

Over de mogelijkheden van het woord ‘ik’

Volgens het dominante politieke discours moet school productief zijn, is het streefdoel meetbare leerwinst, en is kunst in eerste instantie een hefboom voor iets anders. Dan wordt bedoeld: voor taal (lees: Nederlands, Nederlands, Nederlands) of mentaal welzijn (lees: het vermogen tot productiviteit). Dat discours bepaalt de infrastructuur waarin we werken en leven en vormt het kader waartoe ook iedereen die werkt op het snijvlak van kunst en onderwijs zich moet verhouden. Door de dagelijkse herhaling ervan is het soms moeilijk te blijven geloven en onthouden dat dat model tekortschiet en geen realiteit hoeft te zijn. Het discours van productiviteit doet immers tekort aan wat school en kunst kunnen zijn. En daarmee doet het ook tekort aan wat we zelf kunnen zijn.

Hier volgt een tweede citaat, deze keer van kunstenaar en leraar Gianni Rodari:

‘“Alle mogelijkheden van het woord moeten voor iedereen beschikbaar zijn” lijkt mij een mooi motto met een helder democratisch geluid. Niet omdat wij allemaal kunstenaars zouden moeten zijn, maar om ervoor te zorgen dat niemand een slaaf is.’

En dan denk ik aan het woord 'ik'
in het begin van het eerste leerjaar
opgeschreven op het bord
en hoe belangrijk het is
om die 'ik' ook gaandeweg zelf in te kunnen vullen
in al haar lagen en mogelijkheden
en dat ik zou willen
dat een school die mogelijkheden
zo veel mogelijk openhoudt en verbreedt.

En dan het gesprek op een ouderavond
in het buitengewoon onderwijs
waar de school ons uitlegt dat hun eerste doel
werken aan het welzijn is:
‘Je moet begrijpen dat de meeste kinderen
die hier terechtkomen,
een diep gevoel van falen meedragen’
kinderen tussen 6 en 10.

En dan alle kinderen die naar de B-stroom
worden verwezen omdat ze de A-stroom ‘niet aankunnen’
die keer op keer worden beschreven
als ‘zwakke leerlingen’
tweederangs gedurende zes jaar
die dat meedragen
in hun groei.
En dan de vijftienjarige uit de B-stroom
aan wie ik lessen Engels gaf
die aan de titularis vroeg:
‘En als ik dit niet goed doe,
waar gaan jullie mij dan nog naartoe sturen?’

Ik denk aan alle kinderen in de A-stroom
die geen kinderen uit de B-stroom kennen
en toch op hen neerkijken
en leren dat dat rechtvaardig is
en dat meedragen
in hun groei,
die leren dat ze recht hebben op hun positie
met de inherente angst
dat ze die ook kunnen verliezen
− respect is voorwaardelijk.
‘Ik zit tenminste niet in de B-stroom.’

En dan denk ik
dat we moeten kijken
naar de manieren waarop ‘ik’
als klein woord met onpeilbare lagen
zoveel mogelijkheden verliest
in ons onderwijs
en ook heeft verloren
in onze generatie, en die daarvoor
en die daarvoor en die daarvoor.

#oliedommestaat, zo schreef Ruth Lasters samen met leerlingen uit het deeltijds beroepsonderwijs in het gedicht Losgeld:

‘Olie-, oliedomme staat die leerlingen vanaf twaalf jaar
nog altijd letterlijk met ‘A’ labelt of ‘B’. Welkom in het middelbaar!'

#extremesegregatieinvlaamsonderwijs

Flip Flap

De leerling kan ter verantwoording bij de leerkracht worden geroepen.
De leerkracht kan ter verantwoording bij de directie worden geroepen.
De directie kan ter verantwoording bij het bestuur worden geroepen.
En de school als geheel moet zich verantwoorden tegenover de inspectie
die werkt in opdracht van de overheid.

En hoewel de leerkracht ook een coach kan zijn
en de directie wil samenwerken met haar team
en de inspectie een helpende hand uitreikt
blijft dat neerwaartse krachtveld bestaan.

De relaties waarbinnen wij leren en lesgeven zijn geen relaties tussen gelijken. Voor ons betekent dat: wie meer macht heeft, draagt meer verantwoordelijkheid. Daarom stellen wij voor: flip flap.

Wat als de overheid ervoor verantwoordelijk is dat een school kan werken en zich, wanneer dat niet lukt, moet verantwoorden bij scholen (in de eerste plaats) en burgers?

De school is dan verantwoordelijk voor het creëren van de voorwaarden waarbinnen leerkrachten naar voldoening kunnen lesgeven en leerlingen zich op school kunnen ontplooien.

E: We hebben het dan niet over een klantenrelatie. Ugh.
L: We hebben het ook niet over tevredenheidsformulieren met sterrenbeoordelingen. Ugh.

We hebben het niet over indekken, verdedigen, afvinken. Die invulling van ‘verantwoordelijkheid’ is een verlies van zoveel mogelijkheden. We hebben het over verantwoordelijkheid als een relatie, als een duurzaam engagement.

We hebben het over een bus die minder productieve of performante passagiers niet overboord gooit, maar waarin iedereen een plaats krijgt − onvoorwaardelijk.

Wat betekent het als een school medeverantwoordelijk blijft, ook wanneer ze een kind doorstuurt naar een andere school – of naar nergens? Een cruciale onderwijstaak, in de vorm van een kind (zo’n klein mensenlijf), is immers mislukt. Wat betekent het als de school, samen met de overheid, de verantwoordelijkheid daarvoor draagt?

En hoe kunnen we de analyse opentrekken van ‘het is triestig, maar dat is nu eenmaal de realiteit’ naar: ‘hoe kunnen we de realiteit veranderen, zodat ze niet meer triestig is?’ En hoe kunnen we wat triestig was en is, zo goed mogelijk herstellen?

E: Goed gezegd.
L: Dank u. [Rochel-rochel-toeter-hoest]
E: Verkouden?
L: Ja … Het schooljaar is twee weken bezig. Nog luizen?
E: Ik ben niet zeker. Straks nog eens kammen.