Gered door de muziek?

Door Erwin Jans, op Wed Oct 02 2019 22:00:00 GMT+0000

Muziek verzacht de zeden, zegt het spreekwoord. Maar wat kan muziek betekenen voor straatkinderen in Kinshasa? Die vraag stelde onderzoeker Lukas Pairon zich een aantal jaren geleden. Hij reisde vier jaar lang op en neer tussen de Congolese hoofdstad en België en schreef zijn bevindingen neer in de doctoraatsthesis Music Saved Them. They say. Een gesprek met de auteur en met Congo-specialiste Bambi Ceuppens.

Hoewel zijn doctoraal onderzoek een duidelijke breuk in zijn loopbaan betekende, kon Lukas Pairon voor zijn studie steunen op zijn lange ervaring met zowel sociale en culturele als muzikale en artistieke contexten, vaak in conflictgebieden. De medeoprichter van het Ictus-ensemble startte in 2005 het Music Fund, een organisatie die internationaal muziekscholen steunt door het doneren van muziekinstrumenten en het opleiden van technici die de instrumenten kunnen herstellen.

Tijdens die projecten kreeg Pairon regelmatig lof voor zijn initiatieven, omdat muziek een universele taal zou zijn en een belangrijke factor in het ontwikkelen van dialoog en het installeren van vrede.

‘Ik verzet me daarnaast ook tegen uitspraken als zou muziek een universele taal zijn.’

Toch vertrekt Pairons onderzoek vanuit een grote scepsis tegenover deze claims. Ze getuigen volgens hem van een romantische retoriek over de relatie tussen muziek en conflict: ‘Ik verzet me daarnaast ook tegen uitspraken als zou muziek een universele taal zijn. Om te beginnen zijn het “talen”. Het heeft me veel tijd gekost om me de taal van de Congolese percussie wat eigen te maken. In het begin had ik er helemaal niets mee. Omgekeerd kom je met de klassieke westerse muziek bij een Afrikaans publiek de eerste keer ook niet ver. Het is niet zo dat muziek je onmiddellijk raakt.’ Toch geeft Pairon toe dat hij na zijn onderzoek een deel van zijn scepsis heeft afgelegd.

Sociale navigatie

Music Saved Them. They say. maakt deel uit van het academische onderzoeksveld dat ‘social development studies’ heet en waarin onderzocht wordt hoe sociaal georiënteerde interventies, in dit geval muziek, een impact hebben op de sociale ontwikkeling van groepen die maatschappelijk geïsoleerd of gemarginaliseerd zijn.

Lukas Pairon koos voor Kinshasa omdat muziek er omnipresent is en omdat hij de stad al vaker had bezocht als oprichter van Music Fund. ‘Kinshasa heeft een groot en indrukwekkend netwerk van sociale organisaties, maar slechts twee langlopende sociaal-artistieke projecten rond muziek. Zulke projecten zijn veeleisend. Je hebt muziekinstrumenten nodig, en zowel artistiek-muzikale als sociaal-psychologische begeleiding. Dat is cruciaal als je op langere termijn wil werken.’

De twee projecten waarvan sprake zijn ‘Espace Masolo’, dat zich ontfermt over zogenaamde heksenkinderen, en ‘Beta Mbonda’, dat focust op jonge ex-bendeleden. Het ging in beide projecten om relatief kleine groepen van participanten, wat uitnodigde tot een kwalitatieve studie gebaseerd op observatie en interviews. Over een periode van vier jaar werden 175 uren interview opgenomen. De inhoudelijke analyse van de gesprekken vulde Pairon aan met uitgebreide veldnotities.

De invalshoek van Music Saved Them is beperkt in omvang en werkt vooral in de diepte. De studie gaat niet over sociale veranderingen op grote schaal. De nadruk ligt op individuele ‘agency’, op de vraag hoe de muziekprojecten bijdragen tot de ‘sociale navigatie’ – de sociale acties, de keuzes en de strategieën – van de jongeren.

Het netwerk en de klarinet

‘Het onderzoek in Kinshasa was gespreid over verschillende jaren’, zegt Pairon. ‘Ik werkte samen met een plaatselijk team van twee academici en een community worker omdat de interviews in het Lingala werden afgenomen, maar ook omwille van hun kennis van de socio-culturele context.’

‘Er zijn nog steeds Amerikaanse academici die hun veldwerk volledig laten doen door lokale onderzoekers en nadien met alle eer gaan lopen.’ (Bambi Ceuppens)

Cruciaal vindt Bambi Ceuppens die directe dialoog en samenwerking met plaatselijke onderzoekers en wetenschappers. ‘Er zijn nog steeds Amerikaanse academici die hun veldwerk volledig laten doen door lokale onderzoekers, nauwelijks ter plekke zijn en dan nadien met alle eer gaan lopen. Koloniale houdingen liggen nog steeds op de loer.’

Pairon is zich scherp bewust van zijn positie als ‘geëngageerde buitenstaander’. Hij omschrijft zichzelf niet als een zuiver academisch onderzoeker, maar als een ‘practitioner-researcher’, een onderzoeker in de praktijk.

Pairon probeerde ook zoveel mogelijk te integreren in Kinshasa. Het lokale netwerk dat hij al had, breidde hij ter plekke uit: ‘Ik ben bij Congolese vrienden gaan wonen in de ‘cité’, heb veel rondgewandeld en heb vaak met het openbaar vervoer gereisd. Ik wilde zo intens mogelijk het dagelijkse bestaan van de participanten leren kennen, in het besef dat ik uit een andere en bevoorrechte wereld kwam en daar ook steeds naar terugkeerde.’

Jeugdbendes en heksenkinderen

De beide projecten die Pairon volgde, lijken zich te richten op twee extreme groepen: kinderen die van hekserij beschuldigd worden en jongeren die tot gewelddadige bendes hebben behoord. Bambi Ceuppens plaatst één en ander in perspectief: ‘Rond die bendes bestaan heel wat mythes. Die jongeren – ze worden ‘kuluna’ genoemd – zijn geen engeltjes, maar het zijn ook geen moordbendes. Met veel lawaai en gezwaai van machetes presenteren ze zichzelf als gevaarlijker dan ze in werkelijkheid zijn. Het zijn vooral de media die voor heel wat morele paniek zorgen.’

‘Jongens tussen vijftien en vijfentwintig vertonen in alle culturen delinquent gedrag’, benadrukt Ceuppens. ‘Dat heeft te maken met de overgangsfase naar de volwassenheid. Dat is in Kinshasa niet anders dan elders. Via voetbal, muziek of rap kunnen deze jongens een statuut krijgen in de samenleving en zo reïntegreren. De structuur van de rapgroep, de muziekband of het voetbalteam verschilt daarenboven niet zo wezenlijk van de organisatie van een bende.’

De zogenaamde heksenkinderen zijn een zeer specifiek gegeven. Het geloof in heksen is in Congo en in Afrika nog wijdverspreid. Zelfs bij Pairons lokale wetenschappelijke medewerkers werd het bestaan ervan niet ontkend. Volgens Bambi Ceuppens werd het geloof in heksen nog versterkt door de slavenhandel: ‘Afrikanen beseften niet dat ze in Amerika zouden moeten werken als slaven, ze dachten dat ze opgegeten zouden worden. En dat is nu precies wat heksen doen: mensen opeten. Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen elkaar nog steeds meer wantrouwen in gebieden waar ooit slavenhandel was.’

‘De Afrikaanse samenleving heeft een hiërarchische structuur, maar een egalitair ideaal’, vervolgt Ceuppens. ‘Wie veel heeft, moet veel verdelen. En wie té veel heeft, wordt vaak van hekserij beschuldigd. Want hoe komt het dat je zo veel bezit? Het is misschien een cynische opmerking, maar voor gezinnen is een heksenkind dat het huis verlaat vaak een oplossing voor een tijdelijk probleem. Het is een mond minder om te voeden.’

Lukas Pairon voegt daar nog aan toe: ‘Ik heb geen enkel heksenkind ontmoet dat door zijn familie is weggejaagd. Ze zijn allemaal weggelopen. Het zijn bijzondere en sterke persoonlijkheden. Stel je maar eens voor: op je tiende (of jonger) beslissen om het huis te verlaten en kiezen voor een leven op straat. Daar heb je mentale kracht voor nodig.’

Pairon heeft gemerkt dat er voortdurend geprobeerd wordt om de connectie tussen de heksenkinderen en hun familie te herstellen. ‘Ook met de jongeren uit de bendes wordt contact gemaakt. Nu zij deel uitmaken van een muziekgroep, worden ze weer als een integraal deel van de gemeenschap beschouwd. Vergeving en het besef van verbondenheid zijn cruciaal.’

C’est magique

Pairon komt uiteindelijk tot vier grote conclusies. Het muzikaal-artistieke en psycho-sociale mentorschap is cruciaal voor de impact die de activiteit van het musiceren op de jongeren heeft. Het stimuleert hen om niet op te geven en gedisciplineerd en geconcentreerd te blijven. Daarnaast zorgt het ontwikkelen van competentie en meesterschap over een instrument voor een psychologisch en fysiek welbevinden dat ook nog voor sociale ‘spillover’-effecten in andere domeinen kan zorgen.

Ten derde speelt de mogelijkheid tot ‘shared ownership’ en dus tot een (gedeeltelijke) controle over het geheel een belangrijke rol in het proces van ‘empowerment’ en persoonlijke transformatie. Tenslotte geven de jongeren aan dat zij niet alleen in muziek geïnteresseerd zijn omwille van de extrinsieke winst (geld, sociale erkenning), maar dat de belangrijkste reden de act van het musiceren zelf is. ‘C’est magique’ is een vaak gehoorde uitdrukking om die ervaring onder woorden te brengen.

Musiceren en optreden leiden tot een zekere sociale erkenning en dus een vorm van re-integratie in de samenleving

Het is vooral omwille van dit laatste dat Pairon een deel van zijn vroegere scepsis liet varen. Musiceren en optreden leiden tot een zekere sociale erkenning en dus een vorm van re-integratie in de samenleving, maar economisch stelt het vaak niet zoveel voor. Jonge dieven verdienen meer dan jonge muzikanten. Maar meer dan om het geld, de nieuwe (artistieke) identiteit en het maatschappelijke respect gaat het de jongeren blijkbaar om de passie van het musiceren zelf, het opgenomen worden in ‘de flow’ en de extase van het samen muziek maken.

Een van de leden van Beta Mboda brengt het allemaal als volgt samen: ‘When I say that I am the leader of my instrument, it is because it is something that belongs to me, on which I work every day. My work is what promotes me and makes things work for me. And when I'm working on my instrument, I am already in control of it. I have worked on it many times. It became almost like water for me. And so, when I am in front of the audience, I always have the pleasure of playing. The joy I have is to be able to share the results of my hard work with people who come to listen to me.’

‘Ik heb in Kinshasa veel ellende en miserie gezien, maar het is tegelijk een stad vol energie en vrolijkheid’, besluit Pairon. ‘Het heeft heel lang geduurd voor ik dat begreep. Er heerst een soort positief fatalisme. De inwoners nemen het zoals het komt en maken er het beste van. Ik zie dat ook in Gaza. Dat wil niet zeggen dat de Palestijnen of de Congolezen hun situatie accepteren. Helemaal niet. Maar ze concentreren zich op wat kan en vechten niet tegen het onmogelijke.’

‘Een buigend riet knakt niet’, beaamt Bambi Ceuppens. ‘Onderzoek toont aan dat hoe moeilijker het leven is in bepaalde samenlevingen, hoe meer hoop mensen hebben. In het Noorden hebben we heel veel, maar ook veel angst om het te verliezen.’