Gepassioneerde pedagogie
Door Ahilan Ratnamohan, op Tue Nov 25 2025 10:39:00 GMT+0000Op de middelbare school van Ahilan Ratnamohan gebeurde iets wat hij zich nauwelijks kon voorstellen: een leraar en een leerling kregen een relatie. De man werd ontslagen wegens grensoverschrijdend gedrag, maar de leerling leek nog steeds smoorverliefd. Voor de jonge Ahilan maakte dat de kwestie alleen maar verwarrender. In dit eerlijke stuk worstelt de auteur, samen met bell hooks, met de vaak complexe en ambivalente dynamieken binnen pedagogische relaties. Ook zijn eigen rol als voetbalcoach van een damesploeg blijkt in dat opzicht verre van vanzelfsprekend.
In de dramazaal, in de leraarskamer, in lokaal 2B, twee trappen naar boven en dan naar links. Daar gebeurde het. Enfin, ik weet het niet zeker … Ik heb het me slechts ingebeeld. Het is te zeggen: geruchten gehoord en ze me proberen in te beelden. Maar het gebeurde.
Katrijn Beugel1 was de ‘it-girl’ van mijn middelbare school. Toch zeker voor de eerste twee, misschien drie, jaar. Ze had alle vereisten die prepubescent boys van twaalf als ‘schoon’ kwalificeren: blond haar, blauwe ogen, grote borsten. Ze was ook heel sportief en in de Australische context, waar dit verhaal plaatsvindt, zijn dat extra punten. Ik, een late bloomer, was nog pre-pre-pubescent toen ik Katrijn voor het eerst ontmoette. Ze was als een tv-ster voor mij, een kleine mollige jongen met een donkere huid. Toen ze in het eerste of tweede jaar zat, had ze al een vriend in het zesde. Als ik nog maar een paar woorden met haar wisselde, waande ik me in de wolken; het feit dat ik met haar mocht praten, voelde bijna als een eer.
Dat gebeurde zelden, want we zaten niet in dezelfde klas. Ik herinner me die keer dat we een interschoolse sportdag hadden. Katrijn en ik waren in hetzelfde cricketteam ingedeeld en speelden een fantastische slagbeurt. Het leidt wat ver om alle crickettermen hier uit te leggen, maar woorden als ‘partnership’ worden gebruikt om zo’n beurt te beschrijven.
Katrijn bezat één vaardigheid die geen vereiste en ook geen typisch kenmerk van de ‘it-girl’ was, maar die haar wel van andere meisjes onderscheidde. Ze had een liefde en blijkbaar ook talent voor poëzie. Dat konden wij, de pre-pubescent en pre-pre-pubescent jongens helemaal niet bevatten. Ik herinner me niet wat ik daar toen van vond. Het concept ‘kunst’ bestond nog niet voor mij.
In onze school was er een meneer Sinckaert, een blijkbaar fenomenale en gepassioneerde leerkracht Engels. Ik hoorde het van vrienden die les van hem kregen. Ik zag hem af en toe in de gangen, een best knappe kerel met een scherp gezicht, kort, spikey wit haar en een goatee. Een van de studenten die wel les van hem kreeg was Katrijn Beugel.
En wat ik nu ga vertellen heb ik helemaal van hearsay and conjecture – van roddel en geruchten. Dit stond zo ver van mijn leefwereld dat ik niet eens bij het geroddel betrokken kon zijn, dus ik ga het me permitteren om wat te overdrijven, misschien.
Meneer Sinckaert zag in Katrijn Beugel een uitzonderlijk talent voor Engels. Ze begonnen poëzie uit te wisselen. Katrijn schreef, hij begeleidde haar. Ze zagen elkaar in 2B, wellicht in de dramazaal, na school, voor school, tijdens de pauzes, bij de lunch. Langzaamaan veranderde hun uitwisseling van woorden in gestreel en liefkozingen. Geleidelijk werd het cerebrale fysiek. En toen, net op het moment dat …
Ik kan het me proberen voor te stellen, ik was tenslotte in dezelfde schoolruimtes, maar het gaat me nooit lukken. Ik groeide op in een huishouden waar zulke dingen afwezig waren, stilzwijgend verboden zelfs.
Meneer Sinckaert en Katrijn Beugel begonnen poëzie uit te wisselen. Katrijn schreef, hij begeleidde haar. Ze zagen elkaar in 2B, wellicht in de dramazaal, na school, voor school, tijdens de pauzes, bij de lunch.
In year 10, het vierde middelbaar, kreeg ook ik les van meneer Sinckaert. Ik verheugde me op de topleraar, aangezien mijn cijfers voor Engels aan het slinken waren. Maar meneer Sinckaert toonde weinig interesse in mij. Hij leek ook niet zo indrukwekkend in die eerste weken – al beleefde hij toen de piek van de Beugel-Sinckaertsaga. Ik zou later namelijk ontdekken dat ze in die periode echt een koppel waren geworden; dat Katrijns moeder duizenden poëtische en seksuele e-mails had ontdekt en dit aan de school had gemeld; dat ook mevrouw Sinckaert het had ontdekt en al zijn kleren in hun suburban voortuin had gesmeten; dat hij en Katrijn een appartementje begonnen te huren.
Veel mensen spreken met mij over bell hooks en vertellen me vaak over haar standaardwerk All About Love (1999). Zelf las ik ooit een ander essay van haar: een confronterend, bijna ongemakkelijk stuk, waaruit ik veel minder mensen hoor citeren. Daarin pleit hooks voor pedagogische liefdesrelaties. Ze redeneert dat dit de ultieme pedagogische relatie kan zijn: de combinatie van passie en leren, en dus passie vóór het leren, wat leidt tot een exponentiële leergroei. In dat essay las ik over een intense relatie die ze ooit had met een veel jongere student.
Het was een redelijk groot gesukkel om het essay te vinden, en toen ik er voor deze tekst terug naar op zoek ging, bleek het essay compleet onvindbaar. Ik herinner me dat ik tijdens het lezen schommelde tussen gedachten als: ‘ja, dit klopt helemaal!’ en bedenkingen als: ‘wat zou er gebeuren als een oude witte man, met spikey wit haar dit zou schrijven?’, en uiteindelijk: ‘mag ik akkoord gaan met bell hooks?’. Ik vond het enorm prikkelend. En tegelijk heel problematisch. Waarom had geen van de andere bell hooks-fans me ooit over dit essay verteld?
Year 10 English werd uiteindelijk een drama voor onze klas. Meneer Sinckaert werd na een maand ontslagen en we kregen de rest van het jaar telkens nieuwe leerkrachten. Katrijn zat er verloren bij. De ene dag was ze er, de andere niet.
Katrijn was voor ons, de prepubescence boys, ondertussen een vergane glorie, afgedankt door de roddels die door de jaargang sluimerden.
Pas het jaar daarna leerde ik Katrijn een beetje kennen. We hadden allebei het vak drama gekozen. In de intieme klas van negen leerlingen hadden we vaker contact. Katrijn was voor ons, de prepubescence boys, ondertussen een vergane glorie, afgedankt door de roddels die door de jaargang sluimerden, en door de graffiti aan de achteruitgang, aangebracht door een vriend van een van haar exen. Wellicht was ze ook gewoon moe door alles wat er gebeurd was. Ze woonde nu op wandelafstand van de school, in een soort opvanghuis.
Ze had haar naam veranderd van Beugel naar Bloeien. Het was een poging om zichzelf te bevrijden van de ‘beugel’ van haar familie, vertelde ze. Ik kan niet zeggen dat we nu dikke vrienden waren, maar ze was in elk geval méér dan het tabloidbeeld dat de roddels die in de schoolgangen weerklonken van haar maakten. Ik leerde tijdens de dramalessen iemand anders kennen. Iemand die ondanks mijn eerdere assumpties eigenlijk niet zo goed kon acteren, die down to earth was, en net als ik puistjes had. Katrijn Bloeien leek nog steeds smoorverliefd op meneer Sinckaert en dat maakte het des te moeilijker om de problematiek van de situatie te begrijpen. En in mijn prepubescence leek ze al een echte vrouw.
Sinds een aantal jaren geef ik voetbaltraining aan meisjesploegen. Meestal train ik de U11 en U13, maar af en toe word ik gevraagd om ook te gaan helpen bij de U16, U20 en de Damesploeg. Een jaar geleden, tijdens een etentje met een vriendin, vertelde ik over de trainingen en hoeveel ik ervan genoot. Maar dat het soms ook intens was om omringd te zijn door zoveel aantrekkelijke jonge dames. Ik was dit eerlijk aan het confiden, maar ik schrok enorm van haar reactie. Ze zei iets als: ‘Dat mag je niet zeggen!’
‘Wat?’
‘Dat ze aantrekkelijk zijn.’
‘Ik mag niet eerlijk zeggen dat ze aantrekkelijk zijn?’
Ter verdediging: ik gebruikte het woord ‘aantrekkelijk’ omdat het voor mij afstandelijker, neutraler en gewoon feitelijker aanvoelde dan ‘mooi’. We pingpongden even over de vraag of onze verschillende reacties te maken hadden met de nuances van het Nederlands, en of ‘attractive’ misschien een andere connotatie draagt. Blijkbaar niet.
Als ik een aantrekkelijke jonge vrouw zie, kijk ik soms meteen weg of langs haar door om te vermijden dat ik haar besmet met mijn blik.
Ik vond haar reactie extreem. Ik had het gevoel dat ik in een hokje werd geduwd, veroordeeld werd voor iets waar ik in de verste verte nog niet aan had gedacht. Ze vertelde me dat ze zich die leeftijd heel goed herinnerde en hoe de blikken van mannen op haar kropen vanaf het moment dat ze de ruimte binnenliep. Hoe het niet uitmaakte of ze iets deden of niet. De grenzen waren al overschreden met hun blik.
Mijn hoofd keert geregeld terug naar die discussie. Als ik een aantrekkelijke jonge vrouw zie, kijk ik soms meteen weg of langs haar door om te vermijden dat ik haar besmet met mijn blik. Maar dat betekent niet dat ik haar minder aantrekkelijk vind.
In 2016 was ik op tournee in Australië. Een van de middelgrote steden die ik bezocht, was de stad waar Katrijn Bloeien inmiddels woonde met haar man en twee kinderen. Ze was toneelschrijver geworden, haar man was regisseur van het stadstheater. Door de jaren heen hadden we sporadisch contact gehouden. We waren de enige twee uit de dramales die een carrière als kunstenaar hadden uitgebouwd. Katrijns toneelstukken werden geprezen en waren zelfs tot in New York geraakt. De dag na mijn voorstelling sprak ik met haar af en ging zelfs bij haar thuis op bezoek. Hoewel ik intussen van mijn minderwaardigheidscomplex af was, voelde het toch weer als een eer om me in de aanwezigheid van de ‘it-girl’ te bevinden – alsof ik het ‘gehaald’ had, de maatschappelijke ladder opgeklommen was. We spraken veel over het leven die dag; voor haar in de middelgrote stad, voor mij in België, en dan, zonder dat ik ernaar vroeg, botsten we op het onderwerp.
En wat ik nu ga vertellen heb ik helemaal niet van hearsay and conjecture. Ik hoorde namelijk rechtstreeks van Katrijn hoe ze terugblikte op de hele affaire: ze was toen tot over haar oren verliefd, maar met de jaren was ze tot het besef gekomen dat ze misleid was, dat meneer Sinckaert zijn macht – als leerkracht en als meer dan dertig jaar oudere man – had misbruikt.
Tijdens het schrijven van dit artikel en het worstelen met al deze gedachten lukte het me maar niet om het essay van bell hooks terug te vinden. Ik begon me zelfs af te vragen of het enige citaat dat ik me herinnerde wel bestond behalve in mijn eigen hoofd. Op de dag dat ik de tweede versie van mijn tekst moest inleveren deed ik nog een ultieme poging. En daar was het, op mijn oude kapotte laptop vond ik het pdf-bestand dat ik jaren geleden had gelezen: ‘Bell Hooks Passionate Pedagogy Excerpts’. Geen titel in het document, niets dat me verzekerde dat het van bell hooks was, behalve een meedogenloze eerlijkheid waarmee de auteur de moeilijke materie benaderde.
bell hooks stelt vast dat bij liefdesrelaties die plaatsvinden binnen machtsgedefinieerde verhoudingen, we als maatschappij ervan uitgaan dat de leerling geen keuzevrijheid heeft.
In Passionate Pedagogy, of tenminste de bootleg-versie die ik op mijn Macbook Air van 2011 terugvond, schrijft hooks over de onvermijdelijkheid van machtsmisbruik binnen heteroseksuele liefdesrelaties, te wijten aan het inherente patriarchale machtsonevenwicht in onze maatschappij. Ze stelt vast dat bij liefdesrelaties die plaatsvinden binnen machtsgedefinieerde verhoudingen, zoals tussen leerkracht en leerling of mentor en mentee, we als maatschappij ervan uitgaan dat de leerling geen keuzevrijheid heeft. Maar door hen agency en autonomie te ontzeggen, miskennen we hun intelligentie en leren we jonge vrouwen dat ze (altijd) hulpeloos zijn. Door hen die slachtofferrol al van tevoren op te leggen, maken we hen net nóg kwetsbaarder voor machtsmisbruik en uitbuiting. Doordat we zulke gesprekken continu vermijden, ontkennen we volgens hooks de ambivalente passie binnen de pedagogiek: ‘Contemporary focus on victimization tends to leave very little cultural space for recognition of the erotic as a space of transgression that can undermine politics of domination.’
In mijn poging om dit artikel af te ronden, heb ik een tiental eindes geschreven, die gaan van het resoluut veroordelen en afstand nemen van meneer Sinckaert tot het bedenken van alternatieve scenario’s: hoe zou een ontmoeting tussen meneer Sinckaert en Katrijn Bloeien er vandaag uitzien?; hoe geef ik autonomie en agency aan de jonge Katrijn, die nu een gevierde toneelschrijfster is? Maar alles voelt te zwart-wit, te conclusief. En ik denk dat concluderen of veroordelen niet de juiste reacties op hooks’ essay zouden zijn. Dus laat ik jou, lezer, achter met de woorden van hooks, waarvan ik nog steeds niet honderd procent zeker weet of het de hare zijn:
‘Student devotion to a teacher can easily be a context where erotic longings emerge. Passionate pedagogy in any setting is likely to spark erotic energy. It cannot be policed or outlawed. This erotic energy can be used in constructive ways both in individual relationships and in the classroom setting. Just as it is important that we be vigilant in challenging abuses of power wherein the erotic becomes a terrain of exploitation, it is equally important to recognize that space where erotic interaction is enabling and positively transforming.’
Zelfs nu ik het pdf-bestand heb teruggevonden, lukt het me niet om het hele essay online te vinden. Het is alsof hooks’ gedachten verbannen werden – als bewijs van haar betoog.
1De namen in deze tekst zijn gefictionaliseerde, vervlaamste versies van de echte namen. De personen die dit hebben meegemaakt, hebben al veel moeten doorstaan. Ik wil geen deel uitmaken van de stroom aan artikelen die destijds in de Australische pers verschenen.