Geloof, hoop en onzekerheid in de amateurkunsten

Door Annelies Van Hellemont, Wouter Hillaert, op Mon Oct 15 2018 22:00:00 GMT+0000

Eén cultureel thema dat in aanloop naar de lokale verkiezingen weinig aandacht kreeg, is dat vanaf 2020 alle rechtstreekse provinciale werkingssubsidies voor amateurverenigingen wegvallen. Zullen de nieuwe gemeentebesturen dat zelf compenseren bij hun fanfares en theatergroepen? Het is maar een van vele vragen die de amateurkunsten vandaag bezighouden, sinds de culturele opdracht van de provincies geschrapt is en er gewerkt wordt aan een nieuw talentontwikkelingsbeleid. Een stap vooruit voor de amateurkunsten of een stap terug voor de verenigingen zelf?

Maar liefst twee miljoen Vlamingen zijn in hun vrije tijd bezig met kunst, individueel of in groep. Ze repeteren wekelijks voor een instrumentaal of vocaal concert, studeren samen hun tekst in voor hun volgende voorstelling, werken aan een eigen fototentoonstelling in het cultuurcentrum. Anderen vinden dan weer hun plezier in schrijfwedstrijden of in samen dansen.

Om al dat creatieve talent degelijk te ontplooien, kunnen amateurkunstenaars en -verenigingen rekenen op inhoudelijke en financiële steun van verschillende bestuursniveaus. Zo subsidieert de Vlaamse Gemeenschap bijvoorbeeld (nog even) het Forum voor Amateurkunsten, het overlegorgaan van de sector en negen erkende landelijke amateurkunstenorganisaties: Poppunt, Creatief Schrijven, Kunstwerkt, OPENDOEK, Vlamo, Koor&Stem, Danspunt, Breedbeeld en Muziekmozaïek.

Zij informeren kunstenaars en verenigingen binnen hun discipline over bijvoorbeeld nieuwe beleidsmaatregelen en ondersteunen hen met onder meer een ruim cursusaanbod en zelfs met festivals – zoals Drawing Days van Kunstwerkt eind september of het Landjuweelfestival van OPENDOEK begin november.

Provinciale boedelscheiding

Tot 1 januari 2018 gaven ook de provincies een financiële injectie aan de amateurkunstensector. Zo konden de ambitieuzere orkest-, koor- en toneelverenigingen deelnemen aan provinciale toernooien, om op basis van hun behaalde classificatie een provinciale werkingssubsidie in de wacht te slepen voor de komende jaren: een belangrijke bron van inkomsten om bijvoorbeeld een professionele regisseur of dirigent te engageren.

Sinds dit jaar is de culturele regierol voor provincies definitief uitgespeeld.

‘Als koor hebben wij vier keer meegedaan aan de Provinciale Koortornooien van de Provincie Antwerpen’, getuigt voorzitster Bea Rabe van het seniorenkoor Amica Musica uit Antwerpen. ‘We vonden het fijn daar beoordeeld te worden door een professionele jury, maar zonder dat het aanvoelde als een soort wedstrijd à la 'wie is de beste?'. Telkens mochten wij een subsidie ontvangen die zeer welkom was voor de aankoop van partituren, begeleidende muziekinstrumenten, enzovoort.’

Daarnaast gaven de provincies amateurkunstenaars en -verenigingen ook logistieke en promotionele steun, of zetten ze hun schouders onder bovenlokale projecten als Leuven Jazz in Vlaams-Brabant of het Lokerse Parkfestival in Oost-Vlaanderen. Provincies hadden immers de opdracht om die amateurkunsten te ondersteunen die ook voorbij hun eigen kerktoren wilden stralen. Met eigen reglementen maakten de provincies zulke bovenlokale initiatieven meer zichtbaar voor een breder publiek in de streek.

Sinds dit jaar is die culturele regierol voor provincies echter definitief uitgespeeld. De Vlaamse regering schrapte al hun persoonsgebonden taken en hevelde die over naar ofwel de Vlaamse Gemeenschap, ofwel de steden en gemeenten.

Aan die boedelscheiding heeft het kabinet Gatz de afgelopen drie jaar een serieuze kluif gehad. Provinciale cultuurinstellingen als Z33, het Fotomuseum, de Arenbergschouwburg, het Caermersklooster… veranderden van inrichtende overheid, de provinciale cultuurprijzen werden ten grave gedragen en ook alle bovenlokale regelingen voor bibliotheken, kunsten of sociaal-cultureel werk werden gereorganiseerd.

En de amateurkunsten? In hoeverre geldt de ‘warme overdracht’ die de minister altijd beloofde – ‘zolang je alles netjes overdraagt, geloof ik in deze operatie’ – ook voor die twee miljoen amateurkunstenaars in Vlaanderen? Volgens Lien Verwaeren van het Forum van Amateurkunsten was deze herziening op zich zeker welkom. ‘Dat er nu een meer centrale lijn komt in de ondersteuning van de amateurkunsten, juich ik toe. Tot nu had je vijf provincies met allemaal verschillende regelingen: zo gaf Oost-Vlaanderen juist veel geld voor toernooien, andere provincies minder. Dat kon beter.’

Caligula, Cie Schmaltz, Antwerpen

Algemeen leeft de indruk dat het kabinet Gatz de hele provinciale reorganisatie aanpakte met veel begrip en omzichtigheid. Maar zoals steeds telt voor de betrokkenen vooral het finale bedrag onder de streep. En voor de amateurkunsten is daar het laatste woord nog niet over gezegd. Wat verandert er allemaal, en hoe ervaren verschillende stemmen in de sector die wijzigingen zelf?

Voorbij de kerktoren

Na 2019 komen er twee nieuwe vormen van ondersteuning. Voor het hele culturele veld – dus breder dan alleen de amateurkunsten – werd vooreerst het Decreet Bovenlokale Cultuurwerking geschreven, dat het Vlaams Parlement aannam op 6 juni. Deze nieuwe regeling moet het gat vullen dat is geslagen voor culturele initiatieven die wel verder mikken dan hun achtertuin, maar waarvan de uitstraling zich toch beperkt tot hun eigen regio – van circuskunsten of sociaal-cultureel werk tot cultureel erfgoed. Vroeger werden ze omkaderd door de afzonderlijke provincies, nu komt er dus één Vlaamse regeling.

Inhoudelijk zet dat nieuwe decreet vooral samenwerking en creatief experiment hoger op de agenda. Vanaf 2020 wil het in Vlaanderen ‘een kwalitatieve, duurzame, diverse en geïntegreerde bovenlokale cultuurwerking uitbouwen, stimuleren en optimaliseren, en cultuurparticipatie bevorderen en versterken’.

Eén belangrijk punt: deze nieuwe regeling biedt enkel subsidies voor regionale projecten (en dus niet voor structurele werkingen) van organisaties en intergemeentelijke samenwerkingen. Wel voorziet het decreet ook een nieuw bovenlokaal steunpunt, om lokale culturele actoren te inspireren en te coachen en bruggen te slaan met andere beleidsdomeinen zoals welzijn en onderwijs.

Als we kunnen spreken van een warme overgang, dan is het omdat de mensen er vapeurs van krijgen.

Een boeiend kader, alleen vraagt Verwaeren zich af of het ook zal gelden voor amateurorganisaties. ‘Ik hou mijn hart vast voor lokale vrijwilligers die een subsidiedossier zullen moeten schrijven voor een Vlaams decreet, dat zijn ze eigenlijk niet gewoon. Zal men daar bij de beoordeling rekening mee houden? Zullen er ook middelen gaan naar amateurs? Misschien gaan er zo mooie projecten verloren? En hoe zal men “bovenlokaal” precies invullen? Een groot project binnen één gemeente, is dat ook “bovenlokaal”?’

Verder vreest Verwaeren de grotere ‘afstand tot Brussel’. ‘Vroeger hadden de provincies een redelijk goed overzicht over de lokale verenigingen, er was een nauwer contact. Provinciale ambtenaren wisten wat er gebeurde en konden desnoods een en ander rechttrekken. Zal dat vanuit Brussel ook kunnen voor een vereniging in de Westhoek? Hopelijk vindt ook Vlaanderen een goeie methodiek voor die toegenomen afstand tot het lokale.’

Felix Bergers van de Limburgse dialectkoepel Veldeke Bels(j) Limburg heeft zijn idee daarover al gevormd. ‘Tot voor kort waren er warme provinciale structuren waar de mensen elkaar geregeld face to face konden zien en elkaar konden stimuleren, in samenwerking met vertrouwde ambtenaren. Nu worden we geconfronteerd met een onpersoonlijke administratie op 100 km afstand. Het Vlaamse bestuursniveau kent die verenigingen niet, is een ivoren toren. Als we kunnen spreken van een warme overgang, dan is het omdat de mensen er vapeurs van krijgen.’

Naar de KIOSK

Bergers doelt op het ‘Transitiereglement’: een tijdelijke overgangsregeling voor de periode tussen 1 januari 2018 (het einde van de culturele taak van provincies) en 1 januari 2020 (de start van het Decreet Bovenlokale Cultuurwerking). De regeling biedt alle 800-tal amateurverenigingen die vroeger provinciale subsidies kregen, nog twee jaar langer financiële continuïteit.

Kreeg je in 2014 als koor, orkest of theatergezelschap per jaar 2000 euro van je provincie, en wilde je dat nog twee jaar krijgen, dan moest je je registreren op KIOSK, het digitale subsidiesysteem van de Vlaamse Gemeenschap. Puur administratief, dus zonder inhoudelijke kwaliteitsbeoordeling, verdeelde de minister zo in vier rondes 6,7 miljoen aan overgehevelde provinciale middelen over alle indieners.

Carmien Michels wint de txt-on-stage-wedstrijd Naft voor Woord

Navraag bij verschillende amateurverenigingen leert dat deze transitie bij de grote meerderheid wel vlot verliep. Ook bij onduidelijkheden en technische manco’s voelden verenigingen zich goed geïnformeerd en snel geholpen door de Vlaamse Gemeenschap, hun betrokken provincie of overkoepelende amateurkunstenorganisatie.

Een tegengeluid horen we bij Rudi Meylemans, secretaris van Harmonie KKJW uit Larum bij Geel. ‘Het is onbegrijpelijk waarom we zulke ingewikkelde procedures via KIOSK moeten volgen, terwijl de betrokken instanties alle gegevens over onze vereniging hebben. Waarom kunnen zij dit niet zelf eenvoudig in orde brengen?’

Dat belooft voor 2020, wanneer elke amateurvereniging die weg zal moeten volgen voor bovenlokale projectsubsidies. Filip Verneert van Muziekmozaïek, amateurorganisatie voor folk en jazz, vreest de toenemende administratieve last. ‘Voor plaatselijke verenigingen ligt dat niet simpel: “Waarom moeten wij nu ineens alles via KIOSK invoeren?” Ik ben bang dat sommigen snel “foert” zullen zeggen. Bovendien blijft veel nog onduidelijk: hoe zwaar moet zo’n dossier zijn, bijvoorbeeld?’

Die administratie lijkt een detail, maar ingrepen op de machinerie hebben altijd ook een invloed op wat ze produceert. Zeker als sommige verenigingen het al járen op dezelfde manier doen.

Passen de potjes?

Voor amateurs met film- of literaire interesses werd er een aparte regeling uitgewerkt: zij kunnen voor subsidie voortaan aankloppen bij het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) of het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Beide fondsen kregen daarvoor extra budget vanuit de overgehevelde provinciale middelen, waarmee zij de vroegere provinciale subsidie van literaire en cinefiele amateurverenigingen en -kunstenaars verlengden voor 2018 en 2019. Vanaf 2020 kunnen zij ook bovenlokale projecten ondersteunen.

‘We zijn bezorgd dat het aantal lokale schrijfinitiatieven zal verminderen omwille van een gebrek aan passende subsidie.’

Vanuit beleidsoogpunt is dat logisch en overzichtelijker. Maar de realiteit van onderuit is altijd een stuk complexer, stelt An Leenders van Creatief Schrijven. ‘Schrijfgroepen en lokale schrijfwedstrijden of poëzieroutes worden nu bij het VFL doorverwezen naar de vaste subsidielijn “literaire manifestaties of leesbevordering”. Alleen focust die heel sterk op kwalitatieve output en op de betrokkenheid van professionele auteurs. Maken schrijfgroepen of organisaties die vooral willen inzetten op coaching en talentontwikkeling – bv. via een schrijfopleidingstraject – daarin wel een kans? Ook wedstrijden met een bijhorend coachingstraject komen vermoedelijk niet in aanmerking.’

Leenders vraagt zich dus af of de dekseltjes nog wel op het potje zullen passen. ‘We zijn bezorgd dat het aantal lokale schrijfinitiatieven zal verminderen omwille van een gebrek aan passende subsidie.’

Koen Van Bockstal van het VFL van zijn kant bevestigt dat er binnen het VFL geen extra reglement zal komen, maar belooft wel specifieke aandacht. ‘Vanuit ons integraal letterenbeleid hebben we ervoor gekozen om bovenlokale literaire projecten niet in een aparte categorie te behandelen, maar te integreren in bestaande reglementen. Wel zal bij hun beoordeling uiteraard rekening gehouden worden met de bovenlokale opdracht rond literatuur die het VFL van de minister gekregen heeft.’

Investeren in talent

Een tweede alternatief voor de vroegere provinciale subsidies wordt – naast het Decreet Bovenlokale Cultuurwerking – een nieuw spoor rond talentontwikkeling, specifiek voor de amateurkunsten. Daarvoor vroeg het kabinet Gatz de negen amateurkunstenorganisaties in mei 2018 om elk een plan uit te werken voor hun specifieke discipline. Zo wil de minister de kwaliteit van de amateurkunsten verhogen en hedendaagse culturele tendensen meer ingang doen vinden bij amateurkunstenaars.

Vroeger gesubsidieerde verenigingen zien hun rechtstreekse steun vervangen door onrechtstreekse steun.

Dit spoor is even ambitieus als omstreden: vroeger gesubsidieerde verenigingen zien hun rechtstreekse steun immers vervangen door onrechtstreekse steun, zoals allerlei soorten vorming waarmee hun leden zich verder kunnen bekwamen in hun passie. In plaats van jaarlijks pakweg 1600 euro die ze naar eigen goeddunken konden gebruiken voor promotie, eigen aankopen of renovatie van hun clublokaal, zullen ze nu kunnen intekenen op nieuwe festivals, meer op-maat-feedback van professionals of allerlei coachingstrajecten. Staan ze daar wel voor open?

De overkoepelende amateurkunstenorganisaties zijn principieel pro. ‘Ik sta 100% achter de plannen om meer in te zetten op talentontwikkeling’, aldus Joke Quaghebeur van OPENDOEK, organisatie voor amateurtheater. ‘De vraag blijft alleen hoe individuele gezelschappen dat gaan ervaren. Wij weten al vier jaar dat de huidige financiering maar bestendigd zal worden tot 2020. Alleen liggen gezelschappen daar nu nog niet van wakker. En dan zal je ineens horen: “Waar is ons geld?” De juiste communicatie wordt heel belangrijk.’

Exit provinciale toernooien

Aan de basis zijn de meningen meer verdeeld, zeker binnen de beter gesubsidieerde sectoren theater, koorzang en instrumentale muziek. Sommigen vinden dat de provincies sowieso slechts een aalmoes gaven en dat je dan meer hebt aan feedback en talentontwikkeling. Uit een rondvraag van OPENDOEK bij gezelschappen bleek bovendien dat een meerderheid niet langer fan is van de provinciale toernooien die hun subsidiebedrag bepaalden. Zij willen liever feedback van professionals dan die trofee.

Maar andere verenigingen maken zich wel zorgen, ervaart Quaghebeur. ‘Hoe zullen ze dat verlies van hun vaste 500 euro of 3000 euro voor een professionele regisseur of voor promotie opvangen, nu die provinciale wedstrijden geschrapt zijn?’

Ook fanfares en orkesten zijn ongerust over de toekomst, weet Jan Matthys van Vlamo. ‘Ik ben op zich enthousiast over de keuze van het kabinet om liever in te zetten op talentontwikkeling dan blanco cheques te blijven uitdelen. Maar onze leden zouden wellicht liever willen dat alles blijft bij hoe het was – zeker de klassieke orkesten met hoge kwaliteit, die de grootste budgetten kregen.’

De Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia-Heist uit Knokke-Heist

Matthys kan daar begrip voor opbrengen. ‘Natuurlijk zijn zij ongerust. Continu krijgen we mails: wat brengt de toekomst? Vroeger kregen onze orkesten via provinciale toernooien middelen toegekend voor vier jaar. Dat ging tot 1600 euro per jaar voor orkesten met een hoge kwaliteit. Tegenwoordig werkt de helft met professionele dirigenten, die betaald konden worden met die subsidies – naast de kosten voor instrumenten, voor kostuums, noem maar op. Zal het wegvallen van die subsidies ten koste gaan van die professionele dirigenten? Ik vrees voor een stap terug.’

Minister Sven Gatz spreekt die indruk dat ‘de (provinciale) subsidies wegvallen’ echter tegen. ‘De overgangsmaatregelen 2018-2019 zijn maximaal en optimaal doorgevoerd: geen enkel orkest of muziekvereniging heeft zijn werkingstoelagen verloren en we hebben binnen het transitiereglement méér projectmiddelen vrij gemaakt dan wat er ooit samen door de vijf provinciebesturen werd vrijgemaakt. Deze middelen blijven voorzien, maar worden vanaf 2020 anders ingezet. De respectievelijke koepels dragen daarin de verantwoordelijkheid om de sector wegwijs te maken in veranderende paden.’

Veerkracht in het laatje

Op het terrein zelf klinken over die switch verschillende geluiden, maar zeker ook van veerkracht. Bij het Koninklijk Harmonieorkest Schelle zegt voorzitter Johan Van Dyck dat ‘we het natuurlijk spijtig vinden dat de 1250 euro voor onze jaarwerking wegvalt, maar voor een goed gepositioneerde kwaliteitsvereniging als wij heeft dat minder grote gevolgen dan voor kleine verenigingen.’

Eenzelfde geluid horen we bij de Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia Kastel. ‘Er zal over die geschrapte subsidie eens goed gevloekt worden op de bestuursvergadering, maar erge gevolgen voorzien we niet’, aldus secretaris Robert De Prins. ‘We hebben creatieve mensen die een fijne neus hebben om geld in het laatje te krijgen.’

‘Het positieve van die hele herstructurering is dat we ons allemaal nog eens moeten afvragen: waarmee zijn we bezig?’

Laten we een kat een kat noemen: met alleen hun vroegere provinciale subsidies komen verenigingen lang niet toe om hun materiaal en dirigent of regisseur te financieren. Ze hebben ook heel wat andere manieren om extra inkomsten aan te boren: sponsoring, concerttickets, eetfestijnen, standje op de jaarmarkt, jongerenfuif, ‘vrienden van de harmonie’ en gemeentesubsidie.

Koenraad De Meulder van Koor&Stem verdedigt dan ook financiële zelfredzaamheid. ‘Het positieve van die hele herstructurering is in elk geval dat we ons allemaal nog eens moeten afvragen: waarmee zijn we bezig, hoe kunnen we het beschikbare geld het beste besteden? Een Nederlandse studente economie schreef net een scriptie rond de financiële zelfredzaamheid van koren in Nederland en België, waaruit blijkt dat wij hier behoorlijk achterlopen.’

De Meulder pleit voor meer ondernemerschap en voor creativiteit. ‘Ik wil dat wel geloven dat die provinciale middelen noodzakelijk zijn, maar vallen er echt geen alternatieven te bedenken? Kunnen we niet beter samen investeren in processen rond talentontwikkeling met een duurzaam karakter?’

De Meulder noemt bijvoorbeeld de samenwerking tussen de stedelijke academie van Lier met vier-vijf lokale koren, waarbij docenten en leerlingen ook buiten de lessen in het deeltijds kunstonderwijs (DKO) samen een hoog artistiek niveau bereiken. ‘Ook in Borgerhout of Ekeren zie je dit: waar het DKO en het lokaal bestuur elkaar vinden, kunnen er wonderen gebeuren, los van directe middelen. Als je kijkt hoeveel mensen er in deze sector omgaan, en je kijkt naar de totaalbudgetten, dan denk je soms: oei, is dit het maar? Alleen komen we van nog veel verder. Er zijn op die twintig jaar grote stappen gezet!’

De koek smaakt ongelijk

Ook in deelsectoren als dans, beeldende kunst, fotografie en folk en jazz leeft minder onrust. Volgens een subsidie-matrix van het Forum Amateurkunsten hebben zij ook altijd veel minder gedeeld in de koek van provinciale werkingsmiddelen. Binnen de onderlinge verhoudingen tussen disciplines (in referentiejaar 2013) hebben zij vandaag dan ook veel minder te verliezen:

‘Uit een studie van het Forum voor Amateurkunsten blijkt dat 4-5% van alle Vlamingen tussen 6 en 96 jaar dansen – een paar honderduizend man dus – maar toch staan daar heel weinig middelen tegenover’, schetst Iris Raspoet van Danspunt. ‘In Oost-Vlaanderen waren er wel provinciale volksdanstoernooien, maar dat soort ondersteuning was vrij uitzonderlijk. De weinige structurele subsidies die naar amateurdans gingen, waren enkel ad hoc. Wij hebben rond het wegvallen van de provinciale subsidies dan ook nog heel weinig vragen gekregen van onderuit.’

Dat verschil in onrust is niet alleen recht evenredig met de middelen, maar ook met de mate waarin deelsectoren nog op het klassieke verenigingsleven gestoeld zijn. Bij theater, koren en fanfares speelt die invloed nog vrij sterk, terwijl Danspunt of Kunstwerkt zich meer gaan richten zijn op de individuele amateurkunstenaar. Het is een transformatie die zich bij alle negen amateurkunstenorganisaties voltrekt: weg van oude representatieve beslissingsstructuren in hun besturen, naar meer performante dienstenorganisaties voor geïnteresseerde en gepassioneerde amateurkunstenaars.

Tijd voor talent

Hun nieuwe plannen rond talentontwikkeling voor elk hun deeldiscipline – in mei op vraag van de minister ingediend bij het kabinet – denken door op die nieuwe dynamiek. VLAMO, Danspunt, OPENDOEK, Muziekmozaïek, Koor en Stem… willen hun amateurkunstenaars en -verenigingen vanaf 2020 extra uitdagen en ondersteunen om hun skills te bekwamen, zich extra te laten zien en nieuwe verbindingen aan te knopen.

‘Het kabinet geeft de indruk dat talentontwikkeling gelijk staat aan een weg naar meer professionalisme, maar kwaliteit kan je niet vastpinnen.’

Zo legde Breedbeeld een plan voor dat zich meer richt op individuele fotografen dan op de georganiseerde fotoclubs. ‘We willen nauwer gaan samenwerken met het DKO en de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO)’, aldus ex-directeur Lieven De Laet. ‘Voor afgestudeerde fotografen valt er na hun opleiding een gat: hoe kunnen ze zich dan verder ontwikkelen of opgepikt worden, als ze bijvoorbeeld meer professioneel willen gaan werken? Ze hebben vaak weinig netwerk met de “hardere wereld” van pers en het professionele circuit.’ Daarom droomde Breedbeeld van een masterclass-traject voor twintig geselecteerde uitstromers uit het DKO en de CVO’s, met onder meer terugkerende contactmomenten met het professionele netwerk.

OPENDOEK van zijn kant wil doorwerken op vier pijlers: 1) trajectbegeleiding voor drie tot vijf creaties van gezelschappen die naar een nieuw doel willen werken, 2) meer feedback van professionele theatermensen, 3) een nieuw jongerenfestival en een nieuw humorfestival voor laagdrempelige verenigingen, 4) extra waardering geven, bijvoorbeeld met publicaties.

Danspunt wil dan weer zijn prille coachingstraject Grote Belgische Dansvitrine verder uitrollen, als een reizend platform voor work-in-progress, met feedback van professionals. ‘Verder willen we extra inzetten op extra spreiding van dansvoorstellingen en op choreografen die hoger willen mikken dan pure amateurdans, maar die niet bij de kunstenwerkplaatsen terecht kunnen’, aldus Iris Raspoet.

Onder verschillende plannen zit een impliciete drijfveer richting meer artistieke kwaliteit, maar daar wil Filip Verneert van Muziekmozaïek (folk en jazz) net voor waken. ‘Het kabinet geeft de indruk dat talentontwikkeling gelijk staat aan een weg naar meer professionalisme, maar kwaliteit kan je niet vastpinnen. Een jonge popmuzikant heeft vaak veeleer nood aan een betere zakelijke ondersteuning, terwijl andere muzikanten dan weer andere noden hebben. Een amateurkunstenbeleid zou meerdere sporen moeten tellen, niet alleen talentontwikkeling.’

De Grote Dansvitrine, Leuven

Minister Sven Gatz stelt dat de praktijk dat niet tegenspreekt. ‘Muziekmozaiek en de acht andere koepelorganisaties krijgen jaarlijks ruim zeven miljoen aan structurele middelen om net in deze brede ondersteuning te voorzien.’

Wachten op Gatz

Iedereen kijkt nu wel verwachtingsvol richting het kabinet rond dat ene spoor talentontwikkeling: wat vindt de minister van de ingediende plannen, en vooral: welk budget is er precies voor beschikbaar? Een antwoord werd volgens diverse stemmen in de amateurkunsten eerst beloofd voor de zomer, daarna voor september, maar blijft intussen uit.

VLAMO stuurde daarover vorige week een niet mis te verstane nieuwsbrief uit naar zijn leden: ‘Nieuws over de provinciale middelen… is er helaas nog (steeds) niet. We wachten net als jullie vol ongeduld tot minister Gatz en zijn entourage een tipje van de sluier lichten. Onlangs werd nog bekend gemaakt dat er 9,6 miljoen euro kan vrijgemaakt worden voor de Vlaamse musea. Over wat de toekomst brengt voor de 1 op 3 Vlamingen die amateurkunsten beoefenen, blijft het echter oorverdovend stil. Net als onze collega-amateurkunstorganisaties hopen we dat er snel duidelijkheid komt over hoe het (amateurkunsten)landschap er in de zeer nabije toekomst zal uitzien.’

Er is geen lokaal popbeleid, muzikanten zijn niet verenigd en zelden vertegenwoordigd in de cultuurraad

In de wandelgangen circuleert dat er een totaalbedrag van 1 miljoen euro beschikbaar zou zijn voor de ingediende plannen, maar dat is beduidend lager dan de 1,5 miljoen die vroeger vanuit de provincies verkregen is. Wel heeft de minister afgelopen seizoen al twee keer 250.000 euro per jaar (tot 2021) toegewezen aan respectievelijk Kunstwerkt en Poppunt, voor de overname en verdere uitrol van twee regionaal verankerde projecten rond talentontwikkeling:

  •    het West-Vlaamse project [‘Buren bij kunstenaars’](https://www.burenbijkunstenaars.be): open-atelierdagen waarop professionele én amateurkunstenaars hun werk kunnen presenteren aan een breed publiek – volgende week van 19 tot 21 oktober in heel West-Vlaanderen (en in de toekomst over heel Vlaanderen)
    
  •    het muziekproject [‘Lokale Helden’](https://www.lokalehelden.be), waarop lokaal muzikaal talent zich jaarlijks op één dag in 200 gemeenten presenteert aan hun omgeving. ‘_Lokale Helden_ leert ons’, aldus Luc Nowé van Poppunt, ‘dat popmuziek ondanks haar grote, verbindende kracht op lokaal niveau nauwelijks structureel ondersteund wordt. Er is geen popbeleid, muzikanten zijn niet verenigd en zelden vertegenwoordigd in de cultuurraad en er is een gebrek aan speelkansen, infrastructuur en gemeentelijke subsidies.’
    

In lijn met Poppunt en Kunstwerkt werd ook aan Creatief Schrijven gevraagd om een plan in te dienen voor de landelijke uitrol van de Antwerpse txt-on-stagewedstrijd Naft voor Woord en de versterking van het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam, een initiatief dat veel jongeren met cultureel-diverse roots bereikt en dat Creatief Schrijven al jaren met een minimum aan middelen coördineert. Dat plan ligt momenteel nog op het tafel van de minister, over een ‘go’ kwam nog geen nieuws.

Minister Gatz volgt echter de voorziene timing, benadrukt hij bij rekto:verso. ‘We hebben altijd voor ogen gehad dat de amateurkunsten zich in 2019 konden voorbereiden op 2020, dan pas komen de middelen vrij. In elk geval beslis ik dit najaar over de verdeling van de middelen voor talentontwikkeling. Zo kunnen de landelijke amateurkunstenkoepels zich ruim op tijd voorbereiden.’

Inhalen of inleveren?

Wat van de provinciale koek rest, zal nu dus verdeeld moeten worden over de nieuwe plannen rond talentontwikkeling. Daarover bestaat best wat zenuwachtigheid, aangezien minder bedeelde sectoren zoals dans en fotografie er geen geheim van maken dat ze een inhaaloperatie willen.

Breedbeeld werd daarvoor echter al voor de zomer teruggefloten, vertelde Lieven De Laet toen. ‘Ons masterclass-traject was begroot op 150.000 euro, maar we werden vriendelijk aangemaand om voor 25.000 euro een vereenvoudigde versie uit te werken. Alleen kan je met dat geld hoogstens een bescheiden groepsfototentoonstelling doen voor tien deelnemers.’

Breedbeeldfestival voor fotografie, Antwerpen (© Jasper Léonard)

Beter bedeelde sectoren vrezen dan weer voor inlevering, schetst Jan Matthys van VLAMO: ‘Vroeger steunden de provincies de hafabra-verenigingen met in totaal 403.000 euro, plus een organisatiekost voor zaalhuur of juryleden ter waarde van ongeveer 150.000 euro. Als het klopt dat er dan nog 1 miljoen over zou zijn voor ook alle andere plannen van de collega’s, dan weet je dat het moeilijk wordt, zelfs al zal natuurlijk niet iedereen hetzelfde bedrag krijgen. Zelfs 300.000 euro zou voor VLAMO een pak minder zijn. Sommigen sectoren kunnen alleen winnen, andere vooral verliezen.’

Het Forum van Amateurkunsten hoopt dan ook vooral dat de totale middelen in dezelfde grootorde zullen blijven als vóór de schrapping van de culturele taak van de provincies. ‘Maar we zullen over deze hele transformatieoefening pas echt iets kunnen zeggen na de budgettaire finalisering’, besluit Lien Verwaeren.

Winnaars en verliezers

Zeker is wel dat de amateurkunsten voor een transformatie staan. Lokale verenigingen die vroeger provinciale subsidies kregen, spelen die sowieso kwijt. Dat geld gaat – hopelijk integraal – naar het spoor ‘talentontwikkeling’ van de koepels, die het opnieuw investeren in de artistieke veerkracht van potentieel twee miljoen Vlamingen. Hun Forum voor Amateurkunsten houdt op te bestaan: het moet samen met onder meer de VVC (voor cultuur- en gemeenschapscentra) en de VVBAD (voor bibliotheken en documentatiecentra) indalen in een nieuw bovenlokale steunpunt.

Aan wensen en uitdagingen is er in de amateurkunsten geen gebrek. Alleen lijken de financiële mogelijkheden minder ruim.

Inhoudelijk staan de betrokken spelers achter die hervorming van de amateurkunsten, en hopen ze op nog meer dynamiek. Maar beleidsmatige reorganisaties zorgen altijd, niet in het minst financieel, voor winnaars en verliezers.

Creatief Schrijven wou van de hele herziening bijvoorbeeld gebruik maken om te fuseren met Jeugd en Poëzie, en zo de krachten te bundelen voor een structureel en duurzaam schrijfaanbod voor kinderen en jongeren. Dat is nu quasi onbestaande, in tegenstelling tot de talrijke initiatieven voor kinderen en jongeren die willen leren tekenen, dansen, muziek spelen of acteren. Het kabinet Gatz gaf onlangs wel groen licht voor de fusie, maar op de vraag om ze ook financieel te versterken vanuit de provinciale middelen, zoals initieel beloofd, komt voorlopig geen antwoord.

‘Nochtans kan zo’n structureel schrijfaanbod voor kinderen en jongeren, dat hun verbeelding stimuleert en werkt aan hun talige vaardigheden, hen grotere kansen bieden op de arbeidsmarkt en zeker ook bijdragen aan een betere sociale integratie in onze samenleving’, aldus Leenders. Aan wensen en uitdagingen, kortom, is er in de amateurkunsten geen gebrek. Alleen lijken de financiële mogelijkheden verhoudingsgewijs minder ruim.

Terug naar de lokale besturen

En de lokale besturen, die nu in vele gemeenten bezet zullen worden door nieuwe meerderheden voor de komende zes jaar? Wat kunnen zij binnen dit hele hertekende beleidskader betekenen voor de amateurkunsten? Sinds het decreet Lokaal Cultuurbeleid geschrapt is door de huidige Vlaamse regering, hebben steden en gemeenten voor het eerst echt de handen vrij om volledig zelf hun cultuurbeleid vorm te geven. Daar hebben ook zij extra geld voor gekregen vanuit Vlaanderen, maar zonder enige verplichting om het ook nog aan cultuur te besteden.

Drawing Days, Oostende 2018

Verschillende spelers uit de amateurkunsten houden daar hun hart voor vast. ‘Dat extra geld zal in het beste geval naar vrije tijd gaan, maar dat kan ook sport of toerisme zijn’, aldus Joke Quaghebeur van OPENDOEK. ‘Daarom vragen we allang aan het kabinet om een lijst te krijgen van welke bedragen naar welke gemeente is gegaan, zodat we daar enige controle op kunnen blijven uitoefenen.’

Lokale noden bij amateurkunstenaars zijn er genoeg. ‘Een rondvraag binnen de campagne CultuurContentement leerde dat veel verenigingen vooral met de handen in het haar zitten over hun infrastructuur’, aldus Quaghebeur. Zowel bij PVDA als N-VA blijken politici het daarover eens, bewees een dubbelgesprek tussen lijsttrekkers Marius Meremans (Dendermonde) en Dirk Tuypens (Mechelen). Maar zullen de komende besturen daar ook een financiële prioriteit van maken, nu vele verenigingen zelf een deel van hun vaste subsidies zien teruglopen?

Op twintig jaar is er heel wat veranderd. Waarom zou dat de komende twintig jaar niet opnieuw kunnen?’

Bij Poppunt hoor je vooral de wens om lokale popmuzikanten, producers en dj’s meer inspraak te geven binnen het lokaal cultuurbeleid. ‘Omdat hun stem niet wordt gehoord in de cultuurraden, is er nooit sprake geweest van structurele erkenning en ondersteuning op gemeentelijk vlak’, aldus Luc Nowé. Daarom organiseerde Poppunt zelf drie Popraden in Deerlijk, Sint-Truiden en Herent, en wil het dat experiment verder uitrollen naar twee gemeenten per provincie.

Voor de positieve eindnoot tekent Koenraad De Meulder van Koor&Stem. ‘Mij zal je over lokale besturen niet horen zeggen dat ze het niet goed voorhebben met de amateurkunsten. Negatieve indrukken daarrond bouwen vaak op een negentiende-eeuwse visie op lokaal cultuurbeleid: “geef maar subsidies, en iedereen is content.” Er is zoveel méér mogelijk.’

De Meulder herinnert zich nog de invoering van het Decreet op de Amateurkunsten van 2000. ‘Toen stond iedereen op zijn achterste poten, het liep echt storm tegen dat decreet. Maar uiteindelijk heeft dat voor onze sector heel positieve gevolgen gehad. Op twintig jaar is er heel wat veranderd. Dus waarom zou dat de komende twintig jaar niet opnieuw kunnen op basis van de hervormingen nu?’