Geachte mevrouw Seitun, beste Stella

Door Barbara Baert, op Thu Aug 05 2021 16:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Deze maand schrijft Barbara Baert een brief aan Stella Seitun. Zij is de muze genaamd Clio in Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer (verder in de brief Graecus genoemd). Stella is kunsthistorica en de gemalin van de auteur. In de taalomgeving van Grand Hotel Europa beschrijft Stella/Clio een schilderij met zicht op de lagune van Venetië.

Excuus voor het storen. U ligt romig als een nimf te slapen in de sterrentaal die uw eega speciaal voor u geschapen heeft. De minnaar-classicus, ja, de Graecus die de hermetische taal van de grote dichter Pindaros doorgrondt. ‘De mens is de droom van een schaduw’, zegt Pindaros. Daar, in die droomtaal, vertoeft ook u. Aan oevers waar rietstengels de woorden ruisen van uw zoemende lichaam.

Ik mag u niet wakker maken. Het is namelijk een gevaarlijk moment. De démon de midi die pal op het middaguur verschijnt, loert al op zijn bokkenpoten. Weldra zal het zaad in dikke bonen over het land rollen. De satyr Pan hijgt en wie nu uit deze diepe slaap wakker schiet, overvalt de ziekte van acedia (ἀκηδία): de tuimelende zwarte melancholie. Vraag de Pindaroskenner dat hij onmiddellijk zijn pen weglegt of u, de Clionimf, wordt uit zijn boek geslingerd in een alles verterende torpor. Maar geduld. Nog even en de démon de midi zal wegkantelen achter de zon. Het gevaar zal geweken zijn en de voyeurs worden opnieuw geblinddoekt.

Ja, Stella, u kent het fenomeen van de mediterrane lusten op de middag. Maar droom verder.

(…)

Excuus. Ik had u bijna wakker gemaakt! Graecus onderhield mij op pagina 377 nogal levendig met ‘een plot geeft een idee van controle, herkomst en bestemming, oorsprong en richting.’

Niente. Ik kom er misschien nog op terug.

(…)

Elegante Stella/Clio, ik wil u vieren wegens uw analyse van het schilderij van de negentiende-eeuwse impressionist Giovanni Boldini in Grand Hotel Europa. Uw taalminnaar gaf uw interpretatie van Schepen in Venetië (Fumo a Venezia), daar op het Ikea-bankje, terecht veel ruimte. Ik parafraseer:

Boldini wil de beschouwer de illusie geven dat hij op een bootje zit. (…) Alles is wankel. Hij ontneemt alle houvast. Alsof de vaste grond onder je voeten wegzakt. En zie wat hij vervolgens doet? Bam! (…) Het is bijna abstract. Of het lijkt op een grote zwarte spin die de stad opeet. (…) Wat Boldini doet in dat schilderij en in die andere die ik je heb laten zien, is dat hij het visioen van een kalme, idyllische, oude stad totaal aan flarden schildert. Hij geeft bijna uitdrukking aan een tragisch voorgevoel van de dood van de stad (p. 103).

Wat een mise en abyme!

Fumo a Venezia, Giovanni Boldini (1842-1931), circa 1887, privécollectie.

Ik heb het werk dat u beschrijft gevonden. Inderdaad, de focus schommelt mee en belast het schilderij met onze tuimelende blik. Een wiegend perspectief – heftig en brutaal zijn de dikke, donkere toetsen van het water – dat de zeezieke toeschouwer naar de kades van het werk dwingt om zich daar, over de reling van de lijst, over te geven aan wat u zo mooi de flarden noemt. De flarden van een stad in crisis. Maar ook een medium in flarden dat zich moest heruitvinden, toen de scheikunde van de fotografie het naar honing geurende wedeblauw in de schilderateliers overstemde.

Waarde Stella, kent u William Turners schilderij Rain, Steam and Speed: The Great Western Railway, dat met zijn trieste stoom de toeschouwer in de industrialisatie van de wereld binnenzuigt? (Natuurlijk kent u dat werk, excuus voor de retorische vraag!) Dit doolhof van stoom, waar wij niet aan kunnen ontsnappen. De locomotief vervaarlijk dichtbij. Mocht de trein er niet zijn, we waren in Arcadia met uw ruisende riet. Maar de locomotief doorklieft onze hunkering naar de oorsprong. Turner wil geen zoete mijmering over de bucolische schilderkunst in zijn ontstaansvorm pur sang. Hij wil méér, hij wil (hoe week zijn watercoloriet ook is) net zoals uw Boldini de brutaalste confrontatie met de absorptie van de schilderkunst. Het zuigende moeras. De vervaarlijke lagune.

Rain, Steam and Speed: The Great Western Railway, William Turner (1775-1851), National Gallery, Londen, 1844.

Weldra verschijnt Pan uit zijn hitsige stroperigheid. De middagzon legt al een flinterdun vlies bloot op het opake zwart. Het koperkleurige membraan op een kop thee. In het kantelmoment van de kosmische tijd ligt de gapende diepte. Niemand spreekt. Het stof is gaan liggen. En even is er niets: geen ruimte, en zelfs geen tijd. Ook Turner heeft de verbijsterende Acedia van het middaguur zonet gezien. Het penseel dat hij daarjuist nog doopte in waterkringen heeft hij nu behoedzaam weggetrokken met een eenzame, rustige pols.

(pauze)

Kent u Timothy Ingold? Een Britse antropoloog. Ik denk niet uw type. Zo’n wandelaar door weer en wind met de juiste schoenen en geoliede jassen. In het gure Schotse Aberdeen bestaan trouwens geen verkleinwoorden, Stella. Zelfs Pan loert er niet vanachter het doorweekte mos. Maar toch deelt Ingold onze blik, Stella! Ja, uw unieke sensatie voor Boldini’s mise en abyme. De Brit-in-Schotland kijkt namelijk eveneens naar boven én naar beneden.

Ingolds denken is geïnspireerd door het dwalen op verloren paden: Ways of Mind-Walking. Ingold voert strijd tegen binaire systemen in De Kunsten. Tussen object en subject. Tussen vorm en inhoud. Hij ziet objecten als levende wezens en kunstenaars als makers die dingen doen groeien met hun handen. Ingold verzet zich tegen het hylomorfische model van Aristoteles. (Iets om met Graecus te bespreken straks.) In dat model bestaat kunst uit een passief samenbrengen van vorm en materie. Ingold vervangt het model door voorrang te geven aan de vormingsprocessen zelf in plaats van aan hun finaal product. Aan de transformaties van de materialen in plaats van aan de statische definitie van vorm. Ingold herkent een relatie tussen creëren en wandelen. De wandelaar kijkt, maar proeft en ruikt ook, en verbindt deze indrukken tot een parcours in geest en lichaam. Er is geen plot. Geen controle. De wandelende flegmaticus berust in de vervloeiing van de mens met zijn omgeving: regen en moeras en lagune en nevel. De Brit-in-Schotland, de wichelaar van het ongehinderde denken, omhelst zonder poespas wat wankel wil zijn. ‘Zonder houvast. Alsof de vaste grond onder je voeten wegzakt.’

Lieve Stella, mag ik u daarom, tot slot, hier aan de zomen van onze tekst, Agnes Martin schenken: de abstract expressioniste met een voorkeur voor grijze leegte? Het radicale antwoord op uw Boldini? En mag ik u daarbij tutoyeren?

Untitled 5, Agnes Martin (1912-2004), Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, Düsseldorf, 1998.

Zoals je ziet: Agnes Martin moet veel schilderen.
Veel repetitie.
Veel stilte.
Veel woestijn.

Want Agnes Martin kent haar strijd. Haar dappere picturale herhaling van de opake leegte is nodig voor de ontmanteling van die ene verwoestende ramp in De Kunsten: De Catastrofe Genaamd Narcissus. Wat rest is het verdwijnpunt. Het ongevormde, opake beeld dat primeert op de spiegel. Vormingsprocessen uit handen die het gelikte zelfbeeld trotseren.

Wel, Stella. Zo zullen wij hier en nu ‘een idee van controle’ van ons afschudden. Wij zullen ons plot laten verdrinken in Boldini. Jij en ik tuimelen nu in de chtonische onderwereld van de Fumo. In die wereld bestaan geen muzes, dromerige Clionimf. Want de donkere wateren weigeren Narcissus te behagen.

(pauze)

‘Word wie je bent, nu je het weet’, fluistert Pindaros vervaarlijk dicht bij het trillende riet van je trommelvlies.
Hier gebeurt het.
Bam!
Je ontwaakt uit je slaap, Stella.
Met een snik in de keel: de typische angoisse die uit de flarden van de verontrustende middagdroom wegschiet.
Het is voorbij.
De glurende Pan is al lang verschalkt.
De ongevormde schaduw primeert op de droom.
Je weet het.
Je wordt buiten het hyperrealisme van Graecus’ boek geslingerd.
Deze brief vervaagt al achter de nevelen van de werkelijkheid.
Ja, Stella, deze brief heeft mogelijks nooit bestaan. Het was maar een droom.

Met hartelijke groeten,
Barbara Baert