Geachte mevrouw Roth

Door Melat G. Nigussie, op Fri Mar 15 2024 08:48:00 GMT+0000

Slaat de Duitse angst voor antisemitisme om in pathologisch filosemitisme? De interstatelijke vriendschap tussen Duitsland en Israël heeft steeds meer weg van een verblindende, toxische afhankelijkheidsrelatie. Duitsland wringt zich in allerlei bochten om recht te praten wat overduidelijk krom is. Dat toont ook het debacle op de Berlinale, waar Claudia Roth, de Duitse minister van Cultuur en Media, na het horen van een speech die de Israëlische belegering van Gaza veroordeelde, iets beweerde te doen als ‘gedeeltelijk applaudisseren’.

Geachte mevrouw Roth

In een van de vergaderzalen van Beursschouwburg hangt een intrigerend opschrift in het Duits aan de muur. Het werk bevat de woorden ‘laue Anwesenheit, schmächtiges Klatschen', vrij vertaald als ‘lauwe aanwezigheid, matig applaus’. Een ogenschijnlijk terloopse zin die in een genadeloze oogwenk een van de diepste angsten van kunstenaars samenvat. In het kunstenveld zijn we natuurlijk bekend met een scala aan applauservaringen: van oorverdovende ovaties die uw trommelvliezen doen trillen tot aarzelende, bijna terughoudende klapjes die net iets te lang op zich laten wachten. Maar een applaus waar je achteraf afstand van kunt nemen, zoals u onlangs deed? Dat fenomeen kende ik nog niet.

Ik verwijs natuurlijk naar uw recente debacle op de Berlinale, als Duitse minister van Cultuur en Media. Daar won de film No Other Land zowel de Panorama Publieksprijs als de Berlinale Documentaire Prijs. No Other Land belicht de jarenlange relatie tussen Basel Adra, een Palestijnse activist die zich verzet tegen de etnische zuivering van Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, en Yuval Abraham, een Israëlische journalist die samenwerkt met Adra om het voortdurende geweld daar aan de kaak te stellen. Tijdens de prijsuitreiking hielden zowel Abraham als Adra bevlogen toespraken waarin ze de belegering van de Gazastrook door de Israëlische strijdkrachten veroordeelden en opriepen tot een staakt-het-vuren. Ze richtten zich tot de invloedrijke aanwezigen in de zaal, waaronder uzelf. Adra riep op om een einde te maken aan de Duitse militaire steun aan Israël, en Abraham sprak over de stuitende ongelijkheid in de apartheidsstaat Israël. Deze toespraken werden daags nadien zowel door de Duitse als de Israëlische media bekritiseerd en als antisemitisch bestempeld.

Ook u vond de toespraken ‘schokkend eenzijdig en gekenmerkt door diepe haat tegen Israël’. Alleen viel dat statement moeilijk te rijmen met het beeldmateriaal waarop te zien was dat u applaudisseerde na de toespraken van Adra en Abraham. U haastte zich in allerijl om een verklaring uit te brengen waarin u verduidelijkt dat uw applaus bedoeld was voor de Joods-Israëlische journalist en filmmaker ‘die zich uitsprak voor een politieke oplossing en vreedzame co-existentie in de regio’.

Daar zit u dan, in het oog van de storm, in de Signalgroepschat − want waar anders zou politiek crisismanagement plaatsvinden?

Daar zit u dan, in het oog van de storm, in de Signalgroepschat − want waar anders zou politiek crisismanagement plaatsvinden? Een voor een worden vernietigende krantenkoppen uit de Duitse pers gedeeld: ‘Minister juicht voor antisemitische retoriek op de Berlinale’; ‘Roth applaudisseert voor Israël bashing’. Uw doorgewinterde communicatiemedewerkers zitten met de handen in het haar, tot Mia, de onopvallende stagiaire communicatie, haar kans ruikt. ‘Laten we gewoon zeggen dat minister Roth alleen applaudisseerde voor de Israëlische filmmaker, niet voor de Palestijn.’ Dit voorstel kan op bijval rekenen, en na drie maanden stage kent iedereen haar naam. Mia voelt zich machtig, gezien. In een oogwenk wordt een persbericht opgesteld. Crisis afgewend … toch? Oké, dit is pure speculatie van mijn kant, een tevergeefse poging om ietwat luchtigheid te scheppen in een anders dramatisch verhaal. Het is werkelijk verbazingwekkend dat iemand met zo'n absurd en schandalig idee op de proppen kwam, en nog verbazingwekkender dat genoeg mensen dachten dat het een briljant plan was. Niemand die opmerkte: ‘Wacht even, is dit niet ronduit racistisch?’ Stel je voor dat je zou zeggen: ‘Ik klapte alleen voor de witte persoon, niet voor de zwarte persoon.’ Dat zou toch ongelofelijk fout, mensonterend, en compleet verkeerd zijn?

Mevrouw Roth, de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat uw naam tot voor kort niet prominent op mijn radar stond, ondanks uw gezag in een domein waarin ik ook actief ben. Het spijt me te moeten constateren dat mijn kennis over het hedendaagse Duitsland nog niet zo uitgebreid is als het zou moeten zijn, ondanks de vele Duitse partners en artiesten met wie ik in contact sta. Mijn enige schamele troost is dat ik hierin niet alleen ben. Terwijl wij Belgen naar Nederland, Frankrijk, de VS en het VK kijken, blijft onze grote broer − en belangrijkste handelspartner − te vaak onderbelicht. De desinteresse lijkt wederzijds te zijn; vorig jaar toonde een grootschalige enquête van YouGov aan dat België het minst favoriete buurland van Duitsland was.

Duitsland dekt de schrijnende schendingen van het internationaal recht door de Israëlische staat met de mantel der liefde toe.

Mijn fascinatie voor het politieke landschap van uw land is de laatste maanden echter enorm gegroeid. Met toenemende ontsteltenis zie ik hoe Duitsland zich in allerlei bochten wringt, om recht te praten wat overduidelijk krom is. De schrijnende schendingen van het internationaal recht door de Israëlische staat worden met de mantel der liefde toegedekt. Hierdoor wordt de geloofwaardigheid van Duitsland als een vooruitstrevende, redelijke staat, zorgvuldig opgebouwd gedurende de afgelopen decennia, ondermijnd op het internationale podium. In het verlengde hiervan wordt Berlijn, als baken van vrijheid, diversiteit en tegendraads denken, langzaam uitgehold.

Met dezelfde verbazing las ik uw interview in Der Spiegel van begin deze maand. U applaudisseerde niet voor de Palestijnse filmmaker, omdat ‘die sprak over bloedvergieten en niets zei over 7 oktober’. Maar, als ik het me goed herinner, deed de Israëlische filmmaker dat ook niet. Later in het interview legde u uit dat u Abrahams analyse van een apartheidsstaat problematisch vindt en dat u alleen voor het tweede deel van zijn boodschap applaudisseerde, wanneer hij sprak over vreedzaam en gelijkwaardig samenleven. Nou, nou, het wordt nu dan ook nog eens een gedeeltelijk applaus. Oh, en u voegde er ook aan toe dat u het ontroerend vond dat de Israëlische filmmaker op het podium stond met een Palestijn. Dus Palestijnen die zwijgen en decor spelen, kunnen wel op uw goedkeuring rekenen. Maar het wordt vervelend als ze hun mond opendoen, nietwaar?

Bent u vertrouwd met het werk van politicologen Felix Berenskötter en Mor Mitrani, mevrouw Roth? In 2022 verscheen een uiterst boeiend onderzoek van hen, dat ik u ten stelligste aanraad. De katalysator voor dit onderzoek waren de verschillende vriendschapsverklaringen die de staatshoofden van zowel Duitsland als Israël doorheen de jaren publiekelijk deden. In haar eerste toespraak in de Knesset in 2008 verklaarde de toenmalige Duitse kanselier Angela Merkel dat Duitsland ‘altijd een partner en een ware vriend [van Israël] zal zijn’. In hun artikel beschrijven Berenskötter en Mitrani ze hoe de huidige betrekkingen tussen Duitsland en Israël zijn ontstaan uit de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Een essentieel onderdeel van deze relatie is de bijna onvoorwaardelijke Duitse steun aan Israël, een voortdurende poging om een historische schuld af te lossen in ruil voor rehabilitatie en erkenning van Duitsland als een ‘goede staat’, die afgezet en gecontrasteerd moet worden tegenover nazi-Duitsland.

De onderzoekers wijzen op de verschillende omgang van Duitsland en Israël met hun verleden, en de consequenties die daarmee gepaard gaan. In de nationale biografie van Duitsland gaat de bereidheid om ‘het verleden onder ogen te zien’ hand in hand met het trekken van een ‘scheidingslijn’ die ‘een duidelijk gedefinieerde afstand tot dit verleden creëert, waardoor het actief kan worden verwerkt om herhaling te voorkomen’. Deze scheiding vormt een essentieel onderdeel van de Vergangenheitsbewältigung, omdat reflectie op het verleden een zekere afstand vereist. Bovendien is deze afstand nodig zodat het nieuwe getransformeerde Duitsland zich kan onderscheiden van nazi-Duitsland. De scheidingslijn is echter geen Schlussstrich (eindstreep), wat sluiting impliceert en het achterlaten van de herinnering inhoudt, een idee dat door de Duitse politieke elite verworpen wordt.

De verschillende manieren waarop Duitsland en Israël omgaan met hun gedeelde herinnering aan de Holocaust, wordt bepaald door Ungleichzeitigheit. Het is een bron van spanning die de politieke relatie structureert.

In Israëls biografische verhaal is de herinnering aan de Holocaust echter niet beperkt tot het verleden. Het is alomtegenwoordig en diepgeworteld als een nationaal trauma dat vaak wordt opgeroepen om Israël als een staat die zijn volk beschermt na het ervaren van historische wreedheid te legitimeren. Deze twee verschillende manieren van omgaan met de gedeelde herinnering vormen wat Michael Wolffsohn Ungleichzeitigkeit noemt, letterlijk ‘niet-gelijktijdigheid’ of ‘niet (in) dezelfde tijd zijn’. Het is een bron van spanning die de politieke relatie structureert.

De verschillende afstanden waarop Duitsland en Israël de Holocaust-herinnering ervaren, hebben volgens Berenskötter en Mitrani invloed op de lessen die beide landen daar vandaag uit trekken. Beide zijn het eens over ‘nooit vergeten’ en ‘nooit meer’, maar verschillen in hun interpretatie en acties. In Duitsland heerste − tot voor kort althans − de overtuiging dat hypernationalisme en unilaterale actie gevaarlijk zijn. Als gevolg daarvan richtte het zich op multilaterale samenwerking en vermeed het militair optreden, terwijl Israël altijd geloofd heeft in de militaire kracht van zelfverdediging. De auteurs concluderen dat er door deze ongelijktijdigheid geen gedeelde identificatie met het verleden is, waardoor er ook geen soortgelijke visie op de toekomst kan worden ontwikkeld. Twee voorwaarden die voor hen primordiaal zijn voor interstatelijke vriendschap die gebaseerd is op een gezamenlijk project, waarin zorg en gelijkwaardigheid centraal staat, en niet schuld.

Maar in plaats van vriendschap is er eerder sprake van een verblindende, toxische afhankelijkheidsrelatie. Alon-Lee Green, een Israëlische activist, trok onlangs een analogie waar velen van uw landgenoten zich wellicht in kunnen herkennen: ‘If you really want to act as a good friend to Israel, criticism is fine. When a friend is drunk you don’t give them another drink. You take them home and put them to bed.’

Ik hoop dat deze woorden ook bij u resoneren, mevrouw Roth.

Met vriendelijke groet,

Melat