‘Niets nieuws onder de zon’

Door Wouter Hillaert, op Wed Nov 06 2019 23:00:00 GMT+0000

In de bibliotheek van Genk valt deze weken De Tuin der Lusten te bewonderen. Niet die van Jeroen Bosch, wel die van Carla Gannis. De New Yorkse transmediakunstenaar gaf Bosch’ beroemde triptiek een digitale update vol flikkerende emoticons. Heeft de internetcultuur de beeldende kunst dan fel veranderd? ‘Veeleer dan een cesuur zie ik in internetkunst net een nieuwe aansluiting op de traditie’, zegt Pieter Jan Valgaeren, curator van de lopende Stadstriënnale in Genk en Hasselt over vijftig jaar schermcultuur.

Twee beelden op SCREEN IT, intussen al de vijfde editie van de Stadstriënnale, zeggen alles. Eentje is van de Berlijnse kunstenaar Aram Bartholl en is te zien op de Corda Campus in Hasselt: een hand die uit een vijver opsteekt en een smartphone vasthoudt. Het beeld op het scherm gaat op in de omgeving erachter, alsof realiteit en virtualiteit letterlijk vervloeien. De nieuwste selfie-challenge? Een kritiek op de voetafdruk van de hele internetindustrie? Het is in elk geval een prangend tijdsbeeld. Hoe ver willen we gaan voor ons slimme kleinood?

Het andere beeld hangt in de machinehal van C-Mine, de tweede site waar SCREEN IT exposeert. Op die foto zitten bezoekers in een klassiek museum voor schone kunsten collectief neergezegen om zich niet aan de canon te vergapen, maar gewoon aan hun smartphone. Fotograaf Antoine Geiger heeft hun gezicht geanonimiseerd tot een zuigende kracht die in hun schermpje verdwijnt. Is dat vandaag het lot van kunstwerken? Om op hun best nog te dienen als de zoveelste achtergrond bij een bestaan vol live experiences die overprikkelde digital natives in steeds nieuwe flitsen delen met hun virtuele achterban?

'Ook bij internetkunst kijken we uiteindelijk nog altijd naar een fysiek object: een scherm.'

‘Wat minstens opvalt, is dat ze nog altijd in het museum zitten’, relativeert curator Pieter Jan Valgaeren. ‘En ook bij internetkunst kijken we uiteindelijk nog altijd naar een fysiek object: een scherm.’ Als jurist en kunsthistoricus met een neus voor nieuwe technologie schat hij in dat de volgende technologische stap pas echt een grens zal verleggen binnen de beeldende kunst: als Virtual Reality (VR) zich volop doorzet.

‘De technologie is er. Tien jaar geleden al belandde ik in de rand van een trouwfeest in Israël op een militaire compound waar je in een VR-dome virtueel op vanalles kon schieten. Het zal niet lang meer duren voor die virtuele totaalervaring ook ten volle doorbreekt in artistieke omgevingen. Ooit is Second Life na een gigantisch succes totaal geïmplodeerd omdat de technologie de verwachtingen niet kon volgen en de datasnelheden te traag bleken, maar daar gaan we weer naartoe. De technologie is bijgebeend. Zodra die gedemocratiseerd is, stappen we erin mee.’

Voor de Stadstriënnale heeft Valgaeren met vooral hedendaagse kunstwerken en ook 30% nieuwe creaties eerder een historische lijn proberen uit te tekenen. Wat zijn de wortels van onze huidige schermcultuur? Welke socio-politieke impact hebben alle dynamieken van het internet op onze dagelijkse realiteit? ‘We denken allemaal dat het internet en zijn creatieve verbeelding iets nieuws zijn, maar met het werk van een paar pioniers heb ik willen tonen dat je al internetkunst hebt vanaf de jaren 1990.’

De tentoonstelling beslaat de vijftig jaar tussen 1969 en 2019, maar 1969 is voor jou niet in de eerste plaats het geboortejaar van het internet, toch?

‘1969 is ook het jaar dat heel vaak terugkomt als je aan oudere mensen vraagt wat hun belangrijkste schermmoment was. 90% noemt dan de maanlanding. 1969 is een kantelpunt in de democratisering van media. Dat laten we aan het begin van de expo in Hasselt ook letterlijk zien op een korte loop met zwartwit-foto’s van Lee Friedlander, die van de jaren 1950 tot 1972 huiskamers fotografeerde. Daarop zie je hoe het tv-toestel steeds centraler komt te staan en het huishouden uiteindelijk helemaal gaat beheersen. Vanaf 1969 ging het sociale leven van veel mensen zich volledig afspelen rond de journaalblokken van dat lineaire systeem, terwijl het tv-medium zelf algauw gekaapt werd door kapitalistische principes.'

'We kijken hoe langer hoe meer in 16:9 naar de wereld, terwijl een vierkant beeld van 4:4 bijna storend is gaan aanvoelen.'

'Even heeft een hele generatie kunstenaars en filosofen nog geloofd dat de televisie een nieuwe democratie kon creëren. Maar algauw zagen denkers als Adorno en Castells toch vooral een nieuw machtsbastion ontstaan. Diezelfde kritiek zie je in onze expo terugkomen in enkele klassieke werken zoals de TV Garden van Nam June Paik uit 1974 of in de auto vol tv-schermen van Wolf Vostell uit 1980. De huidige machtsbastions van Google en Facebook zijn daar de perfecte spiegel van. Op dat vlak is er alvast niets nieuws onder de zon.’

Geldt dat ook voor de sociologie van het internet? Is die niet heel anders dan bij televisie? Wat gebeurde er in diezelfde gezinnen wanneer de computer het begon over te nemen?

‘Het model van televisie was one to many, terwijl internet many to many is. Zo is niet alleen ons perspectief, maar zijn ook onze bubbles veel groter geworden. De lineaire stuctuur van televisie, met vaste kijkmomenten, creëerde nog gedeelde rolmodellen. Denk aan de vele programma’s waarin huisvrouwen kookten en andere huisvrouwen daarnaar keken. Of aan hoe over de hele wereld een Amerikaans denkpatroon is uitgerold.'

Een auto vol tv-schermen van Wolf Vostell uit 1980 (c) K. Vrancken

'Met internet is alles veel meer gaan versplinteren: ouders weten nog amper waar hun kinderen naar kijken. En net in die personalisering is ook de fysieke en emotionele gehechtheid aan onze media veel groter geworden. Met onze smartphone staan we ’s morgens op, zitten we op het toilet, gaan we ’s avonds weer slapen. 60% van de tijd daartussen zijn we geconnecteerd met een scherm. Dat bakje weet alles van ons, als in een intieme liefdesrelatie. We kijken ook hoe langer hoe meer in 16:9 naar de wereld, terwijl een vierkant beeld van 4:4 bijna storend is gaan aanvoelen.'

'Het web wordt gecontroleerd door vooral westerse mannen tussen 25 en 35 jaar.'

'En toch zou ik dat verschil tussen televisie en internet ook niet overdrijven. Het web lijkt vrijer, maar in de praktijk wordt het net zo gecontroleerd, nu vooral door westerse mannen tussen 25 en 35 jaar. Dat zie je vooral aan de beeldtaal en de content die wordt opgeladen. Of aan de censuur die zich op Instagram doorzet tegen emancipatiebewegingen zoals Free the Nipple. Die censuur is net dezelfde als daarvoor op televisie.’

Welke rol zie jij kunstenaars binnen al die ontwikkelingen spelen? Vermogen zij meer dan wat morrelen aan de zijlijn?

‘Weinigen beseffen dat het net kunstenaars waren die de omslag hebben verwezenlijkt van een militair intranet – een gesloten netwerk tussen computers – naar een publiek internet. In de jaren rond 1980 hackten een paar artiesten-activisten die militaire technologie omwille van haar potentie om meer samen te werken en ideeën breder te spreiden, en werd het internet een worldwide verhaal.'

'In de jaren 1990 kwam daar vervolgens de net art uit voort, met kunstenaars zoals de Sloveen Vuk Ćosić of het Nederlands-Belgische koppel Jodi.org, die van alles gingen herprogrammeren. Vandaag is 80% van die vroege kunstwerken niet meer terug te vinden omdat hun technologie verouderd is, maar daar ging het die early adapters ook niet om. Net als bij de land art of de Wiener Aktionisten primeerde de creatie zelf op het verdere leven van die kunstwerken.’

Jodi.org

Wat maakt daar dan goede kunst van? Dat het conceptueel interessant is?

‘Ook vormelijk vind ik dat werk bijzonder boeiend. Zelfs werken die maar een paar jaar oud zijn, voelen al visueel gedateerd. Die kunstenaars spelen daar ook mee: ze laten zien hoe technologie veel sneller verandert dan wij allemaal beseffen. Als curator stelt je dat natuurlijk wel voor uitdagingen. Neem het vroege werk van Tony Oursler dat wij nu exposeren. Doe je dat met een beamer van toen, waarvoor alleen geen vervangstukken meer te vinden zijn? Of zet je het op een nieuwe drager? Geen medium creëert zo snel erfgoed als internet.’

SCREEN IT toont vooral een jongere generatie kunstenaars, vaak gecatalogeerd onder de noemer ‘post-internet’. Wat is precies het verschil met net art?

‘Net art is kunst op en met het internet zelf, via codering en andere technische ingrepen. Post-internet gebruikt het web eerder als inhoudelijke inspiratiebron. Dat kon dus pas vanaf dat er een internet-cultuur was, vaak door kunstenaars die de tijd vóór internet nooit beleefd hebben – vandaar die “post”. Post-internet gaat heel breed, er is niet één artistiek principe of esthetische poëtica zoals bij pakweg de surrealisten.'

'Geen medium creëert zo snel erfgoed als internet.’

'Toch zie je bepaalde lijnen: terugkerende maatschappelijke kritiek op fake news, privacy, mediagebruik… of de aandacht voor gender bij Tabita Rezaire of Laure Prouvost. En met de afstand van intussen twintig jaar begint zich zelfs een zekere drang naar esthetiek te onderscheiden. Neem de “abstract browsers” van Rafael Rozendael: het resultaat van een zelf ontworpen tool die websites omzet naar een abstracte kleurencombinatie, om die vervolgens te herweven op gigantische doeken. Dat ligt helemaal niet zo ver af van abstracte fotografie of de tapijtkunst van Josef Albers. Hoewel zijn werk bestaat bij gratie van internet, heeft het toch honderd jaar abstractie. Heel bizar.'

'Net die aansluiting op een traditie vind ik zo mooi aan deze generatie. Hoe de Amerikaanse Molly Soda zichzelf portretteert op Tumblr en Instagram, is niet anders dan wat Cindy Sherman deed met fotografie, Marina Abramovic in performance of zelfs Frida Kahlo in schilderkunst. Het medium verandert, maar de boodschap blijft dezelfde. Alleen worden drager en boodschap in post-internet volledig door elkaar gemixt, terwijl die in de traditionele schilderkunst veel meer afstand houden. Dat maakt dat werk voor mij veel boeiender.’

Molly Soda

Legt je gemiddelde bezoeker die linken ook? Die loopt misschien eerder verloren in een online universum dat hij of zij niet kan lezen?

‘Zeker, voor veel mensen zal deze tentoonstelling best bevreemdend zijn: ze zullen veel invloeden herkennen, maar die niet altijd kunnen plaatsen. Weten ze dat een emoticon van een aubergine eigenlijk voor een piemel staat, en een perzik voor een foef? Misschien niet, maar is dat echt nodig? Een portaal van de kathedraal van Chartres is voor velen vandaag ook gewoon een bevreemdende bijbelse kleurboek. Een Bruegel-expo zit ook vol metaforen die niet iedereen kan lezen. Deze generatie doet niets anders: net als Duchamp, Beuys en Warhol zet ze allerlei codes en beeldconventies op hun kop.'

'Als we het over dertig jaar over de taal van rond de eeuwwisseling hebben, zullen die emoticons daar hoe dan ook deel van uitmaken.'

'En dan mag zo’n emoji-adaptatie van Jeroen Bosch misschien kitscherig of pronkerig lijken, als we het over dertig jaar over de taal van rond de eeuwwisseling hebben, zullen die emoticons daar hoe dan ook deel van uitmaken. Wie weet geven deze werken aan jonge mensen zelfs de kans om eens hun ouders te instrueren, in plaats van altijd omgekeerd? Door die virtuele leefwereld van alledag te laten bekijken door het oog van kunstenaars, stel je niet alleen die leefwereld, maar ook het kunstbegrip zelf opnieuw in vraag bij mensen.’

Wat wordt er dan precies in vraag gesteld over kunst?

‘Mensen belanden op een expo zonder één enkel schilderij, maar wel met allerlei vormen – van tapijten en in stukken gereten auto’s tot allerlei kleine en heel grote schermen – die zij vaak nog niet beschouwen als kunst. Ook fotografie kampt nog altijd met die moeilijke erkenning als kunstvorm, maar is intussen wel opgenomen in de canon. Kunst op een instagram-pagina, of een print daarvan, ligt voor velen een stuk moeilijker. Nochtans doen deze werken precies wat alle goede kunst doet: als een glitch verstoren ze even je beeldveld. Net als Picasso of Magritte zijn ze een kiezeltje in je schoen.’

(c) Antoine Geiger

Artistiek zie je geen breuk, maar wat met het kunstbedrijf op zich? Dat jullie expo nu ook online te zien is in het Belgisch paviljoen van The Wrong, ‘de grootste digitale kunstbiënnale ter wereld’, leert toch dat internet een heel nieuw distributiemodel voor kunst meebrengt?

‘Zeker, dankzij die online expo wordt ons publiekspotentieel zoveel groter. Als bezoeker van The Wrong loop je in een 3D-omgeving door online expo’s in verschillende paviljoenen, waar je al die werken aan de muur ziet hangen. Maar uiteindelijk blijft dat ook maar gewoon een online kopie van traditionele tentoonstellingen.'

'Voor kunstenaars is het wel veel makkelijker en goedkoper geworden om hun werk ook op andere manieren zichtbaar te maken. Post-internet kunstenaars gaat daar ook heel vrij mee om: zodra hun werk af is, gooien ze het “in the wide open”, en maakt het hen niets uit wat ermee gebeurt, of het daar bewerkt of verknipt wordt… Maar geeft dat het kunstwerk dan een nieuw statuut? Dat de fysieke integriteit en eigenheid ervan minder belangrijk worden, begon eigenlijk al bij Duchamp.’

En het kunstbegrip zelf?

'Het grote nadeel van internet is zijn snelheid. Het klassieke galeriemodel kan die snelheid niet meer aan.'

‘Men verkoopt graag dat kunst op het internet zoveel toegankelijker en democratischer is geworden, maar dat zie je bij elke nieuwe technologie. Dürer was als graficus nooit zo bekend geworden als er geen boekdrukkunst was geweest. En The Beatles waren nooit zo populair geworden zonder de radio. Maar maakt dat daarom een cesuur?’

Vaak wordt wel de vrees uitgesproken dat de high art onder impuls van het internet te lijden zal krijgen onder een steeds grotere vervlakking.

‘Het grote nadeel van internet is zijn snelheid. Dat is ook waarom Deweer Gallery er onlangs na veertig jaar mee gestopt is: “Het is snelle business geworden, terwijl kunst slow is en langzaam benaderd moet worden.” Het klassieke galeriemodel kan die snelheid niet meer aan. En ook kunstenaars voelen dat heel erg, want tijd is nu eenmaal hun belangrijkste goed. Dat is in de podiumkunsten en de klassieke muziek niet anders. Die hele snelkookpan van nieuwigheden heeft de markt overkookt, omdat kunst nu eenmaal nooit een investering geweest is die snel rendeert. Daar moet tijd over gaan. Maar mensen willen nu snel scoren, waardoor galeries zijn moeten gaan targetten op de hype van de dag. Tegelijk denk ik: dat kan nooit lang duren, die slinger slaat wel weer om. Ik ben daar niet zo fatalistisch in.’

'Abstract Browser' van Rafael Rozendael

Merk je die versnelling ook bij de modale museumbezoeker?

‘Mensen zijn veel sneller overprikkeld, dat zeker. Eén, twee, drie en ze zijn door. Dus moet je nieuwe manieren vinden om mensen nog echt te kunnen doen stilstaan bij kunst. Zo opent de expo in Genk bewust met een werk van Cory Arcangel: een bevroren beeld van een vrouw die aan yoga doet, terwijl haar weerspiegeling in het water wél beweegt. Eigenlijk zegt het: neem je tijd om mij te bekijken, te voelen en te ruiken. Ook voor kunstenaars is dat een uitdaging. Wil hun werk vandaag een kiezeltje in de schoen zijn, moet het verdorie al een scherp steentje zijn om nog een verschil te maken. Toch vind ik die overprikkeling niet alleen een nadeel. Ze vormt ook een waardemeter: als werken er vandaag in slagen om nog iets teweeg te brengen, zegt dat bijna vanzelf iets over hun kwaliteit.’

Of je dreigt vooral spektakelkunst, goedkoop choqueren of expliciete boodschappen over te houden, om toch maar de aandacht van bezoekers te trekken.

'Je kan het internet van alles verwijten, maar het heeft zeker geen aanslag gepleegd op het hart van de kunst of het kunstbedrijf.'

‘Dat is vandaag de grootste discussie in musea, ja. Kijk naar Museum Voorlinden of Centre Pompidou: beleving, experience, kunst die interactief is, waar je in moet kunnen liggen… Is dat verkeerd? Dat is nu eenmaal de tijd waarin we leven: je exposeert zo’n kritisch werk als dat van Bartholl over selfies, en net voor dat werk gaan mensen massaal zichzelf flitsen. Alleen zie ik dat vooral als een uitdaging. Goede kunst prikt daardoor.’

Voor ons wel, maar duidelijk niet voor al die mensen die daar een selfie nemen. Zij zien dat gewoon als een zoveelste experience. Dan mist de kritiek toch zijn doel?

‘Dat zal je altijd hebben: voor sommigen gaat het erin en eruit, voor anderen is het alleen maar esthetiek. Kunst is nu eenmaal elitair in zijn opzet: het is voor wie het wil horen. Kunstenaars en curatoren kunnen allebei zo creatief mogelijk proberen om mensen dat steentje toch te laten voelen, maar je kan hun blik zelf niet veranderen.’

En de curator zelf? Heeft die baat gehad bij het internet?

‘Zeker voor het samenstellen van expo’s heeft het veel opportuniteiten geopend. Vroeger moest je voor een werk pakweg naar New York vliegen, nu toon ik werken die ik tot dan enkel online zag, nooit in het echt. Dat breekt de relaties tussen curatoren en kunstenaars vanzelf meer open. Vroeger hadden grote curatoren als Jan Hoet een beperkt gevolg van kunstenaars die ze nauw opvolgden om te weten waar ze mee bezig waren. Vandaag kan je makkelijker pickpocketten en buiten je eigen cirkel reiken. Ik zie dat als winst. Je kan het internet van alles verwijten, maar het heeft zeker geen aanslag gepleegd op het hart van de kunst of het kunstbedrijf. Hoogstens scherpt het met nieuwe uitdagingen onze creativiteit aan.’