Emoji’s join the strike!

Door Robrecht Vanderbeeken, op Mon Sep 11 2017 22:00:00 GMT+0000

Terwijl de 3D-animatiefilm The Emoji Movie de wereld verovert op het grote scherm, speelt kunstenaarsduo Robbert&Frank al een tijdje met de vraag hoe je de schematische wereld van emoticons kan politiseren tot een uitdrukking van protest. Strijdbare smileys, hoe zouden die eruit zien? Onder hun onderzoek rust een breder vraagstuk rond de esthetiek van protest. ‘Als je een zware boodschap brengt, moet er iets menselijk uit ademen.’

Robbert&Frank is een Gents duo dat theater maakt, maar evengoed tentoonstellingen en installaties. Een minder belichte kant van hun werk zijn hun performances in de publieke ruimte. Zo streken ze onlangs neer in de woestijn bij Abu Dhabi, waar Shell een bos aanplant en waarover Robbert&Frank waren geïnformeerd via een bank die de aanplanting aanbood als een ‘duurzame beleggingsformule’. Ze besloten dat groene project bij een toevallige tussenstop eens te bezoeken. En inderdaad, ergens in de woestijn staat een dieselgenerator water te pompen voor enkele bomen. De bewakers waren zo vriendelijk hen binnen te laten. Met decorstukken uit hun voorstelling plantten ze bordkartonnen boompjes. Met een bloedvlek erbij, die recht uit een misdaadfilm lijkt te komen. Was hun act een manifestatie? Pure ironie? Of veeleer een oprecht esthetisch onderzoek?

Het was die boeiende dubbelheid die me als algemeen secretaris van ACOD Cultuur deed besluiten om juist Robbert&Frank te vragen voor een onderzoek naar de esthetiek van protest. Hoe zouden zij (syndicale) manifestaties vormgeven, bijvoorbeeld? Ik daagde hen vanuit onze vakbond uit met een opdracht: ‘maak iets beeldend waarmee je piket kan staan of de straat op kan trekken!’ Hun antwoorden waren veelzijdig, maar uiteindelijk leidde hun zoektocht tot een drietal emoticon-personages. Die werden de aanleiding voor een breder gesprek over de spanning tussen kunst en protest, dat ruimer kan inspireren dan alleen binnen vakbondskringen.

Waarom smileys?

Frank: ‘Emoticons of emoji’s zijn een interessante rage. Je ziet ze overal, zeker op sociale media. We wilden met dit fenomeen spelen omdat het een universele taal geworden is. Kan je er ook de basisgedachte van manifesteren mee uitdrukken, voorbij de heel verschillende uitingen daarvan in betogende massa’s van vakbonden, middenveld of burgerbewegingen? Als een symbool dat zowel kan dienen voor een vakbondsbetoging tegen een beleidsmaatregel als voor een burgermars tegen oorlog of voor mensenrechten? De uitdaging was dus: hoe zou zo’n emoticon eruit zien?’

Robbert: ‘Het viel ons al snel op dat er iets vreemd aan de hand is met emoticons. Je hebt er al zoveel, waarmee je de zotste dingen kan communiceren. Je hebt ook allerhande etnische variaties. Maar de emoties voor ‘verzet’, ‘protest’, ‘overtuiging’, ‘opstand’, ‘revolutie’ of ‘onverzettelijkheid’ heb je gewoon niet! De emotie ‘woede’ zit meteen bij kwaadheid en gestoord-zijn. ‘Ongenoegen’ zit al snel bij de categorie angst of ziek-zijn. Straf toch? Dat bewijst nog maar eens hoe ideologie vaak het sterkst aan het werk is waar je ze het minste verwacht: de officiële unicode van de emoticons voor op je smartphone of Facebook geeft je louter de keuzevrijheid tussen tientallen tinten van vrolijk en blij. Maar voor de activist zit er bijna niets bruikbaars tussen. Het enige icoontje dat in de buurt komt, is een vuistje.’

Met emoji's kan je de zotste dingen communiceren. Maar voor ‘verzet’, ‘protest’, ‘overtuiging’ heb je er geen!

Frank: ‘Op 17 juli was het ‘Wereld Emojidag’, een nieuwe feestdag voorwaar. Daar bracht Apple het nieuws dat we ons in het najaar kunnen verwachten aan nieuwe smileys: een zombie, een elfje, een man met een baard en een vrouw met een hoofddoek. Er komt ook een T-rex, een dronken smiley en een update van de kotsende smiley bij. Volgens ‘Emojipedia’ zijn roodharige vrouwen het meest gevraagd, net als een smiley met een kaal hoofd. Wij voegen daar dan maar zelf wat ‘resistance’ aan toe. Daarmee werd ons onderzoek vanzelf een oefening in het politiseren van een populair sociaal fenomeen: hoe doe je emoticons terug deel uitmaken van een wereld waarin er ook een arbeidersbeweging is?’

Ligt het probleem niet eerder in de heel individuele aard van emoticons? Als verhandelbare symbolen van ieders persoonlijke gevoel doorkruisen ze het idee dat we collectief in de wereld staan, dat er waarden zijn die ons kunnen verenigen. Hoe druk je dat uit met een individuele emotie?

Robbert: ‘Je kan bijvoorbeeld veel van die figuurtjes samenzetten, maar dan ga je voorbij aan de opzet: een emotie van één persoon uitdrukken. Dat lijkt mij nochtans heel belangrijk voor de sociale strijd, want die draait natuurlijk ook om individuele emoties. Dat mag gerust meer aandacht krijgen. Mensen zitten met zoveel verontwaardiging, onzekerheid en boosheid. Dat moet eruit, anders keert het naar binnen en word je zelfdestructief.’

Frank: ‘Mensen komen op straat omdat ze uiting willen geven aan hun woede of omdat ze iets onrechtvaardig vinden en met hun protest verandering eisen. Een betoging is uiteindelijk ook een performance waarmee je iets zichtbaar wil maken. De beeldtaal van emoji’s kan daarbij helpen. Ze versterken door uit te vergroten, maar tegelijk blijft hun overdrijving dicht bij humor: je moet erom glimlachen.’

Een betoging is uiteindelijk ook een performance waarmee je iets zichtbaar wil maken. De beeldtaal van emoji’s kan daarbij helpen.

Robbert: ‘Esthetiek is zo’n belangrijk onderdeel van verzet. Een mars in regenweer, bijvoorbeeld, geeft protest extra symboliek: wij marcheren tegen de storm in! Dat maakte de eerste uitgeregende parade van Hart boven Hard in visueel opzicht zo sterk: een optocht voor een warme samenleving tegen het koude en blauwe beleid in.’

Frank: ‘Of neem die houtvuurtjes aan de piketten overal, toen het ’s morgens al donker en koud was tijdens de nationale staking in 2014. Dat drukte die onverzettelijkheid tijdens ‘de hete herfst’ treffend uit. Overal zag je licht in de duisternis: er brandde iets, als een lopend vuurtje. Dat visuele element mag je niet onderschatten, al was het maar om de media tegemoet te komen. Een piket waar een vaandel hangt ‘wij zijn boos!’, terwijl arbeiders intussen vrolijk een bak bier zitten leeg te maken? Daar kan je als persfotograaf niet veel mee, tenzij je zo’n beeld handig wil misbruiken tegen de actie zelf. Idem voor een voorbijtrekkende optocht met een massa mensen in rode en groene jasjes. Dat is allang geen nieuwsitem meer, je haalt dat oerbeeld zo uit een archief.’

Maar die kleuren helpen toch om een groep te vormen? Bij een betoging komen er mensen samen uit verschillende bedrijven en sectoren, die elkaar niet kennen. Hun vakbondsjasjes en -sjaaltjes transformeren hun bonte massa juist tot een manifestatie.

Frank: ‘Het collectieve is iets raars. Een massa mensen op straat drukt inderdaad geen groep uit. Je hebt een verbindende factor nodig die je verandert van een toeschouwer in een deelnemer. Maar het individualisme draagt er wel toe bij dat mensen niet zo snel meer in zo’n afgelijnde massa gaan meelopen. Daar komt ook angst bij kijken. Elke betoging waar er rellen zijn, voedt het beeld dat ‘de massa’ gevaarlijk is. Rellen zijn ook fotogeniek voorpaginanieuws – when it bleeds, it leads.

Robbert: ‘We leven in een angstcultuur: ‘blijf binnen, kijk tv!’ Zo raak je verstrikt in een spiraal van angst. Dat hindert een massamobilisatie en zo kan niet tot uiting komen wat de brede bevolking denkt en wil. De ‘publieke opinie’, zoals dat heet, is bijgevolg in handen van de media en hun publieksbevragingen. Zij controleren dat, en wie hen controleert, heeft de macht. Veel mensen steunen betogingen wel, maar daarom komen ze zelf nog niet. Voor mij, als flexwerker, is dat ook niet evident. Ik kan niet zomaar eventjes aan een werkgever zeggen dat ik ga staken of een dagje ga betogen.’

Maar we zien op alle vlak toch juist een verlangen naar meer verbinden en samenzijn?

Frank: ‘Ja, er is behoefte aan collectieve energie, juist als tegengif voor isolement. Daarom komen mensen ook naar het theater: om terug samen te zijn en samen iets te beleven. Het is ook niet toevallig dat bijvoorbeeld de muziekfestivalcultuur in tijden van individualisme zo succesvol is: samen met duizenden neuzen in dezelfde richting staan, handjes in de lucht, zwaaien en genieten. Dat doen we wel… maar dan als consument.’

Robbert: ‘Of neem de voetbalgekte bij het WK in 2014, vlak na de verkiezingen met die grote pro-Vlaamse kiescampagne met de gele handjes. Plots was daar overal de driekleur! Allemaal auto’s met de Belgische vlag als hoesjes rond de spiegels, toeterend naar elkaar. Zo’n omslag op enkele weken tijd, dat is fenomenaal! En leerrijk: samenhorigheid kan je ook anders organiseren dan samen betogen op één plek. Je kan de marketingtrucs die bedrijven gebruiken om je aan hun merk te binden reclaimen en zo mensen tools aanreiken waarmee ze kunnen uitdrukken waar ze voor staan. Door een pin bijvoorbeeld, een badge, een sticker. Of een smiley.’

En wat als je die samenhorigheid toch op één plek wil organiseren, in manifestaties?

Robbert: ‘Cruciaal is verschillende ingangen aanbieden, denk ik. Zo doen wij dat ook met onze voorstellingen. We laten tegelijk herkenbare dingen terugkeren én we maken een nieuwe instap in elk nieuw stuk. We maken een trap, zeg maar. Het ideale scenario is dan dat ons publiek al bagage heeft: ze kennen ons werk en kunnen daarom meteen op de tweede verdieping binnenstappen. Maar voor nieuwkomers voorzien we ook een eerste trapje, om ze dan naar een tweede te krijgen. Misschien moet je zo’n trap ook voor manifestaties maken? De doorwinterde syndicalist heeft niet te veel nieuwigheden nodig: die weet al waarom en hoe. Voor jongeren daarentegen is er dikwijls nog een weg te gaan. Die hebben context nodig. Vakbonden doen hen denken aan vervelende treinstakingen.’

Frank: ‘In de kunsten is het als toeschouwer doorgaans een uitdaging om zelf een ingang te vinden in een kunstwerk. Zonder voorkennis zit je soms tegen een muur aan te kijken. Misschien heb je dat ook bij protest? Ik bedoel: kan je een optocht van bijvoorbeeld de vakbonden – zoals een kunstwerk – wel begrijpen en dus appreciëren zonder context? Zonder kennis van de arbeidersbeweging en het belang van die historische strijd? Die achtergrond is van belang om een betoging naar waarde te kunnen schatten. Maar die context overbrengen, dat los je niet op met een nieuwe beeldtaal. Daar heb je een hele duidingscampagne voor nodig.’

De vakbond mag, net zoals de kunst, niet hermetisch worden: niet preken voor eigen kerk en enkel met elkaar bezig zijn,

Robbert: ‘Dat betekent dus dat de vakbond, net zoals de kunst, niet hermetisch mag worden: niet preken voor eigen kerk en enkel met elkaar bezig zijn, maar op zoek gaan naar hoe je het eigen werk democratischer kan maken. Op zoek gaan naar hoe je drempels kan verlagen zodat méér mensen de toegang vinden, ook jongeren en mensen met een migratieachtergrond. Mensen die de waarde van kunst niet kennen, weten niet wat ze verliezen als ze verdwijnt. Dat geldt ook voor strijdbewegingen.’

Soms hoor je kunstenaars zeggen dat ze massademonstraties niet creatief genoeg vinden. Maar als je het anders aanpakt, zoals Hart boven Hard met hun langste tafel, heet dat al snel ‘een knutselbetoging’. Misschien vinden kunstenaars het gewoon onwennig om in een groep mee te lopen?

Robbert: ‘Niet het protest is het probleem, wel hoe wij ons daartoe kunnen verhouden. Je wordt als kunstenaar vanuit de kunstwereld continu gestimuleerd om je als individu te onderscheiden. Bij een betoging loop je achter één vlag om zo samen één boodschap uit te dragen. Dat zijn dus botsende logica’s, tenzij het om een groepsperformance gaat die je kan aanpakken als regisseur. Hoe vind je de balans tussen je persoonlijke vrijheid als kunstenaar en de uitdrukking van engagement?’

Frank: ‘Kunstenaars zouden natuurlijk wel een blok in een betoging kunnen vormen, maar ook dat staat haaks op wat je als kunstenaar doet. Je wil jezelf vanuit je autonomie zichtbaar maken, vanuit jouw oeuvre en creativiteit. Niet door op te gaan in een grotere cloud. Tenzij je je kunstenaarschap opzij zet en als burger mee gaat protesteren voor het grotere goed. Maar dan laat je de kunst wel thuis.’

Is het dan totaal geen uitdaging om daar als kunstenaar mee aan de slag te gaan? Of om te betogen als kunstenaars? Om het creatief anders aan te pakken?

Frank: ‘Er zijn nogal wat voorbeelden van creatieve groepsperformances. Bij de optocht Stop Trump in mei in Brussel, bijvoorbeeld, kwam Amnesty International met een groep mensen die, zoals straatartiesten die levende standbeelden nadoen, Lady Liberty uitbeelden. Qua feministisch statement tegen Trump kon dat tellen! Er waren ook wereldbollen die als strandballen over de massa heen kaatsten: die iconische scène van Charlie Chaplin die Hitler imiteert als commentaar bij ‘We make America Great Again’. Trump speelt met de wereldbol, letterlijk: met het klimaat. Of denk aan de schitterende invasie van de zombies bij de G20-top in Hamburg: Welcome to hell. Die dikbetaalde politici als koorknapen van het kapitalisme, dat zijn de living death.’

Robbert: ‘Soms krijgen we die vraag bij een workshop: hier is veel volk of een groep studenten, ga ermee aan de slag. Maar mensen samen iets laten uitdrukken is moeilijk, tenzij je ze inzet als decor. Als kunstenaar Spencer Tunick een massa naakte lichamen organiseert, doet hij niet veel meer dan ze als materiaal gebruiken voor een compositie. Maar hoe maak je van een massa mensen – geen lichamen – echt een medium? We hebben dat al een paar keer geprobeerd, zo’n groep vormgeven, maar dat kwam er eigenlijk vooral op neer dat we hen moesten entertainen zodat ze zich niet te veel zouden vervelen. Die nood aan groepsanimatie zal ook bij manifestaties wel spelen. Maar er is een groot verschil tussen een massa bezighouden en met die massa iets symbolisch uitdrukken.’

Frank: ‘Wij proberen met onze interventies in de eerste plaats een poëtische boodschap te brengen. Met twee, als duo, lukt dat veel beter. Zo is er ons project ‘#Ga weg leed van de wereld’: op verschillende plaatsen in de wereld vatten we als kunstenaarsduo samen post met dit opschrift op een protestbord. Je ziet ons staan in de eerste sneeuw voor het Atomium in Brussel, op een berg in China, in een alpenwei, op een perron, op de stoep in verschillende steden, voor culturele trekpleisters of ook gewoon op een podium. De kracht van dat beeld zit in de volgehouden herhaling: twee jonge mensen die hardnekkig een positieve oproep uitdragen. Er is een mooi contrast tussen die kleinheid van ons twee, als jonge gasten, en de boodschap die veel te groot is voor ons duo. Door daar zo te staan, is het op voorhand al mislukt. Maar door het steeds opnieuw te doen, maak je een soort volharding zichtbaar.’

Waarom zou je die poëzie dan ook niet kunnen aanboren met 1000 mensen?

Robbert: ‘Dat is gewoon veel moeilijker. Hoe maak je dan zo’n contrast tussen iets groots en het knutselachtige en onnozele? Tussen iets dat ons overstijgt en de breekbaarheid van de menselijke poging? Stel dat we ‘Genoeg voor iedereen’ met 1000 man gaan scanderen, dan is de subtiliteit of het poëtische meteen weg.’

Frank: ‘Tenzij je het bijvoorbeeld aan 1000 kleuters zou vragen…’

Robbert: ‘Nog een goed voorbeeld van een groepsperformance is When Faith Moves Mountains van de kunstenaar Francis Alÿs. Je ziet een groep mensen met een schop stapsgewijs toewerken naar de top van een berg. Al doende verleggen ze de berg met enkele scheppen. Ook hier zie je dat cruciale contrast: een groepje mensen versus een berg. Het mooie is dat het de kracht van de groep in beeld brengt: als je samenwerkt, kan je bergen verzetten. Ook al is het evengoed een sisyphusarbeid.’

Frank: ‘Het doet me denken aan die mensenketting van 25 juni, Stop Tihange – Doel, met 50.000 man hand in hand 90 km lang een ketting maken over de landsgrenzen van Nederland, Duitsland en België heen. Een kettingreactie, zeg maar, om duidelijk te maken dat nucleaire industrie niet stopt aan een landsgrens en dat we als protest internationaal de handen in elkaar moeten slaan. Daar zat ook poëzie in. Zelfs humor, iets opgetogen, zonder dat je het serene verliest.’

Je moet het probleem dat je aankaart, naar een menselijke schaal terugbrengen. Anders sla je mensen plat.

Robbert: ‘Als je een zware boodschap brengt, moet er iets menselijks uit ademen. Je moet het probleem dat je aankaart, naar een menselijke schaal terugbrengen. Anders sla je mensen plat, verlam je het publiek dat je voor ogen hebt. Humor daarentegen, of een fragiele menselijke handeling, geeft juist energie: ‘wij, mensen onder elkaar, kunnen het anders aanpakken.’ Je moet je dus aangesproken voelen, een strijd moet ook jouw strijd kunnen zijn.’

Frank: ‘Dat is ook wat rituelen doen, zoals een kaars of een bloem die mensen zelf meebrengen. Uiteindelijk zijn emoticons niets anders. Ze geven aandacht voor wat wij zelf voelen. Zo betrek je mensen er persoonlijk bij en kunnen ze zelf aan de slag. En het is daar dat het begint, nee?’