Eer(s)t het kleine. Over ‘The Minor Gesture’

Door Jeroen Donckers, op Thu Aug 26 2021 22:00:00 GMT+0000

Kleine gebaren kunnen lang bijblijven, kleine voorstellingen kunnen een grote indruk nalaten. Selma en Sofiane Ouissi speelden dat in het kader van Bijloke Wonderland van 11 tot 15 augustus klaar met hun minutieuze opstelling The Minor Gesture (les ballets C de la B). Met een kleine ingreep realiseerden ze een kleine revolutie van de ontmoeting.

Zonder plan verzamelden ze in vier steden levensverhalen, lieten ze mensen urenlang aan het woord over de gebeurtenissen die hen beschadigd, vervoerd, gevormd hebben, zonder interventie, zonder doel. Een jonge vrouw uit de banlieue van Marseille vertelt er hoe haar dochtertje geplaatst werd in de jeugdzorg, hoe ze zelf haar weg zocht langs betaalde liefde en drugs, hoe ze blijft dromen van die ene grote liefde die alles weer zin zal geven. Een andere vrouw vertelt hoe ze totaal werd mismeesterd door herhaalde traumatische verblijven in psychiatrische ziekenhuizen. Het kunstenaarsduo maakte zo acht verhalen van zo’n 50 minuten, en ging daarna op een bijzondere manier met die episodes aan de slag.

Je kan ook luisteren zonder het oordeel van de blik. Of kijken zonder het oordeel van het oor.

Bij elke voorstelling hoort het zaalpubliek via een koptelefoon twee van die verhalen, maar zonder de verteller te zien. Op hetzelfde moment maar op een andere plaats wordt elke dag een nieuwe groep vrijwilligers begeleid om te kijken naar die verteller, maar zonder te horen wat er wordt gezegd. De vrijwilligers ‘beluisteren’ met hun lichaam de lichaamstaal van de vertellers, en doen niets meer of minder dan de bewegingen en de expressie van dat lichaam zo getrouw mogelijk spiegelen. Omdat zij niets hebben om naar te luisteren, gaat hun hele aandacht naar elke beweging van het lichaam van de verteller. Elke verplaatsing, elke beweging van de handen, het bedachtzaam krabben in het haar, het peinzend spelen met een zonnebril, het nerveus pulken aan een zakdoekje; of elke verandering in de mimiek, het versomberen van het gezicht, of juist het plotse opklaren in een brede lach … al die eindeloze aspecten van het lichaam worden waargenomen en live gekopieerd. Soms staan alle vrijwilligers op de scène en imiteren ze collectief de verteller, soms verdwijnen ze, soms staat er één iemand.

(c) Pierre Gondard / Festival de Marseille

Die regie, in handen van Selma Ouissi, zorgt ervoor dat de toeschouwer in de zaal gefascineerd blijft. Het publiek hoort daar het levensverhaal en kijkt intussen naar een live captatie van die spiegelende groep mensen. Zij zien de verteller dus enkel indirect, via de gebaren van mensen die diezelfde verteller niet horen.

Horen met de ogen, kijken met de oren

Hoewel je zou kunnen verwachten dat een dergelijke ontkoppeling van beeld en klank, van mens en stem, een soort vervreemding zou teweegbrengen, gebeurt net het omgekeerde. Doordat iets wordt weggenomen, of omdat de directe relatie tussen oog en oor wordt doorgeknipt, komt er ruimte vrij. De oren worden precies niet meer direct beïnvloed door het beeld, en omgekeerd. En daardoor ontstaat er een bijzonder soort aandacht. Hoewel je als toeschouwer onmogelijk kan weten naar wie je aan het luisteren bent, kom je toch heel dicht bij die onbekende ander.

Het lichaam en het spreken zijn zo onverbrekelijk met elkaar verbonden dat ze elkaar ook wel eens in de weg kunnen zitten.

Het resultaat is ontregelend ontroerend, een kleine revolutie van de ontmoeting. Het is zo vanzelfsprekend om in het dagelijkse leven te kijken naar iemand die je hoort. En die blik vormt meestal een beeld, en dat beeld bepaalt vaak hoe we luisteren. Maar deze voorstelling laat een andere ervaring toe. Je hoeft de ander niet te zien, niet te kennen, niet in te delen, niet te beoordelen. Je kan ook luisteren zonder het oordeel van de blik. Of kijken zonder het oordeel van het oor.

Onze zintuigen realiseren normaal een totaalbeeld, zonder dat we beseffen welke info we eigenlijk allemaal verwerken. Het lichaam en het spreken zijn zo onverbrekelijk met elkaar verbonden dat ze elkaar ook wel eens in de weg kunnen zitten. Voelen we ons bijvoorbeeld het meest gehoord als onze woorden naar waarde worden geschat? Of als ons lichaam onbevooroordeeld wordt ontvangen? Kan het één zonder het ander? Of is het juist onvermijdelijk dat er een voortdurend misverstand heerst, klein of groot, tussen onze lichamen en onze conversaties? We zijn nooit zomaar gewoon onszelf. Altijd geven we onszelf ook vorm via de omweg van anderen, van de manier waarop we bekeken worden, de manier waarop we ontvangen worden. Die menselijke wederzijdse vormgeving gebeurt voortdurend, snel en onbewust. Het is wellicht goed noch slecht, het is gewoon voortdurend bezig. The Minor Gesture licht die sluier elegant op, en creëert een ruimte voor een nieuwe aandacht.

Het menselijke misverstand

Er is altijd die kloof tussen onszelf en de ander, tussen vraag en antwoord, tussen wie we denken of hopen te zijn en hoe we door anderen worden waargenomen. Er wordt wel eens gefluisterd dat het des mensen is om elkaar voortdurend net te missen, om elkaar nooit helemaal te vinden. Er hindert altijd wel iets. Tussen geliefden, tussen ouders en kinderen, tussen leerlingen en leerkrachten, tussen kiezers en politici.

Doordat de woorden en de lichaamstaal in deze voorstelling door uit elkaar worden gehaald, kunnen ze elkaar plots weer terugvinden.

Alleen al de blik zit vaak in de weg om nog echt te kunnen horen. De info die we gebruiken om ons een beeld te vormen van iemand, komt duidelijk langs alle zintuigen tegelijk. Maar eigenlijk weten we nooit welke info we aan het gebruiken zijn. Indrukken, oordelen, veronderstellingen ... ze gebeuren heel snel en vooral onbewust. Vaak kan dus alleen al het beeld ervoor zorgen dat we niet meer echt horen wat iemand zegt. Omdat dat beeld vooroordelen oproept, of omdat het te afwijkend is, of om zoveel redenen. Het kan een hoofddoek zijn die onze ontvankelijkheid tegenhoudt. Of een lichaam dat niet beantwoordt aan de gangbare esthetische verwachtingen. Of een man of vrouw die er zó lichamelijk aantrekkelijk uitzien dat er niets meer te horen valt. Een journalist die te mannelijk denkt. De inclusieve taal van de non-binaire gemeenschap waar de binaire goegemeente geen woord meer van begrijpt. Zwarte Piet op speed. Mensen voelen zich niet meer gehoord, gaan soms zo ver om hun mond dicht te naaien. Er zijn ontelbare minderheden die elk op hun eigen ongehoorde manier uit de boot van deze o zo normale samenleving vallen. Terwijl de ‘normale’ meerderheid zich niet meer erkend voelt omdat ze voortdurend onder vuur ligt en geen grapjes meer mag maken over al die ontelbare minderheden. Voortdurend gaan we op zoek naar die (h)erkenning bij de ander, en voortdurend zijn er tal van snelle aanleidingen om nooit tot een echte ontmoeting te komen.

(c) Pierre Gondard / Festival de Marseille

Hoe kan je echt naar mensen luisteren, als je ook beïnvloed wordt door hun lichaam? Of door de groep waartoe ze behoren? Of door de mening die ze uitdragen? Hoe kan je echt naar mensen luisteren, als je alleen woorden hoort? Doordat de woorden en de lichaamstaal in deze voorstelling door uit elkaar worden gehaald, kunnen ze elkaar plots weer terugvinden.

Selma en Sofiane Ouissi tonen hoe eenvoudig het kan zijn om gewoon te beginnen.

Lichaam en taal, man en vrouw, ouder en kind, zwart en wit, binair of non-binair, geïntegreerd of getto-verslaafd, poëzie of politiek … allemaal aspecten van lichamen en manieren van taalgebruik. De wereld van het onderscheid is eindeloos, broodnodig, leven gevend en bron van misverstand en eindeloos conflict. We leven voortdurend bij en naast elkaar, maar momenten van echte ontmoeting zijn om tal van redenen zeldzaam. Al deze misverstanden kunnen ons laten dromen van een taal die geen onderscheid creëert, van een samenleving die werkelijk inclusief is, van een politiek die verbindend werkt. Het kan ons laten dromen van die grote verandering, van die grote omwenteling. Waarna man en vrouw werkelijk gelijk zijn, het gerecht niet dubbelzinnig zwicht voor het grote kapitaal, de politiek zich werkelijk ten dienste stelt van de samenleving, de psychiatrische patiënt maatschappelijk evenveel meetelt als de modale tweeverdiener, en alle kinderen evenveel toekomst hebben.

De kleine revolutie

Selma en Sofiane Ouissi tonen hoe eenvoudig het kan zijn om gewoon te beginnen. Om mensen op straat te ontmoeten. Om een levensverhaal woorden te laten vinden. Om artiest te zijn. Om het gewone niet aan te vallen, om niet op te roepen tot revolutie, om niet te eisen dat het gewone anders zou moeten zijn. Om er een knipje in te geven.

Deze voorstelling weet voor een korte lange tijd iets aan te raken van onvoorwaardelijke nabijheid.

Kunst kan dus politiek zijn zonder ergens voor of tegen te zijn. Deze voorstelling roept niet op tot echte gelijkheid, of probeert geen vormen van uitsluiting aan te vechten. Zij probeert op een kleine manier nabijheid te creëren, tussen mensen die ogenschijnlijk tal van redenen hebben om zich niet in elkaar te herkennen. Er zijn altijd meer dan genoeg redenen om de ander niet echt te zien of te horen.

(c) Pierre Gondard / Festival de Marseille

De woorden en de lichaamstaal weer al hun zeggenschap teruggeven: het maakt deel uit van het kunststukje dat hier wordt opgevoerd. Dat kunststukje bewijst dat, wat een mens ook te verduren krijgt, ontmoeting altijd mogelijk is. Dat het lichaam op alle mogelijke manieren blijft spreken. Dat spreken altijd ook poëzie is, terwijl het leven dat verteld wordt soms ondraaglijk is beschadigd. Dat het lichaam altijd ook poëzie is, hoewel het soms geen blijf weet met wat het allemaal te verduren krijgt, hoewel het niet anders kan dan zich blijven uitdrukken. Dat die voortdurende beweging van lichaam en taal poëzie is en dat poëzie in beweging kan zetten, zonder voor of tegen te zijn.

Er moeten geen vooroordelen worden weggeslikt, er moet geen stelling worden ingenomen, er moet niets worden behandeld of opgelost.

Zo weet deze voorstelling voor een korte lange tijd iets aan te raken van onvoorwaardelijke nabijheid. Aan dat soort nabijheid heeft elk lichaam nood. Elk leven komt eruit voort en is ernaar op zoek. Het is het meest eenvoudige wat er te vinden is en soms het meest onvindbare of onbereikbare. Er worden geen beloftes gedaan, er worden geen verwachtingen gesteld, er moeten geen vooroordelen weggeslikt worden, er moet niet voor of tegen iets stelling worden ingenomen, er moet niets behandeld of opgelost worden.

Aanwezig zijn bij een ander, aandachtig zijn. Zowel het meest lichamelijke dat er is als het moeilijkste om te bereiken. Zo aanwezig en zo aandachtig zijn dat er niets moet gebeuren, dat er niets moet veranderen. En daardoor de meest gunstige voedingsbodem creëren voor verandering. Zo aanwezig zijn dat je de ander kan worden. De ander een uitnodiging laten zijn, een uitnodiging om niet jou te zijn, en om zo het meest tot onszelf en de ander te komen. Dat is het grote kleine gebaar waar deze voorstelling een instrument voor uitgevonden heeft, een artistieke machine voor de menselijke ontmoeting.