Een reis op de Noordzee. Experiences of Oil in Stavanger Art Museum

Door Pieter Vermeulen , op Tue Jan 18 2022 23:00:00 GMT+0000

Stavanger is een idyllisch stadje tussen de Noorse fjorden, maar ook het hart van de alomtegenwoordige olie-industrie. Momenteel loopt er de expo Experiences of Oil. Wat kan kunst betekenen tegenover de miljardenbusiness van de fossiele brandstoffen? Criticus Pieter Vermeulen ging kijken en schreef dit fascinerend reisverslag.

'Black, sir?' De doortastende stem van een stewardess wekt me uit een ondiepe slaap. Ik knik versuft en werp een blik uit het vliegtuigraampje, als om me van de werkelijkheid te vergewissen: onder de ronkende straalmotoren strekt zich een immense blauwe vlakte uit van zacht rimpelend water die goudachtig opglinstert door de middagzon. Het lijkt in de verste verte niet op het dramatische, onstuimige kleurenpallet dat ik van de Noordzee gewoon ben en dat menig kunstschilder op doek heeft trachten te vatten. Maar de oppervlakte is even verdienstelijk als bedrieglijk: zij onttrekt een donkere diepte aan het oog.

Stavanger is het hart van de olieindustrie, een miljarden-business die het land ingrijpend veranderd heeft sinds de ontdekking van onderzeese petroleumvelden in de jaren 1970.

De stewardess stopt me een kartonnen bekertje met koffie toe, zwart, black as midnight on a moonless night. De lauwwarme drank is niet zo damn fine, maar soms is slechte koffie beter dan geen. 'What would the world be without coffee?', vraagt een oude man naast me grijnzend. Ik neem zijn vraag te serieus en mijn gedachten dwalen af naar de mistroostige aanblik van verloederde koffiebars en verwaarloosde sociale levens, naar cafeïnevrije werkvergaderingen op maandagochtend, naar de ondermaatse productiviteit, de stilgelegde globale handelsstromen en tanende economie, de ongehaalde deadlines, onafgewerkte boeken, het gebrek aan energie en het alternatieve aanbod van diverse soorten thee.

Monira Al Qadiri, OR-BIT 1-6 (2016-18). 3D printed plastic, automotive paint, levitation module, Approx. 30 x 30 x 30 cm each. Courtesy of the artist. Photo: Markus Johansson.

Nu goed, natuurlijk ben ik niet op reis voor koffie maar voor olie. Of het is te zeggen: voor de kunst. Bij het inzetten van de daling is het weer grijs geworden, met een diffuus licht dat zich over het fjordenlandschap verspreidt, en in de verte komt Stavanger in zicht, de vierde grootste stad van Noorwegen, een ontzaglijk land met een luttele 5,5 miljoen inwoners. Het pittoresk stadje met de kleurrijke gevels is tevens het hart van de olieindustrie, een miljardenbusiness die het land ingrijpend veranderd heeft sinds de ontdekking van onderzeese petroleumvelden in de jaren 1970. De winsten werden genationaliseerd in het staatsbedrijf Statoil, dat vandaag Equinor heet. Noorwegen haalt dan wel 95 procent van de elektriciteitsproductie uit waterkrachtcentrales, het grootkapitaal stroomt binnen door de export van olie en gas naar het buitenland. De winning van aardolie en gas hebben de economische levensstandaard in het rurale Noorwegen naar voorheen ondenkbare hoogtes getild. Maar die eenzijdige perceptie – intern en extern – ligt veelal gevoelig vandaag; de initiële euforie heeft gradueel plaatsgemaakt voor een zekere schaamte.

Hoe kan een ensemble van zestien artistieke posities een beduidend verschil maken in de machtige industrie van fossiele brandstoffen?

In het Stavanger Art Museum loopt de tentoonstelling Experiences of Oil, een beeldende uitloper van een conferentie die vorig jaar in november plaatsvond. Het is de eerste avond van mijn perstrip en Anne Szefer-Karlsen, co-curator van de tentoonstelling (naast Helga Nyman), nodigt me uit op restaurant. We ontmoeten elkaar in het massief houten interieur van een van de witgeschilderde huizen in het historische stadscentrum. Van meet af aan formuleer ik mijn reserves tegenover de zoveelste artistieke manifestatie die zich kritisch uitlaat tegenover allerlei -ismen – van extractionisme over petrokapitalisme tot ecofascisme – en een vijandbeeld optrekt dat even omvattend is als onvatbaar. Hoe kan een ensemble van zestien artistieke posities, gevat in een museaal tentoonstellingsformat, een beduidend verschil maken in de machtige, alomtegenwoordige industrie van fossiele brandstoffen? Heeft kunst een wezenlijke rol te spelen, of is zij niet meer dan een druppel in de oceaan?

Exhibition view Experiences of oil at Stavanger Art Museum. Artworks from left to right: Farah Al Qasimi, Arrival (2015-2021); Raqs Media Collective, 36 Planes of Emotion (2011); Kiyoshi Yamamoto, Fantasia, descoberta e aprendizagem (2021). Photo: Markus Johansson.

Tijdens ons gesprek weet Szefer-Karlsen mijn scepticisme in zekere mate te temperen. Als een zelfverklaarde geek vertelt die vol enthousiasme over de industrie waarin die zich vastgebeten heeft over de afgelopen jaren. Szefer-Karlsen leidt me langs allerhande politieke intriges, ingenieurskundige hoogstandjes en persoonlijke getuigenissen, en tovert het zwarte goud om tot een kleurenprisma – als een olievlek op natgeregend asfalt. Wat is het heerlijk om de doorwrochte liefde in hun woorden te voelen, ook al is het voorwerp van hun affectie even complex als problematisch. Maar heet dat nu niet, om een catchphrase te hanteren, staying with the trouble? Szefer-Karlsen glimlacht minzaam wanneer ik hen dat zeg, alsof die een bemoedigend schouderklopje krijgt van een intellectuele bondgenote. Donna Haraway heet ze, dezelfde die schreef dat taal ons een uitweg kan bieden uit de klimaatcatastrofe waarin we verkeren. Laten we ervan uitgaan dat haar woorden meer zijn dan een simpele boutade.

Toevallig of niet, tijdens mijn bezoek aan Stavanger was er de VN-klimaatconferentie COP26 in Glasgow.

Zolang lege vliegtuigen massaal in de lucht blijven hangen lijkt er nochtans weinig reden tot optimisme. De ongeziene schaal van planetaire ecocide vereist meer dan ooit een radicaal transitiedenken dat ecologie op economie laat primeren en langetermijnvisie op kortetermijnwinst. Maar enige goodwill in politieke of diplomatieke kringen is ver te zoeken door de verstrengeling van economische, geopolitieke en militaire belangen. Ook van de effecten van klimaatmitigatie valt weinig heil te verwachten. Een graduele vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare energie is helaas een te rooskleurige voorstelling. De Third Carbon Age voorspelt een verdere uitrol van hydrofracking en economische dominantie van peak oil. Wanneer die laatste precies zal plaatsvinden, daarover zijn de meningen verdeeld. In vakliteratuur wordt er gesproken over twin peaks: sommigen beweren dat we er middenin zitten, anderen schatten het eerder op 2030.

Shirin Sabahi, Pocket Folklore (2018). Found objects, vitrines. Dimensions variable. Mouthful (2018). Digital, color, surround sound, Farsi, Japanese, English with English subtitles. Duration: 35 min 53 sec. Works courtesy of the artist. Photo: Markus Johansson

Toevallig of niet, tijdens mijn bezoek aan Stavanger was er de VN-klimaatconferentie COP26 in Glasgow, een fel gemediatiseerd politiek spektakel met hooggespannen verwachtingen. Maar alle goede intenties ten spijt: het Verenigd Koninkrijk plant gelijktijdig het licht op groen te zetten voor de ontginning van een olieveld ten westen van de Shetland Islands in de Schotse Noordzee: 800 miljoen olievaten, goed voor 25 jaar energievoorziening. De hypocrisie van dergelijke beleidsbeslissingen doet zelfs de vurigste idealist de moed in de schoenen zakken.

Apichatpong Weerasethakul en Chai Siris schijnen hun licht op het dagelijks leven van Bengaalse arbeiders in de VAE

In het museum word ik onthaald door een werk van Raqs Media Collective, een modulaire installatie van plexiglazen platen met daarin korte frasen gegraveerd. De kunstenaars haalden hun inspiratie bij een handleiding in Sanskriet uit de 10de eeuw n.C., bedoeld voor dansers om complexe emoties te evoceren aan de hand van fysieke expressies. De manier waarop taal hier – als unusual suspect – poëtisch aan olie wordt gekoppeld, is een elegante verdienste van de curatoren die ook elders in de tentoonstelling merkbaar is. Raqs Media Collective nodigde op hun beurt de Noorse auteur Øyvind Rimbereid uit om een reeks van nieuwe gedichten te schrijven, aansluitend op zijn lyrische meesterwerk Solaris Corrected (2004), opgesteld in een mengvorm van het Stavangers dialect, Duits, Engels, Schots, Fries en Oudnoors. De bijhorende publicatie getiteld AFTR OJL (2021) is aan de inkom van de tentoonstelling te lezen en beluisteren.

Ein deept sea, long befvor human oc tecniik, wind fish svimmande in den dark world, vid augr glinsande. Augr aig kan see long, long in.

Apichatpong Weerasethakul and Chai Siris, Dilbar (2013). Black-and-white HD video projection with sound, looped, suspended glass pane. Commissioned by Sharjah Art Foundation. Courtesy of Sharjah Art Foundation Collection and the artists. Photo: Markus Johansson.

Wat verderop springen de werken van de jonge Farah Al Qasimi in het oog: een serie van suggestieve foto’s getiteld Arrival (2015-2019), interieurs uit de Golfregio waarin de geportretteerde figuren zijn afgesneden of weggelaten. De beeldenreeks wordt gepresenteerd tegen een achtergrond van fotografische blow-ups gedrukt op vinylbehang. Een krachtige visuele reflectie op Al Qasimi’s culturele identiteit en de historische convergenties van de fotografie- en olie-industrie in de regio.

Met een beladen thema als olie is het sowieso curatorieel koorddansen: geen eenvoudige oefening.

Ook de bijdrage van de Iraanse Shirin Sabahi laat zich opmerken. Sabahi maakte een film over Matter and Mind (1977), een sculpturale installatie van de Japanse kunstenaar Noriyuki Haragushi die hij eerst voor Documenta 6 maakte en sindsdien permanent te bezichtigen is in het gerenommeerde museum voor hedendaagse kunst in Teheran. Hij vulde een groot metalen bassin tot aan de rand met meer dan vijfduizend liter stroperige motorolie, een perfect spiegelend oppervlak dat op Richard Wilsons monumentale installatie 20:50 (1987) – lang te zien bij Saatchi – vooruitliep. Voor haar film Mouthful (2018) zocht Sabahi de kunstenaar op in Japan, en volgde ze het restauratieproces in het museum. Een drietal vitrinekasten bevatten de alledaagse kleinoden die door bezoekers in het oliereservoir zijn gegooid, zoals geld in een wensfontein – of om de al te volmaakte reflectie op de proef te stellen? Sabahi’s poëtische installatie oscilleert bewust tussen heden en verleden, toeschouwer en kunstwerk, oost en west, toeval en noodzaak, kunst en leven, sculptuur en architectuur, utopie en heterotopie.

Otobong Nkanga, Wetin You Go Do? Oya Na (2020). Multi-channel sound installation, loop 20 min, 28 sec. Courtesy of the artist. Photo: Markus Johansson.

In hun video Dilbar (2013) laten Apichatpong Weerasethakul en Chai Siris een licht schijnen op het dagelijks leven van Bengaalse arbeiders in de VAE, aan de hand van betoverende zwart-wit beelden — spookachtige manifestaties van een onderdrukte realiteit. Bij de Nigeriaans-Belgische Otobong Nkanga is taal opnieuw prominent aanwezig: Wetin You Go Do? Oya Na (2020), een feilloze geluidsinstallatie met stemmen verdeeld over meerdere kanalen, ingesproken door de kunstenaar zelf, in een constante improvisatie van taal, ritme en intonatie. Nkanga vestigt de aandacht op taal als locus van consensus en dissensus, als een belichaamde, gendered praktijk die nieuwe werelden tot stand brengt. Experiences of Oil is voor mij op zijn best in dat chiastisch samenspel van taal en wereld via de aísthēsis – de ervaring. Het fenomeen olie wordt in zijn inherente complexiteit ontrafeld zonder activistische aanspraken te maken of een vrijblijvende weg in te slaan. Met een beladen thema als dit is het sowieso curatorieel koorddansen: geen eenvoudige oefening.

Het Petroleum Museum richt zich vooral op het bestendigen van een succesverhaal, eerder dan kritisch naar de toekomst te kijken.

Monira Al Qadiri presenteert een reeks zwevende sculpturen: 3D-prints uit plastic bedekt met iriserende verf die het kleurenpallet van olie en water nabootst. De elegante vormentaal heeft ze ontleend aan de agressieve, monsterlijke boorkoppen die bij olieboringen worden ingezet. In een lecture-performance stelt Al Qadiri zich voor dat een toekomstige beschaving de boorkoppen zou aantreffen als een soort van alien technology. De objectofiele verleiding van deze industriële artefacten is moeilijk te verloochenen. Recent heb ik ze trouwens ook bij andere kunstenaars zien opduiken: als onderdeel van Oliver Resslers project Barricading the Ice Sheets in Camera Austria te Graz, en in een installatie van Julian Charrière voor de Prix Marcel Duchamp in Centre Pompidou.

Exhibition view Experiences of oil at Stavanger Art Museum. Artworks from left to right: Monira Al Qadiri, OR-BIT 1-6 (2016-18); Brynhild Grødeland Winther, Drawings on paper. Photo: Markus Johansson.

De curieuze boorbeitels zijn ook te zien bij een bezoek aan het Stavangerse Petroleum Museum — een integraal onderdeel van het persprogramma — waar ze worden opgevoerd als heroïsche attributen in een nationale saga. Het museum richt zich vooral op het vertellen en bestendigen van een succesverhaal – de economische blockbuster getiteld Norway’s Oil Fairytale – eerder dan kritisch naar de toekomst te kijken, zoveel is duidelijk. Nochtans doet de gids zijn uiterste best om te beklemtonen dat er van commerciële inmenging geen sprake is gezien het om een door de staat gefinancierd museum gaat. Maar bij een genationaliseerd fonds van 1,4 miljard dollar is er wel degelijk heel wat belang gemoeid, dat laat zich raden. De gids jaagt zijn bezoekers daarom door de afdeling getiteld Future Challenges met een portret van de achttienjarige Zweedse Greta Thunberg. Ik kijk naar boven en lees een lichtkrant met Obama’s populaire tweet: We are the first generation to feel the effect of climate change and the last generation who can do something about it. De urgentie van zijn woorden blijft jammerlijk in het ijle hangen. Niet enkel ik liep een lichte dégoût op van de ideologische gidsbeurt, ook Lili Reynaud-Dewar (laureate van de Prix Marcel Duchamp 2021) ventileerde op Instagram uitvoerig haar afgrijzen.

Hoe bekritiseren we een fenomeen waar we onlosmakelijk deel van uitmaken? Een post-olietijdperk betekent in ieder geval niet een wereld zonder olie.

Tijdens een wandeling vertelt een vriend – begenadigd persimpresario, niet onverdienstelijk zanger en beloftevol acteur, zijn naam is Arash – hoe hij een groot olieverfschilderij op straat vond en mee naar huis nam, een generisch tafereel van een zeilboot op volle zee. Hij toont me een foto die me onwillekeurig doet denken aan het schilderij dat Marcel Broodthaers op de kop wist te tikken in de toeristische Rue Jacob in Parijs en dat nadien centraal zou komen te staan in zijn ‘boek-film’ Un Voyage en Mer du Nord (1973-74). De Amerikaanse kunsttheoretica Rosalind Krauss greep Broodthaers’ werk aan om te spreken over de post-medium condition waarin de hedendaagse kunst verzeild is geraakt. Die staat niet veraf van de curatoriële aanpak van Experiences of Oil, die voorbij gaat aan de dominantie van olie als economisch medium of ecologische boosdoener, en een doordachte dialoog opzoekt tussen diverse media, met scenografische elementen die doen denken aan een boek. Precies tussen die twee polen – boek en tentoonstelling – tekent het hele project zich af. Een post-olietijdperk betekent in ieder geval niet een wereld zonder olie. Hoe bekritiseren we een fenomeen waar we onlosmakelijk deel van uitmaken? In een bekend essay noemde Irit Rogoff dit embodied criticality: ‘living out the very conditions we are trying to analyse and come to terms with’. Woorden die best op hun plaats lijken voor een tentoonstelling in het hart van de olie-industrie.

INFRACTIONS (2019). Video installation, drawing printed on textile. Duration: 63 minutes. Photo: Markus Johansson.

Voor de laatste dag van mijn persreis staat een cruise door de fjorden op het programma – de toerist uithangen is een guilty pleasure. Samen met enkele andere journalisten en een lichte kater ga ik aan boord van het eerder bescheiden vaartuig. Onder de passagiers herken ik een aantal gasten uit het hotel waar ik de voorbije dagen verbleef: breedgeschouderde, opgepompte mannen en vrouwen die naar Stavanger waren afgereisd voor het IPF World Powerlifting Championship en met wie ik de vorige avond nog de dansvloer deelde. De feeststemming lijkt inmiddels bekoeld. Met een witte zakdoek en gepast gevoel voor drama zwaait Arash ons uit vanop de kade. Onze cruisetocht is toeristisch zoals het hoort te zijn, compleet met een Edvard Grieg-soundtrack die de meest schilderachtige taferelen en dramatische rotspartijen muzikaal begeleidt. Programmatisch varen we langs de Preikestolen – een befaamde Noorse bezienswaardigheid – en vullen een emmer bij de imposante Hengjanefossen-waterval, waarvan de opstuivende watermist het lichtspectrum kitscherig zichtbaar maakt. Een dandy fotograaf van Forbes vertelt me opgetogen hoe hij die dag al vijf regenbogen zag. Ik vraag hem lachend wat hij in godsnaam zal aanvangen met al dat geluk terwijl ik sip van mijn koffie die licht naar vis smaakt, of het moet mijn verbeelding zijn.

Van nature koester ik een gezonde achterdocht tegenover succesverhalen en geluksformules.

In de taxi naar de luchthaven speelt Falling van Julee Cruise op de radio terwijl we Stavanger achter ons laten. Ik denk nog eens aan het Noorse sprookje en aan het simpele vissersdorp dat is uitgegroeid tot een rijke havenstad, de stad uit de populaire dramaserie State of Happiness (Lykkeland). Eerlijk gezegd weet ik niet wat ik van die staat van geluk moet vinden. Van nature koester ik een gezonde achterdocht tegenover succesverhalen en geluksformules, ze zijn me te wereldvreemd. Daarom probeer ik me barmhartig te ontfermen over het twijfelachtige lot van een Belgische kunstjournalist, die met geld van de ambassade voor enkele dagen is overgevlogen om zich kritisch uit te laten over een tentoonstelling omtrent olie, en die nu met een onbestemde twijfel weer op het vliegtuig stapt en de ogen sluit, de nacht in.