Een piano afbreken

Door Emmanuel van der Beek, op Tue Oct 23 2018 22:00:00 GMT+0000

Is nieuwe muziek vooral met zichzelf bezig? Die vraag echode voortdurend mee tijdens de concerten van Transit, het Leuvense festival voor nieuwe muziek, dat dit jaar pal in het verkiezingsweekend viel. Kunst tegenover maatschappij: het contrast kon nauwelijks groter dan tijdens deze editie van Transit, die nochtans beloofde het over democratie te hebben. Staat de intrigerende zoektocht naar nieuwe klanken noodzakelijk los van de actualiteit?

De meningen zijn verdeeld, zondag-namiddag, over The Innocence of Trees (2018) van de Amerikaanse componist Anthony Vine. Terwijl buiten de stemmen geteld worden, maken twaalf strijkers in de Labozaal van het STUK een halfuur lang (te lang volgens sommigen) met uitgestrekte, ijle tonen een soundscape, breekbaar en haast onbeweeglijk, waarin onze gedachten vrij kunnen ronddolen.

We hadden graag zelf rondgedoold in wat Vine een ‘akoestische ruimte’ noemt, maar ook vanop een stoel spreken Vines klanken tot de verbeelding. Wat eerst nog één doffe kleur lijkt, ontwaren we in de loop van het stuk als een samenspel van zoveel meer kleuren. Vine mengt ze behendig. Het is abstracte muziek die niets wil vertellen, maar tegelijk expressiever is dan welk kunstwerk ook. Luisteren naar Vine is als kijken naar Rothko.

Is dat nieuwe muziek? In de aanloop naar Transit vroeg ik via Skype, als videomaker voor het festival, alle componisten die nieuw werk hadden geschreven voor het festival naar een definitie van het genre. De bedoeling was hun twijfel vast te leggen, want ook wij wisten dat de vraag niet te beantwoorden zou zijn. Nieuwe muziek is een fenomeen dat niet in een definitie te vangen is.

Of toch? Misschien staat de beste omschrijving wel gewoon op Wikipedia: ‘For other forms of contemporary music, see Popular music’. Hoewel die zin niet echt deel uitmaakt van het lemma over hedendaagse klassieke muziek, kan je je geen betere definitie voorstellen. Nieuwe muziek omvat alle muziek die vandaag geschreven wordt, behalve wat je weleens op de radio hoort.

Tijdens een Skype-gesprek verwoordde Georgia Nicolaou, een van de Transit-componisten, het zo: het is muziek waar iedereen naar zou moeten luisteren, maar niemand doet het.

Brokstukken geschiedenis

Wie nieuwe muziek wil vatten, moet graven tussen de brokstukken van de muziekgeschiedenis. Want meer dan bij andere muziek die nu geschreven wordt, ligt het genre van nieuwe muziek in het verlengde van wat we nu klassieke muziek noemen.

Als je bij Bach begint en het daarna over Mozart hebt, als je vervolgens via Beethoven naar Mahler en Schönberg gaat en op dat pad blijft doorwandelen zonder een zijweg in te slaan, zou je uiteindelijk in de zalen van Transit kunnen terechtkomen. Dat is waarom je weleens hoort spreken van hedendaagse klassieke muziek en waarom Transit zichzelf de speerpunt noemt van het twintigste- en eenentwintigste-eeuwse repertoire.

Zelfs nog voor je de muziek hoort, vermoed je al: hedendaagse klassieke muziek is allesbehalve klassiek.

Horen we in deze muziek tijdens Transit dan nog Bach of Schönberg? Over een stuk van de Italiaanse componist Tiziano Manca schreef ik vorig jaar dat het leek alsof de muziekgeschiedenis voor onze ogen werd uitgestrooid en klaargemaakt werd voor recyclage. Zo vergaat het veel nieuwe muziek: je herkent flarden uit het verleden, maar ze zijn verknipt, vervormd en verminkt. Componisten rapen die stukken weer op en plakken ze samen tot iets nieuws.

Dat is dit jaar zelfs de expliciete bedoeling van Enno Poppe. In het indrukwekkende Fleisch (2017) breekt hij de rockmuziek af. De brokstukken verlijmt hij tot een nieuwe compositie. Com-poneren is volgens Poppe letterlijk: samen-plakken.

Vaak moeten zelfs de instrumenten, de meest tastbare getuigen van die lange muziekgeschiedenis, eraan geloven. Patricia Alessandrini laat een muzikant van het ensemble Tiptoe Company met een luidspreker langs de snaren van opengebroken piano’s bewegen. De speakers zweven treiterig langs het karkas van het verleden, maar de oude snaren trillen onvermijdelijk mee. De brokstukken van de instrumenten liggen zelfs op lichtbakken tentoongesteld.

Simon Steen-Andersen laat tijdens In Spite Of, And Maybe Even Therefore (2007), vier muzikanten van het Nadar Ensemble hun instrument afbreken. Ook tijdens zijn stuk worden de brokstukken geprojecteerd. Alleen blijft het resultaat hangen in het idee, echt interessant wordt de muziek niet.

Dat is anders bij Tim Mariën. Hij schroeft in zijn atelier al jaren piano’s en andere snaarinstrumenten uit elkaar, bouwt ze om en herstemt ze. Enkele jaren geleden maakte Mariën al een opmerkelijke passage tijdens Transit en ook nu blijkt zijn werk een voltreffer. Tomorrow Started the Game (2018), zorgvuldig uitgevoerd door Tiptoe, is geen effectstuk, maar een doorwrochte partituur die tot het einde boeiend blijft.

In schwingende Systeme, B zijn de instrumenten elektrische tandenborstels, ballonnen en plastic bekertjes.

Herkenbaarheid is duidelijk niet het eerste doel. Bij Poppe hoor je hier en daar muzikale clichés uit de rockmuziek en dat helpt om zijn stuk te vatten. Maar dat Steen-Andersen niet alleen instrumenten afbreekt, maar ook akkoorden uit Beethovens Pianobagatellen, moeten we lezen in het programmaboek. Ook bij Alessandrini hadden we de lijnen uit een vioolconcerto van Bach niet opgemerkt.

Wie de partituren binnenstebuiten keert, zal bij veel hedendaagse componisten sporen uit het verleden aantreffen. Soms was het een inspiratiebron, nog vaker resoneert de geschiedenis onbedoeld in hun werken door. Maar die scherven helpen je niet altijd om de muziek te begrijpen. Net zoals je niet per se iets aan Rembrandt hebt om van Rothko te houden.

Zoektocht naar klank

Zelfs nog voor je de muziek hoort, vermoed je al: hedendaagse klassieke muziek is allesbehalve klassiek. Op het podium liggen instrumenten verscholen achter meterslange kabels, microfoons en versterkers, maar ook naast speelgoedvarkens, gameconsoles en plastic piano’s.

Michael Maierhof, die eerder al een werk voor luchtballonnen schreef, laat opnieuw zien dat alles muziek kan voortbrengen. In schwingende Systeme, B (2016) zijn de instrumenten elektrische tandenborstels, ballonnen en plastic bekertjes. Lisa Streich schreef een werk voor motortjes en instrumenten. Toch klinkt het resultaat allerminst mechanisch, want aan de knoppen zitten muzikanten die de subtiliteit van Streichs partituur haarfijn aanvoelen.

Een blauwe ballon met tape is voor Michael Maierhof net zo goed een instrument © Mark Rietveld

Toch was een van de hoogtepunten van het festival een werk voor klassieke instrumenten. In 4 Fragments (2018) van Frederik Neyrinck spelen een basklarinet en een contrabas vier miniaturen, waarbij ze telkens in een andere positie staan ten opzichte van elkaar. Dat is het concept, de rest is een zoektocht naar hoe muziek kan klinken. Neyrinck tast voorzichtig alle mogelijkheden van de twee basinstrumenten af, kijkt waar de klanken elkaar kunnen vinden in een subliem samenspel.

Neyrinck is niet de enige componist die niets dan klank beoogt. Ook Stefan Van Eycken zoekt in Landscape with absent figures (2018) naar nieuwe klanken voor het strijkkwartet. Het werk klinkt, zoals de titel doet vermoeden, als een schilderij vol details en kleuren, waarin hooguit in de verte iemand te bespeuren valt. Voor Van Eycken waren de poëzie van Philippe Joccottet, de houtgravures van Hasui Kawase en de films van Hirokazu Kore-eda inspiratiebronnen. Namen die je niet hoeft te kennen om het werk te beluisteren. Maar als je ze googelt krijgt het muziekstuk nog meer diepte.

Die afstand tussen inspiratiebron en het uiteindelijke stuk is, anders dan je op het eerste gezicht zou denken, een verademing. Het biedt ruimte aan een eigen invulling, je kan je eigen beelden kwijt op de muziek.

Chernyshkov wil een statement maken: wat een onzin dat muziek ergens over moet gaan.

Als de afstand te klein wordt, zoals bij Black Sand (2018) van Georgia Nicolaou, hoor je enkel nog wat de componist wilde dat je zou horen. Nicolaou verklankt de zee en dat lukt goed. Alleen hoor je tijdens het stuk niet meer dan dat. In een film zou Black Sand het geluid van de zee kunnen vervangen, maar de muziek zelf mist de diepte die de werken van Neyrinck en Van Eycken wel hebben.

Misschien moet muziek gewoon nergens over gaan. Alexander Chernyshkov liet in het programmaboek een ingebeelde nonsensdialoog afdrukken over de verlichte staat van walrussen. Het zijn boeiende dieren, vult Chernyshkov tijdens de inleiding op het concert aan, en ik vroeg me af of ze konden denken.

Hij moet lachen wanneer de moderator een beeld van een walrus projecteert. Alsof zijn stuk, of the enlightened state of walruses (2018), iets met walrussen te maken heeft. Chernyshkov wil volgens mij een statement maken: wat een onzin dat muziek ergens over moet gaan.

Of the enlightened state of walruses is even absurd als de titel doet vermoeden. We horen een koor van elektromagnetische motoren, een duet van versnelde gesprekken, een jazzsolo van een met plastic buizen omgebouwde bastuba. Chernyshkov verknipt wat hij kent, rekt het uit, vervormt het en gooit het voor onze voeten neer.

'Of the enlightened state of walruses' is even absurd als de titel doet vermoeden © Mark Rietveld

Niet elke passage zou je meteen muziek noemen, maar het effect is er niet minder om: na het concert blijft het nog een tijdje lastig om met mensen te praten zonder enkel de klanken te horen. Een componist vertelde me ooit over zijn grootste compliment: dat zijn stuk de luisteraar anders deed luisteren naar alledaagse klanken. Dat is precies waar Chernyshkov in slaagt.

Veel muziek die je tijdens Transit hoort, zet een koevoet onder onze alledaagse beleving van geluiden en wrikt die los. Ze maakt onze oren open voor de meest absurde klanken. Dat is waarom hedendaagse muziek bij een eerste beluistering wel afstandelijk moet klinken, anders zou ze haar doel voorbijschieten.

Transit is de bruisende vrijplaats waar in stilte de weg wordt gebaand voor de klanken van de toekomst.

Tegelijk zorgt die afstandelijkheid ervoor dat de muziek die je tijdens Transit hoort, paradoxaal genoeg toegankelijker is dan welke muziek ook. De afstand tussen jou en de muziek zal er altijd zijn, maar geen enkele vorm van voorkennis helpt je die kloof te overbruggen. Zo bekeken kan iedereen een sprong wagen in de nieuwe zee van klanken.

Gesloten laboratorium

Transit is een pleisterplaats voor componisten, muzikanten, musicologen, concertorganisatoren. Als er een bom valt op deze zaal, blijft er van de Vlaamse nieuwe muziekscène niets meer over, hoorde ik een componist het ooit treffend samenvatten.

Maar dat het publiek enkel zou bestaan uit mensen die het wereldje kennen, is een cliché. Op Transit zie je – ze vormen het grootste deel van het publiek – ook veel andere nieuwsgierigen. Toch kan je er niet omheen dat het om een klein publiek gaat. Of dat aan het festival ligt, is maar de vraag, maar niet iedereen vindt even makkelijk zijn weg naar het laboratorium van de toekomst.

Dat laboratorium is nochtans een boeiende plek. Het is de bruisende vrijplaats waar in stilte de weg wordt gebaand voor de klanken van de toekomst. Nostalgische musicologen vertellen graag over het zeventiende-eeuwse Firenze. Daar kwamen componisten, dichters en geleerden samen in camerate met één expliciet idee: de muziek vernieuwen. Daar werd de opera geboren.

Ook Transit is zo’n camerata. Maar anders dan in de zeventiende eeuw staan de deuren open voor iedereen. Waarom komt niet iedereen kijken?

Jessie Marino maakt met tv-schermen een verbinding met de buitenwereld © Emmanuel van der Beek

Misschien ligt het wel aan de muziek zelf. Als Transit een staalkaart zou zijn van alle nieuwe muziek (dat is niet zo), dan mist die muziek elke connectie met de buitenwereld. Een uitzondering was vorig jaar het concert van vocaal ensemble HYOID. Voor hen schreef Jennifer Walshe History of the voice (2017) een compilatie van YouTube-materiaal, met knipogen naar de popcultuur en sneren naar hoogdravend wetenschappelijk onderzoek.

Het slotconcert van de editie van dit jaar ligt in dezelfde lijn. Jessie Marino verhakselt in Nice Guys Win Twice (2018) alledaagse gebaren, eindeloos geleuter van politici en de meest absurde televisiefragmenten. Het resultaat kan niet tippen aan History of the voice, maar bewijst evenzeer dat nieuwe muziek niet noodzakelijk op zichzelf hoeft te staan.

Jennifer Walshe en Jessie Marino lijken de muren van de niche bewust tegen de grond te gooien. Maar is dat de enige manier? We hadden gehoopt enkele antwoorden te horen tijdens de sofagesprekken. Die interviews maken sinds enkele jaren deel uit van het festival en zouden dit jaar gaan over democratie. Alleen wordt de vraag naar publieksverbreding (die alomtegenwoordige term) niet gesteld.

Musicoloog Robert Adlington zou het met zijn gasten hebben over democratie © Emmanuel van der Beek

In plaats daarvan gaan de gesprekken over hoeveel keuzeruimte muzikanten krijgen van een componist en over hoe nieuwe muziekensembles intern georganiseerd zijn. Het gaat niet over het publiek, maar over de muziek. Tijdens Transit is nieuwe muziek, lijkt het, inderdaad met zichzelf bezig.

Transit-muziek is weerbarstig, muziek die vecht tegen de maalstroom van het twittertijdperk.

Blijft de vraag of dat erg is. Transit geeft plaats aan een zoektocht naar esthetiek die op weinig andere plaatsen zou kunnen bestaan. Zaterdagnamiddag horen we Tanz/haus (2017) van James Dillon, een hermetisch concertstuk van een klein uur dat niks met de buitenwereld te maken wil hebben. Tegelijk is het een stuk met zoveel lagen, dat je erin kan blijven graven en ontdekken. En net daarom is muziek als deze zo relevant.

Transit-muziek is weerbarstig, daar kom je niet onderuit. Maarten Beirens, curator van Transit, verwoordde het ooit zo: een hermetisch stuk toont ons een niveau van complexiteit dat niet in 144 tekens te vatten is. Muziek die vecht tegen de maalstroom van het twittertijdperk dus.

Nieuwe muziek is muziek die iedereen kan aanspreken © Emmanuel van der Beek

Net als de kleuren van Rothko kunnen de klanken van Vine een broodnodige kritiek formuleren op de oppervlakkige alledaagsheid, een engagement dat alleen het meest autonome kunstwerk kan aangaan. Zo’n tegengewicht kan nu eenmaal niet eenvoudig klinken. Maar net als Rothko kan deze muziek, net omdat ze losgezongen is van alles wat we kennen, iedereen aanspreken.

Hoe nodig je meer mensen uit, zonder je identiteit aan diggelen te gooien? Het is een razend moeilijke vraag, maar ze moet dringend gesteld worden. Niet omdat meer bezoekers voor meer inkomsten zorgen of omdat kunst voor een niche niet mag bestaan, wel omdat de zoektocht naar nieuwe klanken te interessant is om niet aan meer mensen te laten zien.

Een voorstel dat ik graag tijdens deze editie had horen vallen: volgend jaar brengt elke trouwe Transit-bezoeker één vriend mee die deze nieuwe klanken nog nooit heeft gehoord.